Aan een dodelijke ziekte overlijd je pas, als er niet, niet tijdig of niet adequaat wordt ingegrepen, of spontaan herstel uitblijft. Dat geldt ook voor populisme en democratie, is het betoog van Democracy’s Resilience to Populism’s Threat, van de Duits-Amerikaanse politicoloog Kurt Weyland.[1] De vraag is niet – zoals bij Levitsky en Ziblatt (2018)[2] – how democracies die, alsof het einde onvermijdelijk is, maar hoe groot is eigenlijk de kans dat democratieën aan populisme ten onder gaan?
Beeld: Pixabay
Weyland brengt ons een optimistische boodschap: in veruit de meeste gevallen overleven democratieën populistische dreigingen, zelfs als uitgesproken populisten de macht hebben weten te veroveren. Misschien is er wel schade, maar toch… Het is zelfs denkbaar dat populisme heilzaam is voor bestaande democratieën (220). Weyland baseert zijn optimisme op veertig gevalsstudies van de laatste vier decennia.
Wil van het volk
Kern van populisme is in Weylands ogen een dominante personalistische leider die uit is op onbeperkte persoonlijke macht, in weerwil van historische instituties, arrangementen, tradities, en regels. Duidelijk moge zijn dat zo’n leider over charisma beschikt, en er een zekere betovering van hem uitgaat. Zo’n leider trekt loyalisten aan die zich persoonlijk met de leider verbonden voelen, en hem ‘tegemoet willen werken’, dat wil zeggen zonder specifieke opdracht doen wat zij vermoeden dat de leider het liefste ziet gebeuren.[3] Leider en aanhang raken onvermijdelijk in conflict met de bestaande instituties en de traditionele politiek, en trachten die te overwinnen door een rechtstreeks beroep op de ‘wil van het volk’.
Ziehier de bedreiging die populisme voor bestaande democratieën vormt (7). Populisme brengt democratie nooit dichterbij of vergroot het democratische gehalte: populism blatantly fails to empower the people (18). De sterke nadruk op de dominante leider en zijn politieke strategie is een wat andere invulling van het populismebegrip dan de gebruikelijke (vooral sociologische) definities, die meer nadruk leggen bij stijlaspecten of specifieke ideologische kenmerken (16-23).
Opbouw
Het boek opent met inleidende en theoretische hoofdstukken (1-74). Vervolgens is er uitvoerig aandacht voor Latijns-Amerika. Eén hoofdstuk gaat over neoliberaal en rechts populisme, een ander over links populisme op dat continent. Daarna gaat de aandacht uit naar de Atlantische wereld, naar rechts populisme in Europa (159-195) en in de VS (196-226). Een samenvatting met theoretische reflecties vormt de afsluiting (227-260). De literatuurlijst ten slotte beslaat 40 bladzijden.
Je kunt het boek op verschillende manieren lezen. In de eerste plaats op de manier waarop Weyland zijn materiaal en de uitgever het boek presenteert. De gehele populatie van succesvolle populistische gevallen omvat veertig cases, hoe groot is het percentage waarbij ernstige beschadiging of ondergang van de parlementaire democratie het gevolg is?[4] Dit leidt tot het optimistische antwoord: in ongeveer een derde van de gevallen wordt er substantial damage toegebracht, en slechts in circa een kwart is er sprake van het daadwerkelijk verstikken (asphyxiation) van democratie (5-6, 62-66). In de meerderheid van de gevallen overleeft een democratie de populistische fase zonder grote kleerscheuren. Andersom bekeken: it is not only democracy that can “die”; populism can die as well (11).
Formule
Wanneer treedt populistische bedreiging op? Weylands betoog (7-12, 53-66) valt in een formule te gieten:[5]
Institutional Weaknesses × Conjunctural Opportunities → Demise of Democracy.
Alleen de elkaar versterkende combinatie van institutionele gebreken in het democratisch bouwwerk met bijzondere politiek-maatschappelijke omstandigheden (weinig weerbaarheid en/of ernstige crisis) leidt tot aantasting of afbraak van democratie, op voorwaarde bovendien dat er een krachtige, charismatische politieke leider is (of zich aandient) die daar op aandringt (32). Al lezende bedacht ik dat Charles de Gaulle (1959-1969) een voorbeeld is van een krachtige leider die de democratie in Frankrijk destijds weliswaar grondig heeft gewijzigd maar niet heeft afgebroken.[6]
Rechtsorde van de harde praktijk
Het boek valt ook te lezen als een vergelijkend onderzoek naar populistische bedreiging van democratie in Latijns-Amerika en in Europa (7-8 en 30-39). In Europa hebben we overwegend parlementaire stelsels met coalitieregeringen. Op papier lijken die gevoelig voor populistische machtsovername omdat zij relatief weinig formele drempels opwerpen. Populistische verkiezingswinnaars kunnen met relatief geringe aanhang regeringsdeelname bereiken en vanuit de geldende regels aan de ombouw en afbraak van de democratische rechtsstaat beginnen (creeping destruction, 14).[7]
In Latijns-Amerika bestaan vooral presidentiële systemen. Die bieden geregeld openingen aan krachtige, charismatische populistische verkiezingswinnaars om op ‘paralegale’, d.i. semilegale of schijnbare legale, manieren hun zeggenschap te versterken en uit te breiden. De officiële, formele regels waaraan hun ambt is gebonden, worden omzeild, genegeerd, en straffeloos overtreden. Men denke aan discriminerende kiesregels, de overname van de rechterlijke macht en het electoraal management door de regering, voortdurende aanvallen op de partijpolitieke en maatschappelijke oppositie, zware druk op de media, etcetera.
Het zijn politiek en maatschappelijk tegenspel die een dam opwerpen tegen populisme
Naast een rechtsorde ‘op papier’ ontstaat zo een rechtsorde van ‘de harde praktijk’. Zolang effectief tegenspel uitblijft en de publieke opinie zich niet verzet, wordt de nieuwe werkelijkheid bestendigd. De Europese weg, met andere woorden, gaat over het gebruiken en veranderen van bestaande spelregels, de Latijns-Amerikaanse over het bruut terzijde schuiven en vervangen van de regels.[8]
Dit illustreert een andere les die je uit Weylands betogen kunt trekken: het zijn politiek en maatschappelijk tegenspel, en niet de institutionele inrichting die effectief een dam opwerpen tegen populisme. No kind of institutional design can reliably foreclose undemocratic machinations. (…) Institutional engineering cannot make democracy impregnable (48).
Trump
Hoofdstuk 6 (196-226) bespreekt het Amerikaanse populisme van Trump tijdens zijn eerste periode (2017-2021). De naamgever vertoont alle trekken van een populist, de dominante politieke leider die uit is op persoonlijke politieke macht. Maar hij is in zijn eerste termijn in zijn opzet mislukt, ten dele dankzij eigen politieke tekortkomingen (212-217), in combinatie met verhoudingsgewijs geringe steun onder het publiek, en het ontbreken van een serieuze crisis, maar bovenal door de institutionele context van de VS: Trump ran into a host of checks and balances and was unable to undermine US democracy… the US populist found no path toward executive aggrandizement (204).
De schade is bij Trump-I beperkt gebleven tot aantasting van normen, regels en omgangsvormen. Erg maar niet fataal.
Weylands boek is geschreven in 2023 (200), en kan dus niet ingaan op de actualiteit van de Amerikaanse politiek. Trump II (2025-2029?) is naar mijn mening echter wezenlijk anders dan Trump I. Radicale nationalistische Republikeinen hebben de familiedynastie van de Trumps en Kushners vervangen, Project 2025[9] biedt nu een uitgebreid en coherent programma, de roemruchte Amerikaanse machtenscheiding is bijkans terzijde geschoven, en dus kan de 47e president voluit zijn gang gaan – zo lijkt het toch, nog geen jaar na zijn aantreden. In de woorden van politicoloog Albert Dzur: ‘De snelle concentratie van presidentiële macht, de mate van polarisatie en de zwakte van institutionele controles zijn inderdaad erger dan ik ooit in mijn land heb meegemaakt. Ik heb nog nooit zulke agressieve aanvallen gezien op de oppositie, de ambtenarij, de pers en het hoger onderwijs. Om nog maar te zwijgen van de politisering van cruciale gegevensbronnen van de overheid en vooral de barbaarse behandeling van immigranten.’[10]
Trump is zijn tweede termijn energiek op Latijns-Amerikaanse wijze begonnen, de weg waarbij met behulp van dubieuze paralegale maatregelen de bestaande orde bruut terzijde wordt geschoven en nieuwe praktijken geïntroduceerd (vgl. 37-39). Weyland erkent inmiddels ook zelf dat zijn optimisme van 2023 voorbarig is geweest. In een interview met Caroline de Gruyter laat hij weten dat de Amerikaanse democratie harder wordt aangevallen ‘dan ik dacht toen ik het boek schreef. (…) Toch zeg ik, bezorgd als ik ben, niet dat Amerika nu een autocratie is. Nog niet althans’ (NRC 31-7-2025).
Kabouterpopulist
Weyland heeft een belangrijk boek over populisme geschreven. Het is uitgebreid empirisch geïnformeerd. Dat alleen al maakt het waardevol om te lezen. De aanpak, vergelijkende gevalsstudie, klinkt stevig. Maar is het dat ook als de belangrijkste casus de voornaamste bevindingen ondermijnt? Weylands conclusie ‘vier op de vijf populistische aanvallen mislukt’ is hoopvol, maar de lezer anno nu zal aarzelingen hebben hem daarin te volgen.
Wat ten slotte, leert het boek ons hier in Nederland? Populisme staat of valt met een populaire, charismatische personalistische leider. Die hebben wij gehad in de persoon van Pim Fortuyn, maar die hebben wij nu beslist niet. Vergeleken met Fortuyn of zijn buitenlandse soortgenoten is Wilders een kabouterpopulist, overigens mede dankzij de organisatiestructuur van zijn partij. De man heeft wel aanhang maar geen kader of programma.
Wilders is een kabouterpopulist
Dat maakt mij optimistischer over de Nederlandse democratie dan over de Amerikaanse. Bij Weyland heb ik één ingang gevonden waardoor populisme zich toch ook in Nederland zou kunnen voordoen. Hij noemt dat ‘high energy stasis’ (202), en doelt daarmee op een patstelling of stagnatie waarbij tegelijkertijd de politieke en de maatschappelijke gemoederen hoog oplopen. Iedereen is koortsachtig bezig maar niemand lukt het om door te pakken. Zo’n situatie zou bij ons kunnen intreden als actuele politieke kwesties en de politieke knopen die er al langer liggen steeds maar weer niet worden opgepakt en aangepakt. Dan zou de onvrede over de krachteloosheid en onmacht van de politiek zo’n grote proporties kunnen aannemen dat een populist met het formaat van een Fortuyn een goede kans van slagen heeft. Maar zo iemand zie ik met de beste wil van de wereld nergens in de Nederlandse politiek. Gelukkig niet. Dus toch reden voor optimisme.
Voetnoten
[1] Weyland, K. (2024) Democracy’s Resilience to Populism’s Threat: Countering Global Alarmism. Cambridge UK, 312 blz.
[2] Levitsky, S. & D. Ziblatt (2018) How Democracies Die. New York.
[3] https://www.spiegel.de/politik/dem-fuehrer-entgegen-arbeiten-a-80e79ec4-0002-0001-0000-000017166429.
[4] Democratie gedefinieerd op de meest gangbare manier, d.w.z. als liberaal-democratische rechtsstaat. Beperking van rechten en het beknotten van electorale competitie indiceren aantasting van de democratie (13-16).
[5] Carrión, Julio F. (2025) Populism and Democracy: What We Know and Don’t Know. Political Science Quarterly, advance access publication 18 June 2025.
[6] ‘As a journalist expressed the concerns of some who feared that he would violate civil liberties, De Gaulle retorted: “Have I ever done that? On the contrary, I have re-established them when they had disappeared.’ (https://en.wikipedia.org/wiki/Charles_de_Gaulle). Meer algemeen zie J. Lacouture (1992) De Gaulle: The Ruler 1945-1970. New York.
[7] Vergelijk M. Steinbeis (2024) Die Verwundbare Demokratie (besproken op platform O 25-11-2024).
[8] Deze twee wegen blijken ook geschikt om het populisme in Aziatische landen te beschrijven (246-259).
[9] https://www.bbc.com/news/articles/c977njnvq2do.
[10] Socialevraagstukken.nl, 22 augustus 2025.


Geef een reactie