Hoe krijgen we de raad mee?

Op zoek naar een gemeenschappelijk referentiekader

We hebben een heel traject doorlopen met de bewoners, hoe krijgen we nu de raad mee? Dit is vermoedelijk de meest gehoorde verzuchting van ambtenaren, burgerinitiatiefnemers, burgemeesters en wethouders in ons DNA-lab. Het is een wonderlijke vraag; de raad is toch onze volksvertegenwoordiging? Tegelijk is het een begrijpelijke vraag: gemeenteraden hebben nu eenmaal een eigen dynamiek.

Het aardige van de DNA-labs was dat deelnemers vanuit alle gremia van de lokale politiek eraan meededen; dus de raadsleden waar nog weleens over gesproken wordt, daar kon nu zomaar mee gesproken worden. Dat leidde in eerste instantie tot betrekkelijk voor de hand liggende stappen: het is mogelijk om met raadsleden te praten (echt waar!).  Je kan ze vragen deel te nemen aan de gesprekken met bewoners, zodat ze weten wat daar gebeurt, hun eigen ideeën in de praktijk toetsen en daar later in de raad je voordeel mee doen. Tenminste één deelnemer rapporteerde twee sessies later over de resultaten: raadsleden enthousiast, verrijking van gesprek met bewoners en nieuwe energie in zijn traject.

DEMOCRATIE NABIJ & LOKALE HELDEN
Vanuit het programma Lokale Democratie in Beweging is een groep mensen gedurende vier maanden ondersteund bij hun initiatief om de lokale democratie te verbeteren door middel van het DNa-lab (DNa staat voor Democratie Nabij). Deze vernieuwers zijn onder andere ambtenaren die nieuwe gesprekken met bewoners vormgeven, raadsleden die anders debatteren en inwoners die bij de gemeente ruimte maken voor hun betrokkenheid.
Over de idealen, frustraties en nieuwe inzichten van de negentien vernieuwers die aan het DNa-Lab deelnamen, hebben wij een reeks artikelen geschreven: in vijf korte verhalen en acht dwarsblikken, leest u meer over de avonturen van de lokale helden van nu. De verhalen zijn niet één op één op de vijf bijeenkomsten en deelnemers van het DNa-Lab gebaseerd. Zonder deze bijeenkomsten hadden deze verhalen echter niet verteld kunnen worden.
Deze reeks wordt op platform O gepubliceerd. 
Wij nodigen lezers uit op deze verhalen en dwarsblikken te reageren. Uw reacties verwerken wij in de definitieve artikelen en in een slotbeschouwing die eind september op papier (analoog) door het programma Lokale Democratie in beweging zal worden gepubliceerd.

In tweede instantie is het misschien toch ingewikkelder. Een gemeenteraad met 29 leden van 13 verschillende partijen: moeten die allemaal naar elk bewonersgesprek? Is het dan nog wel een bewonersgesprek? En het gaat dieper: want behalve dat raadsleden onze belangen en ideeën vertegenwoordigen, vertegenwoordigen ze ook onze verschillen. Om gekozen en herkozen te worden, zullen ze toch iets van die verschillen zichtbaar en tastbaar moeten maken en misschien wel meer. Daar komt dan gelijk die ‘eigen dynamiek’ om de hoek die zich beleidsmakers, bestuurders en burgers vertwijfeld kan doen afvragen ‘hoe ze de raad meekrijgen’.

Een van de deelnemers aan het DNA-lab merkte op met een hele kist aan verandermanagementtechnieken toch geen invloed te kunnen uitoefenen op de werkwijze van de raad. Al pratend ontstond de analyse dat verandermanagement typisch gereedschap is voor mensen binnen een organisatie die gebonden zijn aan dat bedrijf. Raadsleden daarentegen zijn op cruciale wijze en momenten soeverein en onafhankelijk van elkaar. Ze zijn op een organisatieachtige manier verbonden aan hun eigen fractie en politieke organisatie, maar juist niet aan een gezamenlijk raadsidee waarin ‘alle neuzen dezelfde kant op staan’ of iets van vergelijkbare managementaard.

Wellicht kan een vergelijking uit de sportwereld dit verschil verder verhelderen. Wat klassieke  verandermanagers proberen, is veranderen om te excelleren in het spel. Denk aan het werk van trainer Pep Guardiola vroeger bij voetbalclub Barcelona, waar hij nieuwe manieren introduceerde om het spel te spelen en de tegenstander te overrompelen. Het veranderen van raadswerk is echter beter vergelijkbaar met het sleutelen aan de opzet van een spannende competitie. Zo zijn wij in Europa gewend dat zwakke clubs uit een competitie ‘degraderen’ en vervangen worden door clubs die ‘promoveren’ uit een lager niveau. De Amerikaanse basketbal league (NBA) organiseert haar competitie heel anders: in plaats van degradatie, geeft zij zwakkere ploegen de first pick op de transfermarkt van instromend talent. Zo kunnen zwakke teams ook weer topteams worden – en wordt de competitie minder voorspelbaar. Belangrijk is om te beseffen dat de raadsleden zowel de spelers zijn, als de hoeders van de competitie – ingewikkeld dus.

Wij zien dat veel gemeenteraden enthousiast experimenteren met nieuwe werkvormen die het hart van hun opdracht raken. De website van de VNG beschrijft onder het kopje vergadermodellen meer dan zestig voorbeelden van gemeenteraden die actief met elkaar afspreken om de vergaderingen anders te doen. Veel voorkomend is het drietrapsvergadermodel BOB (Beeldvormen, Opiniëren/Oordeelsvormen, Besluitnemen) dat expliciet ruimte organiseert voor raadsleden om eerst te oriënteren en daarna pas stelling te nemen en het debat aan te gaan. Maar ook komen voor: rondetafelgesprekken, politieke markt, gemeenteraadsspreekuur, etcetera.

Wat wij niet tegenkwamen (suggesties welkom!) is wat dieper gravend onderzoek naar deze en andere vergaderpraktijken en hun betekenis voor het democratisch functioneren. Een aantal gemeenteraden evalueerde wel zijn nieuwe vergaderpraktijk, maar keek dan alleen naar de ervaringen van de raadsleden en verzamelde hun tips (zie bijvoorbeeld de evaluaties van BOB vergaderen in Lelystad en Steenbergen). Wat we niet tegenkwamen is onderzoek naar de wijze waarop de nieuwe aanpak de onderlinge dynamiek veranderde.

Veranderen van vergadermethode, verandering van werkwijze van de raad vergt een gemeenschappelijk referentiekader op een hoger abstractieniveau dan het raadswerk zelf. De veelheid aan initiatieven van gemeenteraden met andere vergadermethoden illustreert dat er een breed gedragen gevoel leeft dat andere omgangsvormen tot andere resultaten kunnen leiden. En dat dat nodig is. Naast de NBA-vergelijking die we hierboven aanstipten, zou je ook de vergelijking kunnen maken met de manier waarop we conflicten zijn gaan bestuderen: je kan het conflict zelf bestuderen (wie wint, hoe doen ze dat), maar je kan ook kijken naar de wijze waarop de conflicterende partijen opereren en dan ontdekken dat er met andere gespreksvormen, andere uitkomsten ontstaan. Zo levert buurtbemiddeling een alternatief op in plaats van de buurman voor de rechter dagen, met meestal ook een andere uitkomst. En zo lijken meer in het algemeen conflicten tussen twee partijen in betere banen geleid te kunnen worden in termen van schade/voordeel die ze elk behalen, als er wegen worden gevonden voor partijen om zich niet vast te bijten in hun standpunt.

De situatie in een gemeenteraad is veel ingewikkelder. Niet alleen zijn hier meer actoren, maar ook zijn de aard van conflicten – als daar al sprake van is – veel meer onbepaald. In dit licht is het eigenlijk onbegrijpelijk dat de default setting voor raadsvergaderingen ‘het debat’ is waarin je geacht wordt je standpunt ingenomen te hebben en dat van de ander te bestrijden. In dit licht is het ook zeer begrijpelijk dat veel raden op zoek gaan naar meer constructieve manieren om met elkaar hun gemeente vorm te geven.

Wat hieraan zeer zou bijdragen, zijn meer uitgewerkte beelden van wat hiervoor het hoger abstractieniveau werd genoemd. De woorden, de begrippen, een taal waarmee gemeenteraadsleden met elkaar kunnen spreken over hun gezamenlijke opdracht van het vormgeven van goede democratie opdat ze op de inhoud meer betekenisvol met elkaar van mening kunnen verschillen. We zagen hiervoor dat er in de sport taal is om over de wedstrijd te spreken én om over de kwaliteit van de competitie te spreken. We zagen hiervoor dat er taal is om een conflict aan te gaan én om over de aard van conflicthantering te spreken. Op die manier zou je ook taal wensen om naast het politieke debat ook over de aard van de politieke interactie te kunnen spreken. Die taal is ook nodig om nieuwe raadsleden van meet af aan te kunnen betrekken in het gesprek over hun raadswerk, over de vormgeving van hun rol, zodat ze niet eerst volledig gegroomed worden in bestaande structuren om pas halverwege de rit te ontdekken dat ze hun keurslijf knellend vinden, om pas tegen het eind van hun termijn te ontdekken dat het misschien ook anders kan om vervolgens te zien hoe hun opvolgers in een nieuwe periode eenzelfde cyclus doorlopen.

De taal die raadsleden helpt te reflecteren op hun gezamenlijk vormgeven van de lokale democratie is niet van of voor de raadsleden alleen. Eenieder die hier inhoud aan weet te geven, helpt vooral ook de omgeving van de raad. Zodat we de toch wat neerbuigende verzuchting ‘hoe krijgen we de raad mee?’ nooit meer hoeven te horen uit de mond van ambtenaren, wethouders, burgemeesters en andere burgers.

Dit artikel is onderdeel van een reeks over de vernieuwing van het lokaal bestuur (zie kader). Lees hier de andere gerelateerde artikelen:

Het bevlogen raadslid uit Abbekerk
De ervaren wethouder
Spreken over de kwaliteit van democratie
Kraamkamer voor lokale democratie
Over kwaliteit van samenleven
Participatie als spiegelpaleis
De vreemde eend
Onze democratische instituties een beetje serieus nemen

Vond je dit artikel interessant? Lees alle artikelen van: Krijn van Beek en Henk Gossink
Deel dit artikel

Er zijn nog geen reacties op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*