A.N.J. den Hollander was een briljant socioloog, maar bleef lange tijd relatief onzichtbaar in zijn vakgebied. Lex Cachet bespreekt op platform O op persoonlijke wijze Den Hollander. Dwars boegbeeld van de Nederlandse sociologie door Hans Werdmölder.
De lezer zij gewaarschuwd. Dit wordt een heel persoonlijke bespreking. Niet primair omdat ik dit mooie boek van goede vrienden cadeau kreeg. Dat is belangrijk. Maar belangrijk is vooral dat ik de hoofdpersoon van dit boek – prof dr. A.N.J. den Hollander – een aantal jaren van dichtbij mee heb gemaakt, als student sociologie en als assistent binnen zijn instituut.[1] Ook voor veel van de andere spelers geldt dat ik ze goed gekend heb en in veel gevallen intensief met ze samen heb gewerkt. Objectief is deze bespreking dus niet zonder meer. Of dat erg is?
Briljant socioloog
Werdmölder geeft in zijn verantwoording aan dat hij weliswaar ook in Amsterdam gestudeerd heeft maar dat hij Den Hollander nooit persoonlijk heeft meegemaakt. Zelf vindt hij dat, als biograaf, een voordeel (p. 403). Daar kan je natuurlijk over van mening verschillen. Maar feit is wel dat Werdmölders beschrijving van de periode in Den Hollander’s werkzame bestaan, die ik van nabij meebeleefd heb, heel exact spoort met mijn eigen herinneringen en ook – net als de rest van het boek – uiterst zorgvuldig onderbouwd is met documenten en citaten uit de vele interviews die hij (en oorspronkelijk een coauteur) heeft (hebben) afgenomen.
‘Simpele vragen van studenten escaleerden al snel tot een onoplosbaar conflict’
Werdmölder heeft geen gemakkelijk onderwerp gekozen voor een biografie. Den Hollander was een briljant socioloog en Amerikanist – in menig opzicht zijn tijd ver vooruit – maar hij was ook een uiterst afstandelijk, arrogant en zelfingenomen persoon. Vrienden en naaste collega’s waar hij ‘close’ mee was, had hij wel, maar slechts mondjesmaat. Veel van die relaties sneuvelden later ook nog eens, in het conflict over zijn colleges, waar hij het meest bekend door is geworden.
Jammer eigenlijk dat Den Hollander, die in de vroege ontwikkeling van de Nederlandse sociologie een zo belangrijke rol heeft gespeeld, toch relatief onzichtbaar is gebleven. Werdmölder laat dat onder meer zien aan de hand van ontbrekende vermeldingen in gangbare Nederlandse sociologische handboeken (p. 282/ 283) Pas veel later kwam er meer belangstelling voor zijn bijna etnografische wijze van onderzoeken. Geen wonder dat juist Werdmölder, van huis uit antropoloog, deze biografie schrijft.
Jammer ook dat Den Hollander in brede kring vooral naam heeft gemaakt door de affaire rond zijn colleges. Overigens briljante colleges. De bananenschillen waar hij over uitgleed waren een paar simpele en weinig radicale wensen van studenten, die geen autoritaire verhoudingen meer gewend waren: vragen mogen stellen tijdens college, een syllabus. Door de volstrekt onbuigzame houding van Den Hollander en het negeren van goedbedoelde adviezen van vele collega’s om wat water bij de wijn te doen, escaleerden deze simpele zakelijke vragen van studenten al snel tot een onoplosbaar conflict.
Onvoorwaardelijke loyaliteit
Den Hollander staakte zijn colleges en trok zich vervolgens verbitterd terug op de Amerikanistiek en het Amerika Instituut. Vreemd eigenlijk dat een zo briljant waarnemer – want dat was hij – de tekenen des tijds in eigen omgeving zo slecht verstond. Ook vriend en collega André Köbben was daar achteraf verbaasd over (p.302).
Wat ook niet hielp was de weerstand die Den Hollanders autoritaire stijl van leidinggeven bij zijn eigen staf had opgeroepen. Sommige stafleden gebruikten het studentenoproer dan ook gretig voor een afrekening met hun lastige baas. Een baas die op zijn beurt, ook in het conflict met de studenten, onvoorwaardelijke loyaliteit eiste. Wie niet 100 procent voor hem was, was tegen hem. Zo brak hij zelfs met zijn meest briljante leerling en opvolger, Joop Goudsblom; iemand die als geen ander rustig en redelijk probeerde te blijven in het conflict.
‘Den Hollander was een voortreffelijk en productief socioloog’
Werdmölder plaatst de affaire Den Hollander terecht binnen het kader van de democratisering van de universiteiten en het volstrekt doorgeschoten studentenactivisme in de jaren zestig en zeventig. Zeker in de Amsterdamse Sociale Faculteit (PSF) werd het Marxisme de dominante, bijna verplichte, leer. Wie niet aan de hand van de CPN, radicale nitwits als Niek Bolte of de KEN-ML wilde lopen, kon opdonderen. In die zin was Den Hollander slechts een eerste slachtoffer. Velen zouden later volgen. Zeker niet de minsten, zoals Hans Daudt, Hiddo Jolles en André Köbben. Het zou vele decennia duren voordat sociologie, antropologie en politicologie in Amsterdam zich van dergelijke aderlatingen en de Marxistische terreur herstelden.
Eigenzinnige persoonlijkheid
Jammer dat het zo gelopen is. Den Hollander was immers ook een voortreffelijk en productief socioloog. Een uitmuntend observator en verteller met – zeker voor zijn tijd – heel veel internationale ervaring en contacten. En niet alleen in het zuiden van de VS, waar hij zo veel over geschreven heeft. Ook over Hongarije, toenmalig Oost-Pakistan (nu Bangladesh), over Puerto Ricanen in New York en over de eigen Nederlandse samenleving schreef hij veel, nog steeds relevante, artikelen en boekbijdragen. Dat hij desondanks geen breed publiek bereikte, heeft zeker te maken met het feit dat hij voornamelijk in het Nederlands publiceerde.
‘In de huidige wetenschap zou Den Hollander niet gepast hebben’
Ook in zijn onderzoeksstijl weerspiegelde zich zijn eigenzinnige persoonlijkheid. Hij was zeker geen teamwerker, was wars van methodologische regels, had meestal weinig op met statistieken en koerste meer op eigen waarneming dan op het schriftelijke werk van voorgangers. In veel van zijn bijdragen zijn noten dan ook schaars of zelfs afwezig. Hoewel hij zich terdege bewust was van de invloed van de persoon van de waarnemer – “die door een bepaald raster de wereld bekijkt” (p.366) – moest zijn lezer of luisteraar uiteindelijk toch veel voor waar aannemen, louter op gezag van de persoon Den Hollander. Controleerbaarheid of systematiek (p. 267), zoals we die nu eisen in de wetenschap, was in zijn werk veelal ver te zoeken. In het gejuridiseerde en verbureaucratiseerde wetenschappelijke klimaat van vandaag-de-dag zou hij, met zijn hoogstpersoonlijke en persoonsgebonden stijl van werken absoluut niet gepast hebben. Dat is begrijpelijk maar het is ook jammer.
Meester zonder school
De sociologische verbeeldingskracht heeft er zeker onder te lijden. Den Hollander was ook bepaald geen theoreticus en evenmin een schoolbouwer. “Meester zonder school” aldus een typering van Rob Kroes, die hem opvolgde als hoogleraar Amerikanistiek (p.382). In zijn lange carrière als hoogleraar had Den Hollander niet meer dan acht promovendi (p. 281/ 282). Ook dat zou nu ondenkbaar zijn.
Goed dat Werdmölder het allemaal heeft geboekstaafd. Zijn leesbare biografie doet recht aan Den Hollander en zijn werk maar is tegelijkertijd ook eerlijk over de minder positieve aspecten van de persoon en zijn werk. Op den duur verliest dit omvangrijke boek wel wat aan zeggingskracht. Sommige van de latere hoofdstukken hadden best wat korter en compacter gekund. Werdmölder’s boek leest tegelijkertijd ook als een ‘petite histoire’ van de veranderende verhoudingen binnen samenleving, wetenschap en universiteit in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw. Ook in die zin vormt het boeiende en leerzame leesstof.
Noten
[1] Besproken wordt: Hans Werdmölder, Den Hollander. Dwars boegbeeld van de Nederlandse sociologie. Amsterdam: Blauwburgwal, 2021. 420 pagina’s.
Geef een reactie