In 1976, ter gelegenheid van zijn pensioen, publiceerde ambassadeur Han Boon zijn boek Afscheidsaudiëntie.[1] Ik kreeg het van een collega die zijn boekenkast had opgeruimd. De titel bracht me terug naar de diplomatieke dienst waarin ik jaren werkte.
De diplomatieke gebruiken zijn tegenwoordig heel anders dan vroeger, maar sommige rituelen houden stand. Als ambassadeur word je ‘op het matje geroepen’ als er iets vervelends aan de hand is. Diplomaten worden met boodschappen op pad gestuurd naar de regering van hun gastland. Zij zijn diplomatiek onschendbaar. En ook een druk verkeer van vertrouwelijke berichten tussen de ambassades en Den Haag is gebleven. Samen met de geloofsbrieven en de audiënties vormen deze rituelen, net als in de tijd van Boon, de pijlers van het diplomatieke bedrijf.
Er zijn ook rituelen bij gekomen. Onlangs reikte de secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken een ‘gouden toetsenbord’ uit voor ‘het meest strategische bericht’ van het jaar 2022. Het is een nieuw ritueel met een enthousiaste jury van hoge ambtenaren. Han Boon zou er trots op zijn dat stijlvolle en goed onderbouwde stukken nog steeds worden gewaardeerd, al worden ze niet meer met een vulpen geschreven.
‘De meeste dingen veranderen moeilijk bij Buitenlandse Zaken’
Wat zou de drijfveer zijn achter het gouden toetsenbord? Waarom is het ontstaan? Ik ken de pappenheimers en vermoed een intrigerende combinatie van behoudzucht en vernieuwingsdrang. Een ludieke manier om het diplomatieke ambacht in ere te houden in een tijdperk waarin niet alleen diplomaten, maar ook data-analisten en controllers de dienst uitmaken. Het zou eens onderzocht moeten worden wat zo’n nieuw ritueel vertelt over het vak van diplomaat. Bijvoorbeeld aan de jongste generatie die net binnenkomt, of aan ambtenaren met een biculturele achtergrond.
Het gouden-toetsenbordritueel heeft wortel geschoten. Dat is opvallend want andere dingen veranderen moeilijk. Je hoort wel zeggen dat het nooit lukt. Meestal gaat het dan over ‘de organisatiecultuur’. Een breed begrip. Vraag je daarop door, dan komt al snel het verhaal dat mensen nog steeds worden ingedeeld in ‘echte’ en ‘niet echte’ BZ’ers. Heb je het diplomatenklasje (dat allang niet meer zo heet) niet gedaan, dan kan het gebeuren dat je ondanks jarenlange ervaring op het ministerie nog steeds wordt ervaren als een ‘niet-echte’.
Maar niet getreurd, want ‘moeilijk is iets anders dan onmogelijk’, zoals een collega terecht opmerkte. Dat ervoer ik toen ik na een paar jaar elders te hebben gewerkt terugkwam op het ministerie. Al in de aankomsthal bespeurde ik dat er iets wezenlijks was veranderd. Het was hetzelfde gebouw, het waren ongeveer dezelfde mensen, maar alles was lichter, toegankelijker, minder chic en vooral informeler en opener geworden.
‘We weten langzamerhand wel dat racisme overal is’
Andere dingen waren gebleven. Grapjes, een-tweetjes, gebaren – vertrouwde kleine rituelen, ogenschijnlijk onschuldig, die ertoe leidde dat ik me weliswaar thuis voelde, maar ook kleiner gemaakt. Ik voelde het beter omdat ik een tijd elders had gewerkt en omdat het mijn opdracht was de cultuur te helpen veranderen. En ik bleek er niet de enige in. Joris Luyendijk zou het met vinkjes duiden, maar bij mijn sollicitatie in 1987 noemde de dienstdoende rijkspsycholoog het ‘onvoldoende sociale intelligentie’. Hoppa. De selectiecommissie schoof zijn advies terzijde en besloot het met mij te proberen. Het kwam nog niet in mij op om de redenering om te draaien: dat ik het wel met het ministerie wilde proberen. Er moesten nog tientallen jaren overheen gaan voor er een generatie zou binnenkomen met die mentaliteit. ‘Een bedrijf of organisatie waar diversiteit niet de norm is, zal generatie Z niet eens als werkgever overwegen.’ lees ik op de site van New Brains, een hip wervingsbureau. Check! Zo langzaam (of snel?) gaat verandering.
Wat de diversiteit betreft is er reden tot zorg, want onlangs werd vastgesteld dat er bij de organisatie sprake is van ‘institutioneel racisme’. Eigenlijk was dat geen nieuws want we weten langzamerhand wel dat racisme overal is. Het vernieuwende is dat Buitenlandse Zaken het onderzoek uit eigen beweging heeft laten doen en het zelf heeft gepubliceerd. Er ging jaren werken aan verandering aan vooraf, met moeilijke en vrolijke, hoopvolle en wanhopige, inzichtgevende en zich herhalende gesprekken over waarden, authenticiteit, conflict, verschil, visie, inclusie, sociale veiligheid, terugdringen van regels, autonomie, veerkracht en leiderschap. Het rapport wordt door velen gewaardeerd. Niet door iedereen.
Maar reken maar dat er van alles verandert bij Buitenlandse Zaken. Het racisme-onderzoek is er een krachtig signaal van. Het gouden toetsenbord misschien ook, al was het als poging tot behoud van iets belangrijks in een snel veranderende omgeving. Afscheidaudiëntie van Han Boon is bijna een halve eeuw na verschijnen voor € 8,75 te verkrijgen in de ramsj en doet ondanks de kwaliteit van het geschrevene volstrekt gedateerd aan. Mijn columns zullen eenzelfde lot treffen. Alles beweegt.
Voetnoot
[1] Een afscheidsaudiëntie is een gesprek dat een ambassadeur bij vertrek uit een land heeft met het staatshoofd van dat land. Bij aankomst is er ook een ritueel – dan overhandigt de ambassadeur zijn geloofsbrieven aan het staatshoofd. Daarin vraagt de ambassadeur om vertrouwen. Eureka! Hoe zou het zijn als ambtenaren bij de start van een project een geloofsbrief zouden schrijven aan burgers, ngo’s of bedrijven, waarin zij vragen hen te vertrouwen?
Geef een reactie