Buitenland, voor veel mensen letterlijk een ver-van-mijn-bedshow. Iets waar je in het lokaal bestuur niet mee te maken hebt, of op zijn best heel weinig. En dat zit dan doorgaans in de hoek van goede doelen-projecten of de opgeheven vinger van de mensenrechten. Ik mag namens de VGS de vertegenwoordiger zijn in de commissie Buitenland van de VNG.
Inmiddels weten we dat het stukje hiervoor een karikatuur is. Een klein land als dat van ons staat in open verbinding met het buitenland. De Russische afzetmarkt wordt geboycot en onze Westfriese fruittelers hebben een groot inkomensprobleem. Erdogan richt zijn pijlen op Gülen en vervolgens ontstaan spanningen in lokale Turkse gemeenschappen in Nederland. We willen de hele wereld over kunnen vliegen voor vakantie of de studie van onze kinderen, maar de omgekeerde reis wordt ook gemaakt. Hoorn alleen al telt 160 nationaliteiten. Het was voor veel mensen vorig jaar een grote schok: vluchtelingen zag je voorheen alleen op het Achtuurjournaal, maar liepen nu ook in je eigen stad. Het buitenland zit in je gemeente. Internationale ontwikkelingen zijn van invloed op je gemeente. En als gemeentesecretaris moet je weten wat de impact daarvan is. OK, helder, maar is dat het dan wat buitenland betreft? Nee, dat is het niet en dat werd me vorig jaar nog weer eens duidelijk.
Woenurf
We waren met een VGS-delegatie bij het congres van de ICMA in Seattle. Seattle, thuisbasis van Amazone, Microsoft en Boeing, internationaal vaak genoemd als hèt model voor smart city. Aan onze gastheren had ik gevraagd om een voorbeeldproject te bezoeken van sustainable urban planning. We zijn daarop meegenomen naar het Grow Bainbridge project. Met vierhonderd emissieneutrale woningen een mooi project, maar toch maar een fractie van Stad van de Zon in Heerhugowaard met 2000 woningen, en die staan er al 10 jaar.
Tijdens het congres werd ik aangeschoten door een city-manager van een stad aan de Amerikaanse westkust die vol enthousiasme vertelde over het concept ‘woenurf’ dat in zijn gemeente wordt ingevoerd, en hij was ons daar dankbaar voor. Car as a guest: revolutionair concept! Hij had het dus over het concept ‘woonerf’ dat in de Engelstalige Wikipedia inmiddels is opgenomen. Tenslotte sprak ik een collega uit New Delhi die in Nijmegen geweest was en onder de indruk van het concept ‘ruimte voor de rivier’. Dat je een rivier beheerst door ruimte te geven: omdenken, baanbrekend inzicht, ook voor het voorkomen van de regelmatige overstromingen van de Ganges
Linkerrijtje bovenin
Ok, leuke voorbeelden, maar misschien toch ook wel incidenten? Nee, dat zijn het niet. We doen het hier in Nederland over de hele linie heel erg goed. Op allerlei performance-lijstjes zitten we ‘linkerrijtje bovenin’: welvaart, opleidingsniveau, innovatiekracht, gezondheid. Ook – hoewel we ons dat niet vaak realiseren- op het lijstje van meest gelukkige inwoners. Hoe komt dat?
Prof. Ruut Veenhoven van de Erasmus-universiteit weet het antwoord: geluksgevoel hangt vooral samen met de kwaliteit van de publieke voorzieningen, die is hoog in Nederland. En wie realiseren die? Juist, wij! Er is voor ons en alle collega’s in de publieke sector reden om de borst ver vooruit te steken. We doen het internationaal gezien erg goed, zijn voorbeeld voor het buitenland maar realiseren ons dat niet en dragen het zeker niet uit. Onlangs kreeg ik een enthousiast Facebook-bericht van een Deense collega: een zware Amerikaanse delegatie kwam zich in Kopenhagen verdiepen in hun fietsbeleid. Fietsbeleid, waar hebben we ons dat laten afpakken?
Goed doen
Zijn er redenen waarom we het zo goed doen? Ja, we zijn niet snel tevreden maar ook niet bang om te experimenteren. Hang naar vroeger of ontzag voor de wet en het centrale gezag zijn hier minder groot dan in veel andere landen. Dat geeft ruimte. Maar vooral: de manier waarop wij oplossingen vinden voor maatschappelijke problemen is eigenlijk een ontwerp proces. En die benaderen we vanuit hetzelfde DNA als de internationaal hoog aangeschreven Dutch Design: functioneel, non-conformistisch, egalitair, creatief, veelkleurig, experimenteel. En dan zit er niet zo heel veel verschil tussen het ontwerpen van een nieuwe fluitketel of het concept van wijkteams. Wat we wèl beter kunnen doen is het delen en uitdragen van onze uitvindingen, dat doen we nog te weinig.
We kunnen een voorbeeld nemen aan de marketing van Dutch Design, dat is inmiddels een sterk merk in binnen- en buitenland. Waarom niet een Dutch Design on Local Government, als zelfbewuste vlag op een rijke lading met slimme voorbeelden voor het buitenland. Goed voor de handel, erkenning voor de collega’s die in onze vierhonderd ‘living labs’ dagelijks aan het klooien zijn om de gemeente weer een beetje leuker te maken. Maar vooral omdat het een magneet is voor talent dat op zoek is naar een creatieve, kennisintensieve en ondernemende bedrijfstak waar ze zich optimaal kunnen ontwikkelen.
Dutch design on local government, het is een mooi uithangbord. Dat natuurlijk vraagt om verdere invulling. Maar vooral om enthousiaste vaandeldragers die bereid zijn om de goede voorbeelden aan te reiken waar we in het buitenland mee langs de kramen kunnen. Wie doet er mee?
Geef een reactie