Het aardgas en wij


De opdracht van het openbaar bestuur is dat je iets gedaan krijgt. De politiek moet leveren, en daarvoor zijn delivery units. Het is de vraag of dat niet een te simplistische benadering is. Het openbaar bestuur moet toch ook voor samenhang zorgen, voor leiderschap, voor democratische processen en fatsoenlijke bejegening van mensen?

Trump levert aan zijn aanhang, want hij komt beloften toch na? Hij is gekozen om zijn amateurisme, zijn positie als buitenstaander: drain the swamp. Maar een goed bestuurder is hij daarmee dan nog niet.

Ik kijk naar het thema dat onze politiek de komende jaren zal beheersen, de ontkoppeling van het aardgas en de rol van de politiek in die energietransitie. Hoe goed doet Minister Wiebes het? Levert hij het product dat hij als openbaar bestuurder moet leveren?

Op het eerste oog lijkt het wel zo. Hij neemt flinke stappen, de gaskraan wordt dichtgedraaid, de termijnen versneld. Maar zijn wittebroodsweken met de Groningers duren maar kort. Huizen versterken kost echt geld, dus dat moet een slag voorzichtiger: daar begint het weer, denken de Groningers. Gelijk hebben ze.

De gesprekken in het parlement gaan ook vooral over de vraag wat nu? De gemeenten zullen het moeten doen, de transitie van het aardgas, naar andere warmte, maar hoe gaan ze ‘het’ doen? Daarover zijn de twijfels aanzienlijk. Ik probeer maar een paar redeneringen uit. Die zijn zowel ondersteunend als kritisch naar het beleid van Wiebes.

De vergelijking met de stadsvernieuwing uit de jaren zeventig en tachtig dringt zich op. Er moest veel gebeuren en het lokale uitvoeringsapparaat had er nogal moeite mee. De wethouders die wilden tuigden een projectorganisatie op, die de hiërarchische staande organisatie nogal onder druk zette. Max v.d. Berg deed dat in Groningen. Waarom ontstond die druk? Misschien omdat alle standaarden niet meer golden en de politiek moest controleren wat er gedaan werd.

‘Alleen een missie is niet genoeg’

Landelijk werd een missie voor de stadsvernieuwing geformuleerd, met stevige rollen van Marcel van Dam en vooral Jan Schaefer, met zijn lokale wortels in Amsterdam. Maar alleen een missie is niet genoeg. Pas met de Interim Saldo Regeling ontstond er wat budgettaire zekerheid voor gemeenten en kwam er een beetje gang in de uitvoering.

Hoe gaat het nu met de warmtetransitie? Op internet struikel ik over een rapport Missions, in opdracht van de Europese Commissie geschreven door Mariana Mazzucato. Zij, docent innovatie, vraagt zich af wat er te leren valt van bijvoorbeeld het Apollo-programma, of liever: de aankondiging van Kennedy dat de Verenigde Staten voor het einde van de jaren zestig een man op de maan zou zetten. Dat was nog eens een missie afkondigen! In een voorwoord schrijft ze:

‘A key lesson is that missions must be bold, activating innovation across sectors, across actors and across disciplines. They must also enable bottom up solutions and experimentation.’

Dat van die bottomup solutions en experimenten is van betekenis. Daar moet een missie aan voldoen. Dat is nog niet zo gemakkelijk. Maar hoe gebeurt dat wonder?

Een centraal punt, zoals dat bleek in de stadsvernieuwing, is hoe de bestuurscultuur aan te passen. Dat lukte niet echt met de staande organisatie.  Zoals een bestuurskundige uit die tijd het formuleerde: ‘Een centraal gezag over complexe systemen in een turbulente omgeving is dom omdat de variëteit, de leercapaciteit van het centrum, te klein is om de gestelde taken te vervullen.’ (Van Gunsteren, 1976)

Het lijkt me nog steeds een waarheid als een koe. Ook een gemeentebestuur met een sterk bezet en goed functionerend ambtelijk apparaat, zal zich in de omvang en de ingewikkeldheid van deze taak verstrikken. Toch is het precies dit, waartoe het nationaal beleid dreigt op te roepen: gemeenten, kom op, doe je best, roepen Wiebes, Samsom en Nijpels unisono. ‘Kom van dat gas af, kwaarschuw niet meer.’

Het lijkt mij dat het wat ingewikkelder is dan dit. Wat moet er in bestuurlijke zin gebeuren om de warmte transitie in de bestaande woningvoorraad (ruim 7 miljoen woningen) in de beperkte tijd die er voor staat, op gang te brengen?

Bovenstaande vraag is natuurlijk vrij gemakkelijk neer te schrijven, maar er is een antwoord? Nog eens de gelijkenis met de stadsvernieuwing. Na het verhelpen van de oorlogsschade aan de steden, werd een grote woningbehoefte en achterblijvende woonkwaliteit steeds duidelijker. Maar hoe die immense taak van vervanging, verbetering en nieuwbouw aan te pakken?

VROM had er regelingen voor: de 80%-regeling, regelingen voor sanering en reconstructie. Maar echt vlot ging het niet, totdat de interim saldo regeling kwam, als voorloper van de wet. Ineens kregen de gemeenten voldoende zekerheid in financiële zin.

Jan van der Ploeg in Rotterdam en Jan Schaefer in Amsterdam voerden de gemeentelijke troepen aan. De taak was lastig, door veel particulier bezit; die eigenaren wilden wel mee werken, mits het haalbaar voor hen was.

Probleem was ook de transitie: hoe kom je van de oude situatie naar de nieuwe? In Amsterdam werd de Bijlmermeer gebouwd, want er moesten woningen zijn voor stadsvernieuwingsurgenten.

‘De sleutel ligt niet bij gemeentelijk sturingsdrift’

De sleutel ligt niet bij gemeentelijke sturingsdrift. De taak is veel te groot voor de lokale bureaucratie. Gemeenten zullen moeten denken over de taak die hen wacht, over de blokkades bij het uitvoeren daarvan en over de organisatievormen die daarvoor oplossingen bieden.

Wie hebben we nodig?

  • De installatiewereld: gasloos betekent beter isoleren, minder warme installaties, andere energiebronnen.
  • De bouwwereld: de transitie is zo ingrijpend dat de combinatie met woningexploitatie en verbetering en modernisering van vastgoed moet worden gemaakt.
  • De financiële wereld: met de warmte transitie is veel geld gemoeid, dus originele vormen van financiering zullen nodig zijn, zoals een financiering, die aan het vastgoed gekoppeld blijft.
  • De wereld van de zorg: ingrijpende verbouwing van de bestaande woningvoorraad zal het leven van bejaarde bewoners en mensen met een beperking zeer ontregelen.

Ik geloof niet dat ik hiermee veel nieuws beweer. Maar de gemeenten kunnen niet wachten op de initiatieven die in de samenleving zullen opborrelen. Het gaat niet vanzelf, zo maakte de stadsvernieuwing duidelijk.

Maar ik vrees dat het de fuik is voor veel gemeenten: we wachten op initiatieven vanuit de samenleving, want wij begrijpen heel goed dat we het alleen samen kunnen klaren; dat is ongeveer het gevoel. Alleen: de samenleving zal de kat uit de boom kijken, want de kosten zijn groot en de problemen liggen nog jaren verderop.

Goed besturen betekent dat je in de samenleving de voorwaarden schept, waardoor je impulsen krijgt in de richting, die je noodzakelijk vindt. Hoe dat moet? Een prijsvraag voor duurzaamheid lijkt een beetje schamel antwoord. Daarmee vinden we geen nieuwe wegen en systemen.

Platform 31 is erfgenaam van een experimententraditie in bouwen en wonen. Het zou voorop kunnen gaan in het zoeken naar nieuwe wegen. Ook het rijk moet iets. Hoe gaan we deze klus aanpakken?

Vond je dit artikel interessant? Lees alle artikelen van: Tom van Doormaal
Deel dit artikel

Er zijn nog geen reacties op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*