De overheid is de afgelopen decennia hoger opgeleid, beter toegerust en minder verkokerd geworden. Toch gaat er nog van alles mis. Robbert Coops bespreekt het boek Dat had niet zo gemoeten!, een analyse van fouten en falen van de overheid, geschreven door Roel Bekker.
Wanneer een van de talloze afleveringen van het Engelse Midsomer Murders op BBC First is te zien, worden ouders van kinderen gewaarschuwd voor al het onheil in deze serie. Het gaat om scènes van verontrustende en gewelddadige aard, zo wordt voorafgaande aan iedere aflevering standaard en trouwhartig gemeld, en tere kinderzieltjes zouden daar zonder toezicht maar beter niet aan bloot gesteld moeten worden. Bij de bijna honderd voorbeelden van mislukte overheidsprojecten in Dat had niet zo gemoeten! was zo’n waarschuwing misschien ook op zijn plaats geweest. In ieder geval had daarmee mijn lichte neiging om me mistroostig terug te trekken uit de inhoud en context van het boek kunnen worden voorkomen. Het gaat goed fout (verwijtbaar of onnodig) bij en door de overheid, zo blijkt na het lezen van alle voorbeelden van het vaak zo opzichtig (en kostbaar) falen van overheidsinstanties op strategisch, tactisch en operationeel niveau.
Maatschappelijke opdracht
Gaat er dan helemaal niets goed? De coronacrisis wordt toch op een professionele, communicatieve, planmatige en vooral redelijk effectieve wijze benaderd? Waarbij wetenschappelijke adviezen (RIVM) worden opgevolgd? Ook is het duidelijk wie aan zet is en wie de verantwoordelijkheid voor de juiste aanpak opeist. Natuurlijk is er altijd kritiek, zeker bij dit soort problemen en processen, maar die is vaak ook wenselijk en nuttig.
Bij het schrijven van zijn boek speelde het coronavirus nog niet, maar interessant is dat Bekker wel het optreden van de rijksoverheid bij het uitbreken van de Mexicaanse griep bekritiseert. Toen sloeg men, tegen alle medische adviezen in, voor zo’n 3 miljoen euro aan achteraf overbodige vaccins in. Maar gelukkig vindt ook Bekker dat het bij de overheid niet alleen maar kommer en kwel is.
‘Is de overheid zich bewust van haar voorbeeldfunctie en maatschappelijke opdracht?’
‘De overheid is goed in het vormgeven van grote systemen en stelsels voor de inrichting van de maatschappij en de verdediging van het land. Soms kost dat veel tijd, soms is er sprake van vormen van overstretching, maar over het algemeen genomen heeft de overheid laten zien dat ze dat goed kan, ze heeft de hulpmiddelen, de lange adem en het weerstandsvermogen om dat te kunnen doen. Trouwens: daar moet de overheid ook wel goed in zijn, het is een basisopgave van de overheid. Dat geldt ook voor het inrichten en handhaven van de rechtstaat. Dat is bij uitstek de taak van de overheid’.
Maar in hoeverre is er – ondanks alle toezichthoudende en adviserende instanties – eigenlijk sprake van het borgen van ervaringen, zelfreflectie, dynamisch leervermogen, het voortdurend testen en proactief vernieuwen van systeemoplossingen of het opleiden van (ambtelijke) managers? Anders gezegd, in hoeverre is de overheid zich bewust van haar voorbeeldfunctie en haar maatschappelijke opdracht en hoe komen die tot uiting in het beleidsproces – de politieke en maatschappelijke afwegingen – en (vooral) de uitvoering daarvan? En hoe vindt de verantwoording over dat alles (en aan wie) plaats? Daarover schrijft Bekker zoals immer op een heldere, kritische en daardoor overtuigende wijze, zich terdege realiserend dat hij hierdoor misschien een bijdrage levert aan het negatieve (of populistische) oordeel over het functioneren van de overheid. Maar volgens hem functioneert de overheid overigens beter dan pakweg dertig of veertig jaar geleden: ‘Het gemiddelde opleidingsniveau is hoger, de uitrusting is beter, de verkokering is afgenomen’. Tegelijkertijd constateert hij dat de bestuurlijke en maatschappelijke opgaven ingewikkelder zijn geworden en de verwachtingen hoger, met als resultaat dat subjectieve gevoelens over de overheid vroeger positiever waren dan nu.
Maatschappelijk vertrouwen
Niettemin zijn er nogal wat verbeterpunten – en dan druk ik me wat eufemistisch uit. Gebeurt dat niet, te laat of te impliciet, dan zal het onherroepelijk leiden tot een nog grotere daling van het maatschappelijk vertrouwen in de overheid, iets dat fnuikend is voor het functioneren van de democratie.
‘Ambtenaren zien in nauw contact met de buitenwereld geen kans, maar een bedreiging’
Een van de maatregelen betreft het benoemen van (top)ambtenaren. Bekker is op dat punt kritisch en somber. Hij somt zeven punten op waar het nogal eens mis gaat. Zo is er (vaak) geen goed doortimmerd programma van eisen en er wordt onvoldoende gewerkt met professionele search-technieken en ondersteuning. Er worden geen profielen van succesvolle ambtenaren betrokken bij het beoordelen van hun (specifieke) kenmerken. De Algemene Bestuursdienst (ABD) is uit zijn eigen jasje gegroeid, waardoor (mede) het verloop van directeuren- en secretarissen-generaal te groot is geworden. Hierdoor komen de onafhankelijkheid en continuïteit van hun functie in het gedrang. Aandacht voor ambtelijk vakmanschap zou verder geïntensiveerd moeten worden in plaats van de nadruk te leggen op ambtelijke integriteit: ‘men ziet in nauw contact met de buitenwereld een bedreiging, geen kans.
In het algemeen is er een cultuur gegroeid van indekken, van risico mijden en niet van kansen grijpen. Volgens Bekker zijn ambtelijke functies bovendien erg klassiek en traditioneel, terwijl de eisen aan het ambtelijk management echt naar een hoger plan gebracht moeten worden, met een ‘horizontale verantwoordelijkheid: de taak om grote beleidsthema’s of beleidseenheden met elkaar te verbinden’. En tenslotte zullen (top)ambtenaren die niet goed of voldoende functioneren het veld moet ruimen. Het Peter-principle slaat ook bij de overheid regelmatig toe. ‘Soms heeft het disfunctioneren van ambtenaren niet alleen directe ongelukken tot gevolg, maar vooral indirecte, zoals slechte benoemingen, een slechte cultuurontwikkeling, verkeerde initiatieven of juist onterechte inactiviteit.’
Dat had niet zo gemoeten! vormt zeker geen afrekening van Bekker met de overheid – daar liggen immers ook zijn roots, daar maakte hij carrière – maar het goed gedocumenteerde boek geeft juist op een heldere manier aan waar het aan schort en hoe het beter kan (en moet). Niet zozeer met makkelijke tips of eenvoudige adviezen achteraf, maar vooral door de achterliggende oorzaken – het politieke systeem, de bureaucratie of de verkokering van de overheid – te duiden en te ontmantelen. Kortom, een evenwichtig, constructief prachtboek geschreven vanuit de praktijk en de wetenschap, maar vooral uit het besef hoe waardevol de overheid voor de samenleving kan zijn. Een aanrader, vooral in de huidige tijd.
*Roel Bekker (2020): Dat had niet zo gemoeten! Fouten en falen van de overheid onder het vergrootglas, ISBN 9789462261225, 400 blz., Boom bestuurskunde, Den Haag.
Geef een reactie