In een studieclub voor rijksambtenaren op initiatief van het programma Dialoog & Ethiek bespraken we het leven en werk van vier grote twintigste-eeuwse denkers. Onder hen een verslaafde aan pepmiddelen, een rommelaar met relaties, een chronisch uitgeput mens en een kettingroker. Alle vier werkten ze als een malle om hun ideeën en gedachten op papier te krijgen. Was ik de moeder van een van hen geweest, dan had ik me over hun denkkracht geen zorgen gemaakt, maar wel over hun verslaving, afhankelijkheid of neiging tot fanatisme. Dit overkomt me wel vaker, dat ik overvallen wordt door moederlijke gevoelens voor mensen die ik persoonlijk niet ken. Zo heb ik het maar moeilijk met de steeds krommer groeiende rug van Mark Rutte en vraag ik nieuwspresentator Annechien Steenhuizen vanaf de bank stilletjes om haar martelmuiltjes weg te werpen, voor het te laat is om met gezonde voeten oud te worden.
Hoewel ik de vier grote denkers hogelijk waardeer om hun werk, zijn ze door het lezen van het boek Het vuur van de vrijheid van Wolfram Eilenberger ook een beetje van hun voetstuk gevallen, of liever gezegd: meer mens geworden. Het gaat om Ayn Rand, Simone Weil, Simone de Beauvoir en Hannah Arendt. De laatste verdient wat mij betreft de hoofdprijs voor de beste denker. De andere drie denkers lieten zich in de periode waarover het boek gaat (1933-1943) enorm meeslepen door hun eigen overtuigingen en ervaringen. Het is maar een aanname, en je kunt het bij hen niet meer testen, maar ik denk dat meer aandacht voor hun lichamelijk wel en wee bevorderlijk zou zijn geweest voor hun werk. Deze hypothese strekt zich uit naar alle mensen met een zittend of denkend beroep, waaronder dus veel ambtenaren.
Ambtelijk lichamelijk leed
Ga je erop letten, dan hoor je veel lichamelijk leed voorbij komen in overheidskantoren. Je krijgt het ook tamelijk onomwonden te horen als je ernaar informeert. In een week noteerde ik:
‘Ik ben uitgeput’.
‘Ik stortte volledig in’.
‘Mijn nek zit helemaal vast’.
‘Ik heb er last van maar ik mag niet piepen’.
‘Ik voel mijn lijf niet meer’.
‘Ik heb alles in mijn lijf helemaal vastgezet’.
‘Ik heb al jaren een te hoog cholesterol maar ik doe er niks aan’.
‘Ik heb eigenlijk altijd hoofdpijn’.
Gezondheidsteams doen hun best om mensen te ondersteunen om gezond te worden, of te blijven, want als het lichaam opgeeft, is de denkkracht ook nergens meer en hoe moet je dan beleid uitvoeren of ontwerpen? Het streven is om uitval voor te zijn. Maar daar stuiten de dokters, arbodeskundigen en psychologen op de lastig uit te roeien gewoonte om een probleem dat zich nog niet in alle hevigheid aandient zo lang mogelijk te negeren. Blijkbaar heeft bijna niemand ooit geleerd hoe we denkwerk en gezond leven op een plezierige manier kunnen verbinden. Bovendien zijn lichamen hardleerser dan breinen. Een goed voornemen is zo geformuleerd, maar het in praktijk brengen is lastig en gaat uiterst langzaam. Van tai chi leraar Damo Mitchell leerde ik: ‘If the mind goes to a transition, the inner environment must be such that it can stabilise the change. Otherwise, we will slip back down to where we were before’. Vervang ‘inner environment’ door lichaam en de les is duidelijk: het denken kan zich pas vernieuwen als het lichaam de verandering weet te consolideren. Anders glijd je zo weer terug naar de oude toestand.
Samenspel lichaam en geest
Ga er dus maar aan staan als het lichaam aan de noodrem heeft getrokken. Of minder dramatisch, want ook met een hoofd vol snot of een zeurende pijn kun je minder goed denken, spreken en luisteren. Daarom verdient het samenspel tussen lichaam en geest elke dag aandacht. Gelukkig zijn er tegenwoordig denkers die dat proberen te duiden. Paul Verhaeghe bijvoorbeeld, in zijn essay voor de Maand van de Filosofie 2022.[1] Hij liet zien dat veel van de vermoeidheid die om zich heen slaat maatschappelijke oorzaken heeft, waarvoor een collectieve oplossing noodzakelijk is. En drie hedendaagse filosofen wijdden een heel hoofdstuk aan het lichaam in een kloeke ‘cultuurfilosofische analyse’[2]. ‘Het menselijk lichaam moet niet alleen gebruikt worden (…) maar vergt een eigen vorm van aandacht en zorg,’ concluderen zij. Ze vermoeden dat we daarvoor ‘oudere en andere tradities’ nodig hebben.
‘Luister naar elkaars bijdrage met heel je lichaam’
Laatst voegden we vanuit het programma Dialoog & Ethiek bij deze woorden een daad. Tijdens een professionaliseringsdag voor gespreksleiders, waarin het ging over wijs interveniëren, goed doorvragen en begrippen grondig uitdiepen, boden we ook een workshop ‘lichaamsbewustzijn’ aan, die op zo’n ‘oude en andere traditie’ was gebaseerd. De belangstelling ervoor bleek zelfs – of juist? – in deze setting groot. Een collega bij Mindful Rijk vertelde trouwens dat ook mindfulnesstrainingen – een oude traditie in een nieuw jasje – buitengewoon populair zijn. En het ministerie van Buitenlandse Zaken had een tijd geleden een vergelijkbare ervaring. In reactie op een behoefte die het ministeriële veranderteam signaleerde, werden workshops ademwerk en qi gong trainingen aangeboden. Ze waren niet aan te slepen en gingen door totdat iemand zei dat deze dingen niet tot het werkgebied van het veranderteam hoorde en dat de mensen dit soort dingen ook in hun vrije tijd kunnen doen. Toen stopte het. Tot het weer ergens oppopt, denk ik dan, want de behoefte en noodzaak is te groot.
Signalen van lichamen
Hoe zou het zijn als als we de aandacht voor het lichaam uit het domein van ziekenhuizen, sportscholen en vrije tijd halen en brengen naar de wereld van denken, strategie, visie en overleg? Als we in een brainstormsessie, werkoverleg, crisis- of ander gewichtig beraad niet alleen de ideeën collectief aandacht geven, maar ook de signalen van de aanwezige lichamen? Dat we die als normaal onderdeel van het werkproces stimuleren om rust te nemen, te bewegen of breder te luisteren en kijken? Voor dat laatste kun je een bijvoorbeeld een instructie geven: maak de spieren van de ogen zacht, en laat de volle breedte van je kijkvlak binnenvallen. Of: luister naar elkaars bijdrage met heel je lichaam. Probeer het gerust even.
‘De belangstelling van ambtenaren voor hun lichaam is volop aanwezig’
Wat zou er gebeuren als Mark Rutte zijn rug gedurende de ministerraad af en toe voorzichtig ontrolt, de hartstreek een fractie van een millimeter opent, heel voorzichtig, en morgen nog een micrometertje of twee? De belangstelling voor het lichaam onder zijn ambtenaren is in elk geval volop aanwezig. Iemand noemde aandacht geven aan zijn lichaam zelfs ‘een keiharde voorwaarde’ om zijn werk te doen. En een ander voegde toe: ‘Het is toch het ding waarmee ik het moet doen’. Met zulke gedachten heeft een verandering ten goede een kans.
Overigens ben ik blij dat de vier grote denkers dankzij Wolfram Eilenberger voor mij meer mens zijn geworden. Het helpt me om af te stappen van een denkgroef die hen als filosoof op een voetstuk zet, en in dezelfde beweging mensen met andere waardevolle talenten kleiner maakt. Sinds ik dat misverstand op het spoor ben, speur ik mijn lichaam af om die groef te lokaliseren en verzachten. Een harde voorwaarde om mijn werk goed te doen.
Voetnoten
[1] Paul Verhaeghe, Intieme vreemden, Athenaeum 2022
[2] Ad Verbrugge e.a., Het goede leven & de vrije markt, een cultuurfilosofische analyse, Lemniscaat 2019
Mattijs M. van Katwijk
Trainer aandacht en vitaliteit zegt
In verbinding met het lichaam winnen ideeën, filosofieën en plannen aanzienlijk in realiteit en krijgen zij letterlijk voeten aan de grond.