De vrouwenstrijd is ook een klassenstrijd


De provincie Noord-Holland zoekt een rolmodel voor vrouwen in de politiek. Wie verdient de Ribbius Peletier-penning dit jaar? Devika Partiman, jurylid en de winnares van 2019, breekt een lans voor betere representatie in de politiek.

Een jaar geleden hoorde ik de naam Anna Elisabeth (Liesbeth) Ribbius Peletier voor het eerst, toen ik de Ribbius Peletier-penning in ontvangst mocht nemen. Deze prijs was in het leven geroepen met als doel om vrouwen zoals Liesbeth Ribbius Peletier te eren: vrouwen die bijdragen aan de politieke positie van vrouwen in Noord-Holland. Hoe meer ik sindsdien over Ribbius Peletier te weten kom, hoe trotser ik ben om aan haar naam verbonden te zijn. In haar geest schrijf ik een ode en oproep om de politiek toegankelijk te maken voor vrouwen (en alle mensen) uit alle sociale klassen.

Rijk milieu
Liesbeth Ribbius Peletier werd op 29 juni 1891 geboren te Utrecht. Ze groeide op in een rijk milieu; haar vader was sigarenfabrikant, en haar familie bezat onder meer veel waardevolle kunstwerken. Liesbeth kon voor een meisje van haar generatie daardoor gemakkelijker naar school; eerst naar de hbs voor meisjes (het was vanaf 1906 voor meisjes mogelijk om zonder speciale toestemming van de minister naar de hbs te gaan), en daarna naar de Universiteit van Utrecht waar zij cum laude afstudeerde in rechten. Vrouwen vormden destijds nog geen 10 procent van de studenten.
Tijdens een studiereis naar Engeland werd ze gegrepen door de strijd van de arbeidersklasse. In Nederland sloot ze zich daarna aan bij de socialistische partij SDAP. Ze realiseerde zich dat het hard bevochten vrouwenkiesrecht op dit moment vooral door vrouwen uit de elite werd gebruikt, en werd daarom actief bij de Bond van Sociaaldemocratische Vrouwenclubs, waar ze onder andere zomercursussen ging organiseren om vrouwen uit de arbeidersklasse politieke kennis mee te geven. Dit was zo’n succes dat ze in 1932 een stuk land op de Veluwe kocht, waar ze De Born liet bouwen: een studie- en vakantieoord voor vrouwen. De Born zou tot in de jaren ’90 een belangrijk feministisch ontmoetingscentrum zijn.

Eerste vrouw
Ze zou ondertussen aan den lijve meemaken hoe weinig vrouwen er nog politiek actief waren. Tweemaal in haar carrière werd zij ‘de eerste vrouw’: in 1946 werd ze de eerste vrouwelijke gedeputeerde van Noord-Holland, en in 1958 zou ze wederom de eerste vrouw zijn: namelijk het eerste vrouwelijke lid van de Raad van State (die geen lid was van het Koninklijk Huis). Het handjevol vrouwen en de vele mannen die dergelijke posities bekleedden, behoorden destijds – net als Ribbius Peletier zelf – vrijwel geheel tot de elitaire bovenlaag van de samenleving.

‘Gelijke vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek is er helaas nog lang niet’

Het aandeel vrouwen dat politiek actief is, is sindsdien gestegen van een paar procent naar ongeveer een derde. Gelijke vertegenwoordiging is er dus helaas nog lang niet. Bovendien zit binnen de groep vrouwen (en de rest van de politici) bar weinig diversiteit. De meeste van hen zijn wit, hebben een universitaire studie afgerond, en velen komen uit de midden- of hogere klassen van de maatschappij. Ribbius Peletier begreep al: dat is geen volksvertegenwoordiging. Want de bevolking van Nederland laat een hele andere samenstelling zien dat dat.

Schoonmaakhulp en babysitter
De meeste kiezers hebben financieel meer gemeen met iemand die dakloos is, dan met iemand die miljonair is. En toch lijken veel Nederlanders – als je naar de verkiezingsuitslagen kijkt – meer solidair met een miljonair dan met elkaar. Zoals sociale huurders die in het extreemrechtse frame trappen dat de krapte op de sociale woningmarkt niet te wijten is aan politieke keuzes, maar aan migranten (actueel is bijvoorbeeld dit absurde nieuws). Of werkende vrouwen in een heteroseksuele relatie die de huishoudelijke taken die zij achterlaten (en wier mannen deze dus ook niet opvangen) laten uitvoeren door precies die twee beroepsgroepen die niet binnen het reguliere arbeidsrecht vallen: de schoonmaakhulp en de babysitter. Ruim 90 procent van deze beroepsgroepen bestaat uit vrouwen, en zij hebben geen enkel recht hebben op ziekteverlof, pensioenopbouw of vakantiedagen. Zo gaat de mogelijkheid om te werken van de ene vrouw ten koste van de arbeidsrechten van de andere vrouw.

‘De politiek moet meer toegankelijk en meer inclusief zijn’

Laten we in sociale klasse de geest van Liesbeth Ribbius Peletier weer uit de taboesfeer trekken. Want als we willen dat straks de helft van de politiek uit vrouwen bestaat, én dat de groep mannen en vrouwen een echte representatie van het volk zijn, dan is er werk aan de winkel. De politiek moet meer toegankelijk meer inclusief zijn en de politieke scholing moet beter. Zodat we niet alleen kunnen uitkijken naar de eerste vrouwelijke minister-president hebben, maar ook de eerste Mbo’er.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op 28 januari 2020 bij de Provincie Noord-Holland in het kader van de Ribbius Peletier-penning. Op de foto: Ribbius Pelletier (2e van links) begroet als lid van de Raad van State prinses Beatrix (1965).

Vond je dit artikel interessant? Lees alle artikelen van: Devika Partiman
Deel dit artikel

Er zijn nog geen reacties op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*