• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de voettekst
Platform O

Platform O

Recensie
Algemeen
Lex CachetSocioloog en bestuurskundige

Lees alle artikelen van
Lex Cachet

Deel dit artikel

  • Deel op Twitter Deel op Twitter
  • Deel op Facebook Deel op Facebook
  • Deel op LinkedIn Deel op LinkedIn
  • Deel via e-mail Deel via e-mail
Bekijk alle auteurs

19 augustus 2025|Leestijd: 6 - 8 min

Een socioloog moet buitenspelen

Godfried Engbersen is al lang een toonaangevend wetenschapper in ons land en dat zal hij, ook na zijn recente pensionering, zeker blijven. Terecht luidt de titel van het liber amicorum dat vrienden, collega’s en leerlingen hem aanboden bij zijn (formele) afscheid van de Erasmus University Rotterdam: Een socioloog die ertoe doet.[1] Want dat hij en zijn werk ertoe doen, daar kan geen twijfel over bestaan.

Beeld Pixabay

Engbersen heeft altijd al – lang voordat valorisatie, het maatschappelijk nuttig maken van kennis, in de mode raakte – een belangrijke rol in het maatschappelijke debat gespeeld. Maar, wel altijd op basis van gedegen onderzoek en denkwerk en alleen op terreinen waar hij expertise had, zoals armoede en armoedebeleid.
Hij vond en vindt dat sociologen eropuit moeten: ‘buiten moeten spelen’, zoals hij het zelf noemt (p. 89). Niet voor niets woonde hij eind jaren tachtig voor zijn proefschriftonderzoek een tijd in een achterstandswijk in Rotterdam ‘om zo het vertrouwen van zijn arme buren te winnen’ (p. 22). Openlijk beleed hij meer dan eens zijn afkeer van studeerkamerwetenschap of – in zijn modernere formulering – ‘beeldschermsociologie’.

Deur uit
Maar, sociologen moeten – in de visie van Engbersen – niet alleen voor hun onderzoek, hun dataverzameling, de deur uit. Hetzelfde geldt voor het benutten van hun onderzoeksresultaten. Op basis daarvan moet de publieke socioloog zich actief in het maatschappelijke debat en het beleid mengen. En dat is ook wat Engbersen zelf rijkelijk heeft gedaan.
In een mooie bijdrage over ‘Liquid Engbersen’ laten Custers en Jansen zien hoe vaak hij sinds 1990 in kranten is aangehaald of zelf aan het woord is gekomen. Zelfs een her en der door gebrek aan data onvolledige analyse komt tot een totaal van 654 artikelen, waarin hij genoemd wordt (p. 50). Waar dat dan allemaal over ging, blijkt in dezelfde bijdrage: armoede, migratie, ongedocumenteerden en stedelijke problemen in meer algemene zin (pp. 53 -57).
Maar Engbersens rol als publiek socioloog bleef zeker niet beperkt tot media-optredens. Hij participeerde ook in tal van adviescommissies en maatschappelijke organisaties. Recent nog als voorzitter van de door de toenmalige minister van Armoede – Carola Schouten – ingestelde Commissie Sociaal Minimum (pp. 86-89). Anders dan bij veel andere ‘Haagse’ commissies hadden de aanbevelingen van deze commissie ook (gedeeltelijk) gevolgen voor het beleid (p. 88).
De transfer van Godfried Engbersen van Utrecht naar Rotterdam is indertijd van groot belang geweest voor het weer opleven van de Rotterdamse sociologie. Zoals eerder de komst van Anton Zijderveld en ongeveer gelijktijdig met Engbersen de overkomst van Jack Burgers en Romke van der Veen. Gezamenlijk gaven zij het onderzoek naar stedelijke en maatschappelijke problemen en uitdagingen nieuwe impulsen.
Dat werkte ook door in het onderwijs, zoals in de succesvolle master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid (pp. 125-126).

Rijp en groen
Een liber amicorum is onvermijdelijk rijp en groen door elkaar heen. Ook deze bundel is daar geen uitzondering op. Persoonlijk getinte en vaak amusante herinneringen aan samenwerking met Godfried Engbersen en serieuze wetenschappelijke bijdragen wisselen elkaar, ook hier, af. Toch springt deze bundel er, wat mij betreft, in positieve zin uit.
Dat heeft, natuurlijk, te maken met het feit dat Engbersen een zo veelzijdig, inspirerend en (gelukkig) soms ook tegendraadse wetenschapper is. Het heeft echter ook te maken met de haast tijdloze actualiteit van de thema’s waar hij zich mee bezig heeft gehouden en bezighoudt; thema’s dus als armoede, migratie en grootstedelijke vraagstukken. En natuurlijk heeft het ook te maken met de hoge kwaliteit van de meeste bijdragen. Te veel – 21 hoofdstukken in totaal – om ze hier allemaal te noemen.

Persoonlijk getinte, amusante herinneringen en serieuze wetenschappelijke bijdragen wisselen elkaar af

Interessant is bijvoorbeeld de persoonlijke bijdrage waarin Mark van Ostaijen onder de titel ‘Vloeibare sociologie’ (hoofdstuk 3) richtingwijzers beschrijft die hij, als promovendus, van Engbersen leerde; richtingwijzers die ‘ons wellicht wijzer maken en iets leren over Godfried’ (p. 34).
Heel anders maar zeker ook interessant is de beleidssociologische bijdrage van Jan Rath. Kort door de bocht is zijn terechte boodschap dat sociologen zich onvoldoende realiseren dat (wetenschappelijk) gelijk hebben nog geen garantie is voor gelijk krijgen in beleid en politiek. Aan die vertaling zouden sociologen meer aandacht moeten schenken. Maar: ‘Het aardige van Godfried Engbersen is dat hij zo goed en zo kwaad als dat gaat geprobeerd heeft zowel de wetenschap als het beleid te dienen, en hij is daar tamelijk ver mee gekomen’ (p. 139).  

Fundamentele bijdragen
In het vijfde en laatste deel van het boek, ‘Essays voor Godfried’, zijn de meest fundamentele bijdragen te vinden. Bijvoorbeeld het essay waarin Kees Schuyt terugkeert naar een klassiek sociologisch thema: het maatschappelijk belang van vertrouwen (hoofdstuk 17). Maatschappelijke en politieke polarisatie ondermijnen momenteel dat vertrouwen, aldus Schuyt, en daarmee ook de vrijheid en het moreel besef (p. 159 e.v.). Schuyt is ronduit pessimistisch over die dreiging van binnenuit. Wees wat toleranter ‘gaat geheel voorbij aan hoe de donkere dampen, die bewust gecreëerde polarisatie verspreidt, het vertrouwen in democratie en andere maatschappelijke instellingen in niet meer dan 15 jaar tijd konden verminderen en vergiftigen. Er zijn altijd grenzen aan tolerantie: moet men tolerant blijven tegenover intolerantie die een beschaafde samenleving wil vernietigen? Is er in de moderne democratie een plaats voor politieke partijen, die ernaar streven de democratie teniet te doen?’ (p. 161).

Licht cynisch
In een ander essay (hoofdstuk 20) verkent Richard Staring hoe beleidsonderzoekers (of eigenlijk alle opdrachtonderzoekers) om kunnen en moeten gaan met leescommissies, die namens hun opdrachtgever iets mogen vinden van een concept-rapport.
In zijn licht cynisch getoonzette bijdrage komen veel kansen en vooral bedreigingen langs, die iedereen die wel eens opdrachtonderzoek heeft gedaan beter zal herkennen dan hem of haar lief is.
Al met al, ook in dit deel van de bundel, een rijke verzameling lezenswaardige en interessante bijdragen. Rode draad door de essays heen lijkt de afbakening van de sociologie ten opzichte van andere ‘sferen’: kunst, literatuur, journalistiek en ook het beleid. En, natuurlijk, ook de vraag waar het werk van Godfried Engbersen daarbinnen dan geplaatst kan worden. Wat de verschillende delen van dit boek – en het vele werk van Godfried Engbersen – uiteindelijk dan toch verbindt is de inspirerende veelzijdigheid van de sociologische verbeeldingskracht.  

Uitermate relevant
Onbedoeld (?) illustreert deze bundel ook hoe belangrijk goede persoonlijke relaties zijn om tot succesvolle onderzoeksprojecten te komen. Veel van de auteurs werk(t)en lang en kennelijk met heel veel plezier samen met Engbersen. Succesvolle wetenschap is ook een vorm van sociale gemeenschap. Goede onderlinge verhoudingen zijn geen voldoende maar duidelijk wel een noodzakelijke voorwaarde voor wetenschappelijk succes; meer dan we vaak misschien beseffen.
Uiteindelijk laat dit boek zien dat Engbersen een belangrijk socioloog was en is. Dat is weinig verrassend. Als dat niet zo was, zou hij niet geëerd zijn met zo’n fraai vriendenboek. Maar wat het boek ook laat zien, in de woorden van zijn vriend en collega Romke van der Veen is dat sociologie niet alleen leuk is maar ook ‘uitermate relevant voor de toekomst van de Europese samenlevingen en de Europese Unie’ (p.168). Anders gezegd: sociologie doet ertoe.

Voetnoot
[1] Jack Burgers, René Gabriëls en Erik Snel (red). Een socioloog die ertoe doet. Liber amicorum voor Godfried Engbersen. Rotterdam: maart 2025. 220 bladzijden. Momenteel alleen verkrijgbaar in digitale vorm bij Marjolein Kooistra, kooistra@essb.eur.nl

Lees alle artikelen van
Lex Cachet

Deel dit artikel

  • Deel op Twitter Deel op Twitter
  • Deel op Facebook Deel op Facebook
  • Deel op LinkedIn Deel op LinkedIn
  • Deel via e-mail Deel via e-mail
Bekijk alle auteurs

Lees Interacties

Geef een reactie Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Footer

  • FAQ

Over Platform O

  • Partners
  • Over ons

Wil je zelf kennis delen?

Meld je aan als gastauteur.

Aanmelden

Wil je ons steunen?

Meld je aan als kennispartner.

Aanmelden

Copyright © 2025 Platform O | Webdesign bureau Indigo

  • Home
  • Nieuwsoverzicht
  • Auteurs
  • Partners
  • Over ons
  • FAQ
  • Contact

Zoeken naar:

Aanmelden als kennispartner

Naam(Vereist)

Aanmelden als gastauteur

Naam(Vereist)