Paul Ponsaers heeft aan zijn toch al omvangrijke oeuvre weer een boek toegevoegd. Dit keer over België als (uitvals)basis voor islamitisch terrorisme[1]. Geleidelijk ontstaat een ruimer en rijker beeld van islamitisch terrorisme in België en ook elders in Europa. Een beeld dat op sommige punten wel en op andere punten juist niet samenvalt met ‘wat we al wisten’.
Op het eerste gezicht is het vooral een beschrijvend boek. In zestien van de achttien hoofdstukken worden uiterst gedetailleerde beschrijvingen gegeven van personen uit het gewelddadig extremistische milieu, van hun persoonlijke carrières (zo men daar al van kan spreken) en van hun contacten met anderen. Deze vorm van thick description (à la Geertz) levert uiteindelijk veel meer dan puur individuele petites histoires op. Geleidelijk ontstaat wel degelijk een ruimer en rijker beeld van islamitisch terrorisme in België en ook elders in Europa. Een beeld dat op sommige punten wel en op andere punten juist niet samenvalt met ‘wat we al wisten’.
Andere werkelijkheid
Niet nieuw is de boodschap dat België op grote schaal als uitvalsbasis voor gewelddadige acties elders fungeert. Zeker sinds de aanslagen van eind 2015 in Parijs leeft dat besef volop. ‘Molenbeek’ is sindsdien bijna synoniem geworden met islamitisch geïnspireerd geweld. De aanslagen in België zelf – op de luchthaven Zaventem en het metrostation Maalbeek in maart 2016 – hebben dat beeld alleen maar versterkt.
‘Niet nieuw is de boodschap dat België op grote schaal als uitvalsbasis voor gewelddadige acties elders fungeert’
Verrassender is de sterke mate waarin dit soort terroristisch geweld door, vaak hechte, netwerken gedragen blijkt te worden. Bij nog al wat incidenten – bijvoorbeeld de aanslag op het Joods Museum in Brussel, in mei 2014 – werd verondersteld dat er sprake was van een geïsoleerde dader; een eenzame gek of lone wolf.
De werkelijkheid die Ponsaers laat zien is een volstrekt andere. Vrijwel alle geweldplegers behoren tot breed vertakte netwerken. Veelal ook met vertakkingen naar Syrië, Afghanistan, Irak en andere landen die als voedingsbodem en opleidingscentra voor terreur fungeren. Extremistische predikers en moskeeën en soms ‘ culturele centra’ vormen in West-Europa de kristallisatiepunten en katalysatoren binnen dergelijke netwerken.
Wie de moeite neemt de beschrijvingen van personen en netwerken in het boek van Ponsaers systematisch te volgen gaat steeds meer lijnen zien in de schijnbare chaos. Veel plegers van aanslagen zijn pas recent maar wel heel snel geradicaliseerd; veelal na eerste een gewone criminele carrière te hebben doorlopen; vaak in de drugshandel. Ze maken deel uit van duidelijk te herkennen groepen en netwerken; veel namen duiken telkens weer op. Ondanks alle inspanningen van overheden zijn ze in staat vrij en veel te reizen, valse documenten aan te schaffen en, niet in de laatste plaats, geavanceerde wapens en (ingrediënten) voor springstoffen. Niet alleen inhoudelijk – haatpredikers – maar ook financieel en organisatorisch moet er sprake zijn van ondersteuning op grote schaal.
Riskant
Wie na het lezen van dit boek nog steeds denkt dat veel aanslagen het werk van lone wolves zijn, is naïever dan mij verstandig lijkt. Het is tijd om te beseffen dat we te maken hebben met geweldplegers die misschien niet zo talrijk zijn maar die wel door anderen gestuurd worden en hechter georganiseerd zijn dan menigeen denkt. En daardoor nog gevaarlijker dan we al wisten.
Dat leidt dan ook tot de vraag hoe effectief overheden zijn in het beschermen van hun burgers tegen dit soort extreem geweld. Generaliseren op basis van een boek over België is riskant. Maar, de aanwijzingen die de casus België geeft voor de effectiviteit van overheden zijn allerminst geruststellend. Veiligheidsdiensten, politie, en justitie treden (natuurlijk) actief op. Maar, vaak vooral nadat een aanslag gepleegd is; zie de vele huiszoekingen die op ieder terreur-incident volgen. Het opleggen van gevangenisstraf aan daders of medeplichtigen lijkt weinig effectief; met enige regelmaat zien we ‘ oude bekenden’ na enige tijd weer opduiken in nieuwe netwerken. Het verstorend effect van repressief optreden lijkt dus beperkt. Meer structurele oplossingen, zoals deradicaliseringsprogramma’s, komen nauwelijks in beeld. Nog los van de vraag of die dan wel blijvend effect hebben.
Ponsaers pleit er uiteindelijk voor de ‘eigenheid’ van het Jihadistische geweld niet te overdrijven. Door de gewelddadige aanslagen als een vorm van criminaliteit – zij het een extreme – op te vatten, wordt het mogelijk meer inzicht te verkrijgen door het toepassen van ‘gewone’ criminologische theorie.
Veerkracht
Al met al stemt dit waardevolle boek toch niet al te optimistisch. Het is meer dan ontnuchterend te lezen hoe sommigen – in het kader van hun variant van de Islam – tot de meest extreme vormen van geweld geneigd zijn tegen ‘ Kruisvaarders’ en ‘ongelovigen’. Er zijn weinig aanwijzingen dat jihadistische aanslagen op korte termijn tot het verleden zullen behoren, omdat voedingsbodems als de conflicten in Syrië en die tussen Israël en de Palestijnen niet dicht(er) bij een oplossing lijken te komen.
Het meest optimistisch stemt nog de veerkracht – resilience – die burgers en samenlevingen in West-Europa na aanslagen getoond hebben. Ondanks grof geweld zijn de verstorende maatschappelijke effecten daardoor tot nu toe vrij beperkt gebleven. Maar, de brede opkomst, in Europa, van rechts-populistische bewegingen met een fel anti-islam programma laat wel zien dat ook die veerkracht haar grenzen kent. Alle reden dus om minder naïef te worden.
Footnote
- [1] Paul Ponsaers, Jihadi’s in België. De route naar Zaventem en Maalbeek. Antwerpen /Apeldoorn: Maklu, 2017, 252 blz.
Geef een reactie