Het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL) doet onderzoek naar welke vorm van participatie het meest geschikt is in welke situatie in het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW). Het aardgasvrij maken van een wijk is niet alleen een technisch, bestuurlijk en financieel vraagstuk; het succes ervan valt of staat met de mate waarin bewoners, bedrijven en andere betrokkenen eraan mee willen doen.
Zorg voor een integrale aanpak van de verschillende participatietrajecten in de energietransitie. Dat is één van de belangrijkste adviezen van het OFL aan minister Ollongren. Er ontstaat nu bestuurlijke drukte, concludeert OFL-voorzitter Marleen Stikker. Door het ontbreken van samenhang kan het ene traject de participatie in een ander traject onbedoeld negatief beïnvloeden.
‘Het succes van het aardgasvrij maken van een wijk valt of staat met de mate waarin bewoners eraan mee willen doen’
Op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) doet het OFL, samen met betrokkenen, onderzoek naar participatie in het PAW. ‘Het OFL is gevraagd te kijken naar de rol van participatie in een succesvolle transitie naar aardgasvrij. Ons onderzoek is gericht op de vraag welke vorm van participatie het meest geschikt is in welke situatie’, vertelt Stikker. Bij dit onderzoek betrekt het OFL een zo breed mogelijke groep betrokkenen, onder andere via omgevingswandelingen en een begeleidingsgroep met ervaringsdeskundigen. ‘Het aardgasvrij maken van een wijk is niet alleen een technisch, bestuurlijk en financieel vraagstuk. Het succes ervan staat of valt met de mate waarin bewoners, bedrijven en andere betrokkenen eraan mee willen doen’, zegt Stikker.
Lerend programma
Gemeenten kunnen bij het interdepartementaal PAW een plan indienen om een wijk aardgasvrij te maken. Zo’n wijk heet een proeftuin. Begin november maakte het PAW de wijken bekend die geselecteerd zijn in de tweede ronde. Het programma is nadrukkelijk ingericht als een lerend programma, om ervaring op te doen met de transitie naar aardgasvrij. ‘Wij zijn zeer positief over het lerende karakter van het programma. Er is een open houding en de koers wordt tussentijds bijgesteld’, vertelt Stikker. ‘We hebben bijvoorbeeld geadviseerd om participatie explicieter in de uitvraag voor gemeenten op te nemen en dat is ook snel gebeurd. Dus je ziet tussen de eerste en de tweede ronde proeftuinen al verschil. In de plannen die gemeenten indienen is nu beter over participatie nagedacht en er zijn duidelijker trajecten voor uitgewerkt. Gemeenten denken daardoor vooraf bewuster na over wanneer ze met bewoners en andere betrokkenen in gesprek gaan. Soms is dit vroeger, soms juist later.’
‘Met een aangescherpte participatieladder is het mogelijk per situatie een specifieke vorm van participatie te kiezen’
Participatieladder
Om gemeenten te helpen bij het vormgeven van participatie in wijken die aardgasvrij worden, heeft het OFL de veelgebruikte participatieladder aangescherpt, op basis van onderzoek van de University of West England (2004). Daarin zijn ook opties opgenomen waarin het initiatief vanuit de samenleving komt. De overheid participeert dan in het maatschappelijk initiatief. Met deze aangescherpte participatieladder is het mogelijk per situatie een specifieke vorm van participatie te kiezen. ‘Dat heeft als belangrijk voordeel dat de verwachtingen van bewoners en andere betrokkenen explicieter gemanaged kunnen worden. De aangescherpte ladder helpt ook bij het leren over participatie. Dat kan alleen als je bewuste keuzes maakt voor de vorm van participatie die je wilt inzetten, en daarin de behoeftes van inwoners en organisaties serieus neemt’, aldus Stikker. ‘Tegelijkertijd merken wij in gesprekken met betrokkenen dat er bestuurlijke drukte is ontstaan rond participatie bij de energietransitie. Er zijn veel verschillende programma’s die allemaal net iets anders verstaan onder participatie. Bij energieopwekking op land is vijftig procent lokaal eigendom bijvoorbeeld heel gewoon, bij aardgasvrij is dat helemaal niet zo. Daarom hebben we deze vorm van participatie opgenomen in de participatieladder.’
Zorg voor samenhang
In het advies doet het OFL ook de suggestie om gebruik te maken van een user journey. Deze manier van kijken is afkomstig uit de softwareontwikkeling en stelt de ervaring van inwoners, bedrijven en andere betrokkenen centraal. ‘Als je jezelf verplaatst in een inwoner, kan je bekijken in wat voor scenario’s iemand met de verschillende programma’s uit de energietransitie in aanraking komt en zo duidelijkheid scheppen over de samenhang,’ zegt Stikker. ‘Wat je nu ziet is dat er vanuit beleid geopereerd wordt, dus men heeft een beleidsprogramma en van daaruit komen acties voort. Wij stellen voor om integraal te kijken. Dat betekent dat je vanuit het perspectief van een inwoner en organisatie kijkt.’
Geef een reactie