Voorzichtigheid troef


De discussie over de direct gekozen burgemeester is helemaal terug van weg geweest. Dat u dat misschien niet heeft opgemerkt, heeft alles te maken met de wijze waarop de discussie deze keer wordt gevoerd: voorzichtig, vooral niet te snel en deels in besloten fora.

Trigger voor deze nieuwe ronde in de discussie vormt een initiatief voorstel tot Grondwetswijziging uit 2013 (!) van toenmalig D66-Kamerlid en bestuurskundige Gerard Schouw. Kort samengevat beoogt zijn voorstel deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester. Voortaan zou de wijze waarop de burgemeester aangesteld wordt ‘bij wet’ geregeld moeten worden, in plaats van in de Grondwet. Niet meer dan een allereerste stap op de lange weg naar een andere aanstellingswijze. Inmiddels hebben beide Kamers in eerste lezing met het voorstel ingestemd. En dus wordt het nu echt spannend.

‘De Rob mijdt zorgvuldig elke inhoudelijke stellingname inzake de gewenste aanstellingswijze van burgemeesters’

Minister Plasterk van BZK heeft zich, onder druk van het parlement, vooral bezig gehouden met het in goede banen leiden van deze ronde in de discussie. Daartoe heeft hij onder meer een advies gevraagd aan de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) over ontwikkelingen in de positie van de burgemeester en mogelijke gevolgen daarvan voor de aanstellingswijze[1]. Het Rob-advies van juni 2016 mijdt, net als de minister, zorgvuldig elke inhoudelijke stellingname inzake de gewenste aanstellingswijze. De raad ziet de keuze voor een bepaalde aanstellingswijze nadrukkelijk als een middel en niet als een doel op zich. De discussie moet daarom ‘bij het begin beginnen’: eerst moet de vraag beantwoord worden welk lokaal bestuur we willen en wat daarin de rol van de burgemeester is. Pas daarna komt de vraag aan de orde welke aanstellingswijze van de burgemeester daar het best bij past.

De Rob onderscheidt vier opties: de huidige aanstellingswijze, de volledig door de gemeenteraad gekozen burgemeester, de direct door de bevolking gekozen burgemeester en een variant waarin de gemeente zelf mag kiezen voor een van de aanstellingswijzen. Dat het advies verder weinig nieuws biedt, is bijna onvermijdelijk. Alle voor- en nadelen van elke denkbare vorm van aanstelling zijn inmiddels immers breed aan de orde geweest. Een herhaling van zetten is bijna onvermijdelijk maar komt politiek en bestuur kennelijk wel goed uit. Besluiten kunnen nog wat verder vooruit geschoven worden.

Jammer, maar begrijpelijk, is dat de Rob zelfs geen voorzichtig begin maakt met het beantwoorden van wat volgens haar de beginvraag bij elk debat over de aanstellingswijze moet zijn: welk type lokaal bestuur willen we? Dat ligt ook meer op de weg van politiek en bestuur. Alle reden dus om belangstellend uit te zien naar de reactie van de minister van BZK op het advies[2].

De minister reageert instemmend op het Rob-advies: ‘(het) heeft de charme dat het structuur brengt in de discussie’ (p.9). Bijna juichend is hij vervolgens over de door zijn eigen departement in gang gezette expertbijeenkomsten, interviews, onderzoeken en congressen over het burgemeestersambt.

De belangrijkste conclusie uit al die activiteiten: de aanstellingswijze van de burgemeester staat niet op zichzelf. Integendeel, het moet juist het sluitstuk zijn in een visie op de toekomst van het lokale bestuur. Het (eventueel) wijzigen van de aanstellingswijze mag de onafhankelijke en onpartijdige positie, die de burgemeester een unieke spilfunctie binnen het bestuur geeft, niet aantasten.

‘Ook in de brief van de minister wordt de hete aardappel zorgvuldig vooruit geschoven’

Net als in het Rob-advies ontbreekt ook in de brief van de minister iedere inhoudelijke verwijzing naar het in de toekomst gewenste lokale bestuur. Ook hier wordt die hete aardappel zorgvuldig vooruit geschoven. Bang als men kennelijk is het lopende deconstitutionaliseringsproces te verstoren door een inhoudelijke visie, waarin – ongetwijfeld – niet alle politieke partijen zich in gelijke mate zullen kunnen vinden.

Zolang het ‘Den Haag’ op die manier blijft ontbreken aan politieke daadkracht, zolang zal de aanstellingswijze van de burgemeester niet veranderen. Burgemeesters zullen voor hun (her)benoeming zo sterk afhankelijk blijven van hun gemeenteraad dat hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid in het geding dreigen te komen. De perverse effecten waar Rob en minister nadrukkelijk voor waarschuwen, doen zich binnen de huidige aanstellingswijze inmiddels al lang voor. Hoogste tijd voor verandering dus.

Literatuur

  • [1] Besproken wordt: Raad voor het openbaar bestuur, Begin bij het begin. Advies over de rol, positie en aanstellingswijze van burgemeesters. Den Haag: Rob, juli 2016, 26 pag.
  • [2] Brief inzake ‘beschouwing rol en positie burgemeester’ van 25 november 2016 aan de Tweede Kamer; 19 pag.
Vond je dit artikel interessant? Lees alle artikelen van: Lex Cachet
Deel dit artikel

Er zijn nog geen reacties op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*