Duurzaamheid is één van de grote thema’s van dit moment. Her en der ontstaan allerlei aanpakken om de planeet zo goed mogelijk door te geven aan onze kinderen. Toch blijven de resultaten achter. Met 6 procent hernieuwbare energie staat Nederland op de één na laatste plaats in Europa; qua CO2-reductie staan we op een weinig eervolle twintigste plek. Eenzelfde beeld zien we terug bij veel organisaties: tal van losse acties om te verduurzamen – een energiezuinig gebouw, meer fietsen, meer elektrische auto’s – zonder dat duidelijk wordt wat deze acties bijdragen aan de doelen die Nederland zich gesteld heeft. Welke maatregelen hebben de beste verhouding tussen kosten en effecten? Om die vraag te beantwoorden onderzoeken we in dit artikel de aanpak van de finalisten bij de Verkiezing Beste Overheidsorganisatie en die van deelnemers aan het benchmarkprogramma Vensters. Op basis daarvan presenteren we een concreet stappenplan om te komen tot een duurzame organisatie.
Duurzaamheid blijkt in de praktijk een diffuus begrip, met vaak onheldere doelen. Dat leidt tot ‘shopgedrag’: goede sier maken, zonder dat men de integrale afweging maakt tussen kosten en effecten van maatregelen. Een overheidsmanager stelt: ‘Vaak bewandelt men de gebaande paden, zoals verbeteringen aan het gebouw, omdat we het moeilijk vinden om het gedrag van burgers te beïnvloeden. Maar bij het gebouw gaat het vaak om grote investeringen, die een effect hebben dat beperkt blijft tot de eigen organisatie.’
Dit artikel is het derde uit een tiendelige serie over moderne publieke organisaties. Zie ook Hebben wij de basis eigenlijk wel op orde? en Hoe opgavegericht werken wij?
In onze optiek zou elke organisatie een integrale afweging moeten maken tussen kosten en effecten van mogelijke maatregelen. Wij stellen de volgende aanpak voor, die we daarna toelichten en voorzien van voorbeelden.
Toepassing van het model
- Verhelder het begrip duurzaamheid door het uit te splitsen in vier thema’s: reductie van broeikasgassen, overstap naar onuitputtelijke en schone energie, circulair werken (afval wordt grondstof) en sociale duurzaamheid.
- Formuleer voor elk thema concrete meetbare doelen voor de eigen organisatie, maar ook voor het verzorgingsgebied (bijvoorbeeld alle inwoners in de gemeente). Maak die doelen onderdeel van de organisatiestrategie in plaats van te werken met een geïsoleerde mvo-functionaris.
- Formuleer mogelijke acties op vier niveaus: eigen gebouw en gedrag van medewerkers, duurzaam en innovatief primair proces, duurzaam inkopen en stimuleren van inwoners en bedrijven.
- Maak een afweging tussen deze acties en de kosten ervan binnen het beschikbare budget. Durf vaker dan nu te kiezen voor acties die het gedrag van burgers en bedrijven beïnvloeden, aangezien deze in potentie een groter effect hebben.
- Stel de hamvraag wat belangrijker is: de doelen halen of binnen het duurzaamheidsbudget blijven?
Om een maximaal effect voor de totale organisatie te bereiken, is het belangrijk om integraal te sturen. Dat maakt ‘goede sier maken’ en ‘windowdressing’ veel moeilijker. Een voorbeeld ter illustratie. Schiphol wint de Eco-innovation-award, een prijs voor de meest duurzame luchthaven. Op onderdelen een prachtige aanpak, ontwikkeld samen met kennispartners en uitgebreid beschreven op de website. Maar de meest bepalende indicator is het aantal vliegbewegingen. En dat aantal neemt toe met 3,7 procent in 2017. Paul Peeters, promovendus aan de TU Delft, stelde vorig jaar in zijn proefschrift[1] dat de luchtvaartsector als geheel in 2070 meer CO2 zal uitstoten dan de rest van de wereld als geheel.
Hoofdthema’s van duurzaamheid
‘Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van de toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.’ Aldus de VN die in hun Sustainable Development Goals uitgaan van maar liefst zeventien doelen, waaronder: geen armoede, geen honger, goede gezondheid, goed onderwijs en betrouwbare energie. In de kern gaat het om evenwicht tussen mens (people), milieu (planet) en welvaart (profit).
De definities van duurzaamheid lopen uiteen. Zo pleitte Arendo Joustra, hoofdredacteur van Elsevier, recentelijk voor een verdere verbreding van het toch al ruime begrip, richting onze democratie en vrijheden. Op hoofdlijnen komen echter steeds de volgende vier thema’s terug:
- Klimaatbestendig: reduceren van de uitstoot van broeikasgassen, waaronder CO2.
- Energieneutraal: overstappen van fossiele brandstoffen op onuitputtelijke en schone bronnen.
- Circulair: afval wordt grondstof.
- Sociaal: oog voor de zwakkeren in de samenleving en voor mensenrechten.
Of zoals Rabobank het samenvat: ‘Niet alleen CO2, energie en klimaat, maar ook sociaal.’ Netwerkbedrijf Alliander spreekt over: ‘Het sluiten van drie cirkels: energietransitie, een klimaatneutrale en circulaire bedrijfsvoering en een sociale cirkel.’ Dit bedrijf vertaalt die visie in zijn strategie en inkoopbeleid en stuurt op meetbare effecten: het hoogste niveau van de CO2-prestatieladder, het recyclen van 90 procent van het afval, etcetera.
Binnen de overheid lopen de waterschappen met hun klimaatmonitor voorop als het gaat om het meetbaar maken van effecten. Belangrijk, want onderzoek van de Erasmus Universiteit in Rotterdam laat zien dat publieke organisaties mvo-doelen vaak veel minder gekwantificeerd hebben dan bedrijven. En dat terwijl overheden juist veel meer rollen hebben. Het gaat immers niet alleen om de eigen organisatie, maar ook om het faciliteren, stimuleren en bij elkaar brengen van partijen.
Hierna lichten we de vier stappen uit ons model toe.
Stap 1: een duurzaam kantoor, gedrag van medewerkers en sociale duurzaamheid
Vooral bij nieuwbouw kunnen grote stappen gemaakt worden in verduurzaming van het eigen kantoor. Daarnaast neemt men maatregelen om het gedrag van medewerkers te veranderen, zodat minder energie en grondstoffen worden verbruikt. Een voorbeeld is DCMR, de gezamenlijke milieudienst van de provincie Zuid-Holland, vijftien gemeenten in de regio Rijnmond en Goeree-Overflakkee: ‘Een grote meerderheid van onze collega’s maakt voor het woon-werkverkeer gebruik van het openbaar vervoer of de fiets; maar liefst 85 procent. Daarnaast stellen wij dienstfietsen ter beschikking. Onze CO2– uitstoot is in de loop der jaren gehalveerd. We doen steeds meer digitaal. En dat zie je terug in onze papierinkoop. In 2006 kochten we nog 60.000 kilo in, in 2017 was dat 5.900 kilo. Ons percentage restafval is ongeveer 5 procent van het totale gewicht aan afval, de rest wordt hergebruikt. Onze stroomvoorziening is 100 procent duurzaam (volledig opgewekt door Nederlandse windmolens), de zonnepanelen op ons dak helpen ons daarbij. We werken in een goed bereikbaar en duurzaam gebouw. Met een score van 72,63 procent is ons gebouw gecertificeerd met het BREEAM[2]-certificaat op niveau Excellent (vier sterren).’
Ook het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) hanteert de BREEAM-methode: ‘De koeling en verwarming van het gebouw is energieneutraal, waarbij de benodigde energie lokaal op duurzame wijze wordt opgewekt. In het najaar van 2018 vindt de Energie Challenge plaats waar medewerkers zes weken lang uitgedaagd worden om energiebesparende keuzes te maken en ideeën te delen. Het RIVM heeft tevens een Meatless Monday en het bedrijfsrestaurant volgt de regels van het Voedingscentrum.’
Een onderzoek van organisatieadviesbureau Twynstra Gudde noemt nog twee populaire en effectieve maatregelen voor facility managers, namelijk waterbesparende maatregelen en reduceren van het vloeroppervlak. Rabobank meldt het digitaal en papierloos werken: geen loonstrook en het stimuleren van digitale rekeningafschriften. Dit heeft geleid tot een reductie van de papier- en afvalstroom van 40 procent. De koffiebekers zijn gemaakt van rietsuiker en composteerbaar.
Waterschap Brabantse Delta verwoordt het onderdeel sociale duurzaamheid als volgt: ‘Onderdeel van maatschappelijk verantwoord werkgeverschap bij waterschap Brabantse Delta is het bieden van passende arbeidsplaatsen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De Participatiewet bevat een banenafspraak die inhoudt dat eind 2023, 125.000 extra banen gerealiseerd moeten zijn. Voor Brabantse Delta betekent dit circa 15 banen in 2023. De directie en het bestuur hebben de ambitie uitgesproken om deze versneld te realiseren.’ De provincie Gelderland heeft een talentontwikkelprogramma voor statushouders en voor autistische werkzoekenden.
Stap 2: een duurzaam en innovatief primair proces: cradle to cradle
De tweede stap is dat organisaties hun primair proces verduurzamen, vaak door innovaties. Dat heeft vooral zin in een productieomgeving, zoals waterschappen die met de rioolwaterzuiveringen gelden als grootverbruikers van elektriciteit en aardgas. Een zuiveringsinstallatie van Waterschap Stichtse Rijnlanden in Nieuwegein is inmiddels energieleverend, door slib uit de zuivering te vergisten. En met warmte uit afvalwater worden in Utrecht ruim 10.000 woningen verwarmd.
De Unie van Waterschappen looft jaarlijks de innovatieprijs uit, om het delen van kennis tussen waterschappen te stimuleren. Gezamenlijk hebben de waterschappen de Energie en Grondstoffenfabriek opgericht, die tal van innovatieve ideeën uitvoert: ‘We zien het als onze verantwoordelijkheid om waardevolle stoffen in de afvalwaterzuivering terug te winnen en te hergebruiken. Verder werken we samen met chocoladefabrikant Chocolatemakers BV uit Amsterdam. De waterschappen leveren fosfaat aan cacaoboeren in de Dominicaanse Republiek om de bodem te verrijken met nutriënten. Chocolatemakers neemt de bonen af. Het verzamelen van plastic uit het watersysteem om bijvoorbeeld beschoeiingen van te maken, is een volgend project.’
Indrukwekkend is de ontwikkeling die afvalverwerker Avri heeft doorgemaakt. Innovaties in het primair proces hebben naast een kostenbesparing van 35 procent per huishouden vooral ook geresulteerd in meer duurzaamheid. Er is een omslag gemaakt van het inzamelen van afval naar het inzamelen van grondstoffen: ‘Zo hebben we onze CO2-doelstellingen overtroffen dankzij het aanpakken van het wagenpark (vrachtauto’s op biogas). Avri heeft ook een nieuw afvalbeleid dat leidde tot een sterke stijging van het scheidingspercentage van 55 procent naar 70 procent. Maar ook treffen we op dit moment voorbereidingen voor een energiepark op de voormalige afvalstort, dat moet gaan bestaan uit 9 MW uit drie windmolens en 10 MW aan zonnecellen.’
Achterliggende gedachte bij veel van de innovaties is: cradle-to-cradle (C2C), naar het gelijknamige boek van Michael Braungart en William McDonough uit 2002. Kern hiervan is dat een product niet van de wieg tot het graf moet worden ontworpen, maar van wieg tot wieg. Ontwerpers kunnen elkaar helpen via een C2C-community en er is ook een keurmerk. Zo noemt Schiphol op de website vijf partijen waarmee het bedrijf samenwerkt op het gebied van circulaire economie.
Stap 3: duurzaam inkopen, zo makkelijk nog niet
De derde stap is duurzaam inkopen, de macht gebruiken die je als afnemer hebt. De overheid koopt jaarlijks voor 73 miljard euro in, zo meldt Pianoo, het expertisecentrum voor aanbesteden. Op de website van deze organisatie staan tal van handreikingen voor duurzaam inkopen.
Steeds meer publieke organisaties stimuleren marktpartijen met doelstellingen op het terrein van duurzaamheid, waaronder ook social return. Zo heeft de provincie Gelderland bij de aanbesteding van het openbaar vervoer duurzaamheid zwaar laten meewegen. Stichtse Rijnlanden verplicht opdrachtnemers tot een social return, het inzetten van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, van 2 tot 5% van de opdrachtwaarde bij alle opdrachten boven de 100.000 euro. Dat wordt gerealiseerd met de inzet van portiers, schoonmakers en bouwopruimers. Bij kleinere projecten vindt de invulling plaats via leertrajecten. De website www.maatwerkvoormensen.nl geldt als proeftuin met voorbeelden hoe markt en overheid samen banen creëren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Rijkswaterstaat hanteert bij het inkopen de CO2-prestatieladder. Een opdrachtnemer geeft in de aanbieding aan dat hij de opdracht zal uitvoeren op een van de vijf treden van deze ladder. Hoe hoger de trede des te hoger de inspanning moet zijn om minder CO2 uit te stoten. RWS is zelf gecertificeerd voor trede vier. Certificering vindt plaats door de Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden en Ondernemen (SKAO). De eerste drie treden hebben betrekking op de eigen organisatie (inzicht, CO2-reductie, transparantie), de vierde trede gaat over het bijdragen aan CO2-reductie in de keten en aan innovatie. De vijfde trede betreft het daadwerkelijk realiseren van de doelen.
Gedrag van inkopers is cruciaal voor succesvol duurzaam inkopen, zo betoogt Jolien Grandia van de Erasmus Universiteit in haar proefschrift over duurzame inkoop. Inkopers moeten leveranciers uitdagen. Dat doen ze vooral indien ze persoonlijk overtuigd zijn van de noodzaak en genoeg kennis hebben van duurzaamheid. Uit haar onderzoek blijkt echter dat ruim 50% van de inkopers niet het gevoel heeft genoeg kennis te hebben om professioneel duurzaam in te kopen. Er is scholing nodig, is Grandia’s conclusie, en inkopers dienen betrokken te worden bij de ontwikkeling van nieuwe duurzame inkoopprocedures.
Volgens een artikel in het Financieele Dagblad (september 2018) zijn vooral de eisen aan marktpartijen veel te globaal. Dat leidt tot frustratie bij leveranciers van echt duurzame producten. Zij kunnen zich niet onderscheiden, maar maken wel kosten. Erik ter Brake van MKB-Nederland verzucht: ‘Uiteindelijk gaat het toch om de laagste prijs.’
Vensters voor Bedrijfsvoering, een grote benchmark onder overheden, laat zien dat bij ongeveer 50 procent van de aanbestedingen duurzaamheid een gunningscriterium is. Het wordt gemiddeld voor 19 procent meegewogen ten opzichte van andere criteria zoals prijs en kwaliteit. Opvallend zijn vooral de enorme verschillen tussen organisaties, wat aangeeft dat er veel te leren valt. Vensters gaat dan ook leerbijeenkomsten rond dit thema organiseren.
Stap 4: stimuleren van inwoners en bedrijven, duurzaamheid ‘viral’ krijgen
De vierde actie betreft het stimuleren van inwoners en bedrijven tot duurzaamheid. Dordrecht gaat het warmtenet in de komende jaren verder uitrollen over de stad en investeert in windmolens. In de energiestrategie Drechtsteden is vastgelegd wat de gemeente doet om van het gas los te komen. De gemeente Stichtse Vecht wil in 2022 een klimaatneutrale gemeentelijke organisatie hebben en in 2030 als gemeente klimaatneutraal zijn. Ze laat onder meer alle openbare verlichting in de komende tien jaar vervangen door ledverlichting, heeft elektrische huurfietsen bij station Maarssen staan, biedt een gratis quickscan voor bedrijven die willen verduurzamen en stimuleert met de Stichting Duurzame Vecht burgers met collectieve inkoop van zonnepanelen, isolatiemateriaal en WKO-installaties. Verder organiseerde de gemeente Stichtse Vecht een startbijeenkomst ‘Routekaart Stichtse Vecht Klimaatneutraal’: ‘Klimaatneutraal betekent dat op het grondgebied van onze gemeente in 2030 evenveel energie duurzaam wordt opgewekt als aan energie wordt verbruikt. Een hoge ambitie die we niet alleen kunnen realiseren. We hebben u als inwoner, bedrijf, woningcorporatie, waterschap en andere overheden nadrukkelijk als partner nodig.’ Volgens de gemeentelijke website waren er zestig aanwezigen, van wie slechts één nu al zei dat ze het nooit gingen halen. De meesten waren vooral op zoek naar informatie: is een warmtepomp wat voor mij? Hoe zit het met de dakpannen met zonnecellen? Hoe vind ik mijn weg naar de aanbieders van zonnepanelen?
De provincie Noord-Holland werkt aan de energietransitie door zonnestroomsystemen te realiseren op maatschappelijk vastgoed en het verstrekken van leningen in het kader van de regeling Asbest eraf, Zon erop. Ook heeft zij een taakstelling voor windenergie van 685 MW in 2020.
Huidig duurzaamheidsbeleid VNG, IPO, Unie van Waterschappen en rijk
Landelijk bestaat er veel aandacht voor het stimuleren van duurzaamheid. Zo zit de VNG namens de gemeenten aan tafel bij het Klimaatberaad en aan de sectortafels met lokale bestuurders. Doel hiervan is om in 2030 de uitstoot van CO2 met 49 procent terug te dringen. Gemeenten moeten uiterlijk eind 2021 een transitievisie warmte vaststellen, met daarin een tijdpad wanneer wijken worden verduurzaamd en van het aardgas afgaan. In deze transitie krijgt de gemeente de regierol. Doel is dat uiteindelijk alle 8 miljoen gebouwen geen aardgas meer gebruiken, geïsoleerd worden en voorzien worden van duurzame energie. Verder monitort de Unie van Waterschappen jaarlijks de afspraken met het rijk op het vlak van duurzaamheid en is een energiekaart ontwikkeld met alle duurzame energieprojecten van de waterschappen.
Met de investeringsagenda ‘Naar een duurzaam Nederland’ doen gemeenten, provincies en waterschappen gezamenlijke investeringen. Uitgangspunt is lokaal maatwerk. De energietransitie geldt daarbij als belangrijke pijler van de duurzame economie. Zoals gezegd, blijven de resultaten van de energietransitie sterk achter bij de rest van Europa. In 2017 zou volgens het CBS in Nederland 6,6 procent van de totale energie hernieuwbaar zijn (biomassa, wind, zon, aardwarmte). Daarmee staat Nederland op de één na laatste plaats in Europa. De middenmoot zit op zo’n 40 procent en Scandinavië is met 70 procent koploper. Ander minder goed nieuws is dat de helft van onze 6,6 procent bestaat uit biomassa. Dat gaat weliswaar niet snel op, maar bij verbranding komt wel CO2 vrij.
Conclusie
We hebben een enorme slag te maken. Hoewel vervuiling grotendeels elders in de wereld plaatsvindt, vooral in Azië, kun je toch stellen dat Nederlandse publieke organisaties een belangrijke rol te vervullen hebben. De Universiteit van Leeds wijst op de grote rol die rijke landen hebben als consument. Een indirecte invloed, maar wel een belangrijke. De inspanningen van publieke organisaties op het terrein van duurzaamheid zijn daarbij vooral effectief wanneer zij de rol van aanjager op zich nemen: het stimuleren van burgers en bedrijven. Dat is de vierde stap in ons model.
Want het lijkt erop dat burgers en bedrijven een zetje nodig hebben voordat ze investeren. Men heeft behoefte aan duidelijkheid en betrouwbaarheid. Of de huidige lokaal gerichte aanpak dan de beste weg is, is de vraag. Zo stelde een directeur van een woningcorporatie, die bij het ontwikkelen van een nieuwe wijk last heeft van de onduidelijkheid over de energievoorziening van de toekomst: ‘Wat ontbreekt is een landelijke stip aan de horizon: hoe gaan we van het gas af? En hoe gaan we dat betalen?’ Daarnaast kunnen gemeenten en provincies bij de energietransitie zelf het voorbeeld geven en hun inwoners stimuleren met acties en gezamenlijke inkoop van bijvoorbeeld zonnepanelen. Dan is het effect breder dan de eigen organisatie.
Duurzaam inkopen blijkt een belangrijk aandachtspunt, vooral omdat op dit terrein meer scholing en kennisuitwisseling nodig is om daadwerkelijk invloed uit te oefenen. Het gaat hierbij om een totale inkoopsom van maar liefst 73 miljard euro oftewel 10 procent van ons nationaal inkomen. Het grote aandeel van vervoer en (personen- en goederen)transport in de CO2-uitstoot stelt het belang van wereldwijde handel in een ander daglicht en onderstreept het belang van lokaal werken. Op lokale schaal kan ook het verder stimuleren van thuiswerken een optie zijn. We zien in de praktijk nog veel drempels (‘Thuiswerken? Ja dat kan hier, maximaal één dag in de week, in overleg met de leidinggevende.’)
Het meest belangrijke blijft echter om de vier stappen als geheel te bezien, om een integrale afweging te kunnen maken tussen kosten en effecten. En om te kijken wat past in de ontwikkeling van de organisatie. Wanneer dat lukt, kunnen publieke organisaties fungeren als vliegwiel voor verdere verduurzaming.
Voor meer informatie: www.venstersvoorbedrijfsvoering.nl
Footnotes
- [1] Tourism’s impact on climate change and its mitigation challenges, TU Delft, 15 november 2017.
- [2] BREEAM is een beoordelingsmethode om de duurzaamheidsprestatie van gebouwen en gebieden te bepalen, ontwikkeld door een onderzoeksbureau uit het Verenigd Koninkrijk.
Marcel Krassenburg
Initiatiefnemer OpenSamenspraak zegt
Mooi informatierijk artikel over zowel visie als aanpak. Veel voorbeelden en een handzaam 4 punten lijstje van de hoofdthema’s.
Ik probeer nog te vinden waar luchtkwaliteit en geluidsoverlast in dit geheel een plek hebben. Dat zijn effecten die bewoners directer kunnen ervaren dan klimaatverandering. Verbetering zal vaak een “bijvangst” zijn van klimaatbestendige en energieneutrale maatregelen.