Een politieke, maar toch vrolijke autobiografie


Was vroeger alles beter? Het gevoel bekruipt Lex Cachet nu en dan, wanneer hij de autobiografie leest van Ed Nijpels. De biografie is een prettig, luchtig boek, maar geeft tegelijkertijd een inkijkje in hoe het er in verschillende bestuurlijke gremia nou echt aan toe gaat.

De huidige politiek lijkt vooral gekenmerkt te worden door fragmentatie, polarisatie en slechte persoonlijke verhoudingen. Politici en bestuurders worden niet alleen regelmatig vanuit de samenleving bedreigd. Soms bedreigen ze ook elkaar. Tot in de Tweede Kamer aan toe. Een slechte zaak, die veel burgers sterkt in hun toch al sluimerende afkeer van ‘de politiek’. De recente verkiezingen voor Provinciale Staten en vooral de debatten die eraan voorafgingen zullen daar ook geen goed aan hebben gedaan. Dat veel burgers in meer of mindere mate een afkeer van de politiek hebben of krijgen, doet de democratie geen goed. Dat zal duidelijk zijn.

Meer inhoud, meer plezier
Ik behoor allerminst tot de school die vindt dat vroeger alles beter was. Dat is ook niet zo. Het was vroeger hoogstens anders en de problemen, die er natuurlijk ook toen waren, waren ook anders; niet per definitie minder ernstig. Toch bekroop me bij het lezen van de politieke autobiografie van Ed Nijpels wel het gevoel dat de verhoudingen in de politiek in ‘zijn’ tijd niet alleen anders waren maar ook beter: zakelijker qua inhoud en plezieriger qua persoonlijke relaties onderling.[1] Of dat positievere beeld vooral aan Nijpels ligt – iemand die altijd en overal het positieve en plezierige weet te ontdekken – of aan het politieke klimaat in de periode waarin hij actief was, valt moeilijk te zeggen. Laat ik het er maar op houden dat beide een rol spelen. Maar de lichtheid die typerend is voor deze autobiografie riep bij mij toch wel wat nostalgische gevoelens op; nostalgie naar een tijd dat het politieke spel minder verbeten en agressief werd gespeeld dan nu.

‘Nijpels is in zijn huidige rol een soort Nederlandse Al Gore’

Toch laat ook Nijpels in deze memoires zien dat het vroeger echt niet allemaal beter was. Hij kijkt, bijvoorbeeld, met weinig genoegen terug op zijn rol als fractievoorzitter (‘de vreselijkste tijd uit mijn loopbaan’, p. 102), als minister had hij niet echt een goede relatie met de premier, ‘een slimmerik als Ruud Lubbers’ (p. 126) en ‘De bemoeienissen van Ruud Lubbers vanaf de zijlijn vormden echter een belangrijke hinderpaal’ (p. 130/131). Door politieke intriges liep hij ooit de positie van commissaris van de Koning in Gelderland mis (p.120).
Maar positieve ervaringen overheersen, als hij terugkijkt. Nijpels had een klassieke VVD-carrière; hoewel hij daar zelf een wat ander beeld van heeft (p.213). Vanuit de jongerenorganisatie van de VVD, de JOVD, naar de Tweede Kamer. Vanuit de Kamer naar het ministerschap en vervolgens maakte hij zijn jeugddroom waar: hij werd burgemeester (in Breda). Na een kort uitstapje naar het bedrijfsleven keerde hij terug in het openbaar bestuur als commissaris van de Koningin; niet in Gelderland maar in Friesland. Na die functie ontwikkelde hij zich tot de nationale klimaatpaus (p.249); een soort Nederlands Al Gore. In die laatste rol lijkt hij, nationaal en internationaal in veel opzichten een vroege voorloper van het huidige debat over klimaatverandering, CO2 en stikstof. Met spijt constateert hij ‘dat we in 1989 een geweldige kans hebben gemist’ om de wereldwijde uitstoot veel eerder en sneller dan nu gebeurt naar beneden te brengen (p. 151).

‘Het boek van Nijpels is leesvoer voor bestuurskundigen’

Dat Nijpels intens van al die uiteenlopende functies genoot, spat als het ware van iedere bladzijde van dit boek af. Opvallend genoeg, voor een VVD-er, voelde hij zich nog het minst senang in het bedrijfsleven. Zijn eigen conclusie is dat hij toch duidelijk beter op zijn plaats was binnen het openbaar bestuur.

Aanstekelijk enthousiasme
Voor diepgravende analyses en theoretische vergezichten hoef je dit boek niet te lezen. Die ontbreken. Dat ik het boek toch met veel plezier heb gelezen hangt met twee zaken samen. Allereerst met het aanstekelijke enthousiasme waarmee Nijpels terugkijkt op zijn vele functies binnen het openbaar bestuur. Hoewel hij, natuurlijk, ook schrijft over problemen, conflicten en mislukte avonturen overheerst toch een positieve insteek.
Functies binnen het openbaar bestuur hebben zin. Ze bieden mogelijkheden om iets bij te dragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen. Ze bieden ook, zeker als burgemeester, mogelijkheden om op vele manieren iets te betekenen voor mensen. Ik denk dat Nijpels heel authentiek is wanneer hij daar enthousiast over vertelt. Wat ook voor hem pleit is dat hij zijn politiek-bestuurlijke werk serieus neemt maar tegelijkertijd ook in staat is zichzelf te relativeren: ‘Daarbij vind ik wat lichtheid en humor essentieel op zijn tijd. Grappen zijn de smeerolie in een gesprek’ (p. 161).

‘Feitelijke empirische kennis over het openbaar bestuur is schaars in Nederland’

De andere reden waarom dit boek me aanspreekt zijn de mooie doorkijkjes die het biedt in het feitelijk functioneren van veel gremia binnen het openbaar bestuur. Dit boek biedt veel trefzekere observaties over de praktijk van het Nederlandse openbaar bestuur. Er zijn ook maar weinigen in Nederland die, net als Nijpels, de ‘bestuurlijke grand slam’ – Tweede Kamerlid, minister, burgemeester en commissaris van de Koning – hebben gerealiseerd (p. 204). Dergelijke feitelijke empirische kennis is nuttig maar in Nederland ook vrij schaars.
Hoewel het de laatste jaren misschien wat beter gaat is het schrijven van politieke memoires in Nederland niet echt een populair tijdverdrijf voor gepensioneerde politici en bestuurders. Alsof men zich geneert om zichzelf zo sterk in de schijnwerpers te plaatsen; overigens iets waar Ed Nijpels dan weer weinig last van lijkt te hebben. De overheersende terughoudendheid is vooral jammer omdat we daardoor relatief weinig inside verhalen hebben over hoe het er in de dagelijkse praktijk van het openbaar bestuur aan toe gaat. Dergelijke verhalen zijn boeiend, zoals dit boek laat zien. De feitelijke verhalen zijn echter ook onontbeerlijk voor wie zich wél aan analyses en theoretiseren wil wagen. Leesvoer dus voor bestuurskundigen maar zeker ook voor andere liefhebbers van dit genre.

Bibliografie
[1] Ed Nijpels, Nooit wachten op later. Alfabet Uitgevers, 2022.

Vond je dit artikel interessant? Lees alle artikelen van: Lex Cachet
Deel dit artikel

Er zijn nog geen reacties op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*