De sociale kwestie vandaag


Trump verlaagt de belasting voor de werkgevers, zodat die meer banen kunnen scheppen voor de ontslagen arbeiders. Die arbeiders komen uit de verouderde industrie. Ook voor zieken en gehandicapten, die Obamacare en voedselbonnen kwijt raken, moeten er banen komen. Het kost ons geen moeite de wreedheid en hypocrisie daarvan in te zien. Het beleid berooft mensen eerst van hun middelen van bestaan, in de hoop dat de economie het goed zal maken.

Ons ministerie van SZW, met socialistische bestuurders, schrijft aan de Tweede Kamer op 24 april 2017 dat ‘versterking van dienstverlening aan werkgevers duurzaam verbeterd moet worden, zodat meer mensen met een uitkering aan de slag komen’. Vreemd: het lijkt mij sociaal beleid om degenen met een uitkering sterker te maken. Het causaal verband tussen diensten aan werkgevers en meer banen voor uitkeringstrekkers spreekt niet vanzelf.
De overeenkomsten zijn ongemakkelijk. Trump breekt het sociale beleid van zijn voorganger af, met een verhaal over banen. Alleen, die banen zullen niet beschikbaar komen voor zieken, gehandicapten en mensen met een verouderde opleiding. Het beleid op onze arbeidsmarkt doet ongeveer het zelfde. Ook SZW gelooft dat het steunen van werkgevers gaat helpen bij banen scheppen, m.n. voor kwetsbaren en gehandicapten. Maar de Participatiewet begint met problemen te scheppen.
Is de tegenstelling tussen werkgevers en arbeiders verouderd? Twijfels: natuurlijk verandert de technologie het productieproces. Maar wordt de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid daar anders van? Als ik de gegevens van Piketty goed doorgrond, is er nog steeds een fundamentele tegenstelling. En is ongelijkheid nog steeds een sleutelprobleem.

Compromissen sluiten
Kunnen we nog wel zien wie sociaaldemocraat is? De PvdA heeft compromissen gesloten. De VVD had van de combinatie met de PvdA ook wel last, maar veel minder. Is dat een gevolg van het diepgewortelde marktgerichte denken, in de nationale en Europese bureaucratie? Het lijkt een zekere politieke meewind. Of speelt het apolitieke pragmatisme mee? De sociaaldemocraten geloofden dat ze op den duur de verkiezingen verpletterend zouden winnen. Daarom konden ze gemakkelijker aansluiting vinden bij de burgerlijke politiek. Met de vakbonden en de strijd voor betere arbeidsverhoudingen, zou de verbinding naar het socialisme in stand blijven. Maar door de loop der geschiedenis en de welvaart vervaagde alles. Kunnen we nog zien wie echt progressief is?Ik sla de historicus op, die een magistrale studie over naoorlogs Europa schreef. Tony Judt hekelde in 2007 het simpele wereldbeeld van Robert Reich. Dat is een Amerikaanse econoom en politicoloog, die nu de strijd tegen Trump aanvoert, na zijn ministerschap in de regering Clinton. Judt vindt zijn visie met consument, investeerder en burger, maar geen helden, geen schurken en geen politiek, weinig zeggend en oppervlakkig. Het globale superkapitalisme is voor Reich geen verhaal van helden of schurken, maar iets dat uit noodzaak groeide. Is er dan geen alternatief(TINA) zoals Margaret Thatcher meende? Judt vond dat als je het kapitalisme niet stuurt, de Chinese variant er van dreigt.

‘Onder hoeveel compromis wordt een sociaaldemocraat onzichtbaar?’

Deze confrontatie was voor het opus van Piketty uitkwam en aan het begin van de mondiale economische crisis. Maar de standpunten illustreren de spanning: willen we een gestuurd systeem van een regulerende staat en democratie of accepteren we een autonome ontwikkeling van het kapitalisme en de druk die dat oplevert voor de democratie?
Robert Reich is, in zijn recente boek nog steeds geen sociaaldemocraat: hij wil het kapitalisme bewaren voor de velen, niet voor de enkeling. Judt had gelijk: het ging wel over investeerder en consument, maar niet over de burger en de politiek. Die heeft Reich pas na Trump ontdekt: zie zijn Resistance reports op Youtube.
Thomas Frank, een journalist, analyseert de nederlaag der Democraten in de VS: ook de liberals, de progressieve Democraten zijn vrienden van Wallstreet en Wallmart. Als met zijn scherpte het beleid van bijvoorbeeld onze minister Jeroen Dijsselbloem zou worden bekeken, zou daar ook geen working class hero aan te ontdekken zijn. Ik bedoel: onder hoeveel compromis wordt een sociaaldemocraat onzichtbaar?

Rationele argumenten
Mijn eerste dagen als beleidsmedewerker herinner ik me nog goed. We discussieerden wat af, maar het ultieme oordeel was: dat is een goed argument. De filosofische grondslag, los van de eventuele politieke kleur, was die van Karl Popper. Samengevat: Je zoekt je, met optimisme, een weg door de wereld, op basis van een rationele uitwisseling van argumenten. Niets staat vast, alles moet rationeel getoetst en onderzocht worden en alle kennis bestaat onder voorbehoud van weerlegging.
En dan struikel ik over een brief van Oakeshott aan Karl Popper. Ik geef hem in mijn vertaling weer: ‘Ik zou zeggen dat de politiek die ik in mijn hoofd heb de politiek van de conversatie is, in tegenstelling tot jouw politiek van het argument.’

‘Niet het rationele, niet het best werkende moet prevaleren, maar wat past bij het sterkere dat mensen verbindt’

Ik geloof niet dat de rede de enige binding is die mensen verenigt, niet omdat mensen soms onredelijk zijn, maar omdat er iets veel sterkers is dat hen verenigt, bijvoorbeeld een gemeenschappelijke beschaving (waar die bestaat), gemeenschappelijk gevestigd gedrag (waar dat bestaat) – dingen die niet rationeel zijn, afhangen van argumenten of gemeenschappelijk zijn voor iedereen. Er in niets gemeenschappelijk voor iedereen, denk ik.

Kortweg, het lastige met jouw ware rationalisme is niet dat het onmogelijk is, maar dat het onmogelijk is door zichzelf.

Het is een uitdaging aan het bestuurlijke denken: niet het rationele, niet het best werkende moet prevaleren, maar wat past bij het sterkere dat mensen verbindt. Moet de rationele lijn verdedigd worden, of is er juist ruimte nodig voor het andere dat mensen bindt?

Bestuur en politiek
Al geruime tijd probeer ik te schrijven over deze combinatie van politiek en bestuur. Het probleem waar we mee worstelen gaat over de regulering van onze moderne samenleving: die regulering is ingewikkeld en ineffectief. In grote mate komt dat door het onvermogen van de politiek om consistent te sturen en richting te geven aan degenen, die in ‘ijzeren kooien’ pogen vorm te geven aan hun ‘ambtelijke heerschappij’. De termen zijn van Max Weber.
Ik geloof dat Oakeshott overdrijft als hij beweert dat er niets gemeenschappelijks in mensen zit dat iedereen bindt. Iedereen heeft voor zichzelf een plek in de maatschappelijke rangorde in gedachten: als je die plek niet kunt innemen, die je denkt te verdienen, worden mensen rancuneus en zuur. Die plek in de rangorde is door de ontwikkelingen in de ongelijkheid, het achterblijven van lonen en het krimpen van de middenklasse, voor velen niet conform de verwachting. En rancune is een politiek gevaarlijk sentiment.
Daarover gaat het: de politiek geeft, door de versnippering, onvoldoende leiding. De ambtelijke organisatie is te rationeel, te weinig betrokken op de aspecten die een rol spelen in de waardering van het beleid door het volk. Bestuur en politiek hebben meer tijd voor elkaar nodig. In de laatste coalitie was die tijd beperkt, de tijd ging op in het zoeken naar meerderheden. Het leverde veel ‘doormodder’ beleid op (bed, bad, brood, woningmarkt, fiscaal beleid jegens multinationals); om iedereen binnen boord te houden werd de complexiteit alleen maar groter, de effectiviteit van het beleid kleiner.
Maar de gedachte over de politiek van de conversatie spreekt mij aan. Rutte en Samsom hebben elkaar het hok niet uitgevochten. Dat siert hen. We moeten elkaar minder bombarderen met argumenten, meer wellevend converseren en elkaar pogen te overtuigen. Zo gezien is de aanwijzing van Tjeenk Willink tot informateur een gouden greep.

Vond je dit artikel interessant? Lees alle artikelen van: Tom van Doormaal
Deel dit artikel

Er zijn nog geen reacties op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*