Ambtenaar, kom uit je bubbel

Interview met Mark Bovens en Anchrit Wille

Mark Bovens (hoogleraar bestuurskunde Universiteit Utrecht) en Anchrit Wille (hoogleraar transities in de Publieke sector, Universiteit Leiden) schreven in 2011 het boek Diplomademocratie (2011). Hun publicatie laat zien dat politiek Den Haag steeds meer gedomineerd wordt door hoger opgeleiden. Myrthe Stijns, projectmanager platform O, sprak met hen over de implicaties van de diplomademocratie en hoe je als ambtenaar hiermee moet omgaan.

Het is ruim 12 jaar geleden dat het boek uitkwam. Hoe staat het tegenwoordig met de ‘diplomademocratie’?
Bovens: ‘In 2021 had 77 procent van de Tweede Kamerleden een wo-diploma, 16 procent een hbo-diploma en maar 7 procent een mbo- of ander diploma. Terwijl 70 procent van de kiezers een lbo- of een mbo-diploma heeft. We zien ook in de gemeente dat het aantal gemeenteraadsleden en wethouders met een wo-opleiding sterk is gestegen. In het lokaal bestuur had je van huis uit veel meer praktisch geschoolde wethouders en raadsleden maar ook daarin zien wij precies hetzelfde patroon. Je ziet dus dat de ontwikkeling doorgaat, maar op een gegeven moment kun je niet meer verder stijgen, want we hebben maar 150 Kamerleden. Het zal niet lang meer duren of alle Kamerleden hebben een wo- of hbo-opleiding.’
Wille: ‘We zien dus nog steeds dat in alle bestuurslagen hoger opgeleiden domineren. Dezelfde kloof is ook aanwezig in de landen om ons heen en in de Verenigde Staten zie je hetzelfde verschil in opleiding in de senaat.’

Het vertrouwen in de Nederlandse politiek was de laatste jaren nog nooit zo laag als nu, blijkt uit een Ipsos-onderzoek in opdracht van de NOS. Hoger opgeleiden hebben meer vertrouwen in de politiek en politieke instituties dan lager opgeleiden. Waar is dit volgens jullie te verklaren?
Bovens: ‘De vertrouwenscijfers gaan op en neer door de tijd heen. Voordat wij werkten aan de diplomademocratie, hebben wij ook onderzoek gedaan naar politiek vertrouwen. Als het vertrouwen omhoog gaat komt dat echter niet in de krant. Dus die berichten moeten met een korreltje zout worden genomen want drie jaar geleden stond het politieke vertrouwen op een all-time-high. Maar wat wel heel duidelijk is dat ook daar opleiding een enorm verschil maakt. Hoe lager iemands opleiding, hoe minder iemand het gevoel van vertrouwen in de politiek heeft. En hoe minder men het gevoel heeft dat politici er voor hen zijn. Dat zie je door de tijd heen heel consistent.’

Is dat omdat mensen zich niet gerepresenteerd voelen, omdat ze zichzelf op tv niet in de Tweede Kamer vertegenwoordig zien?
Bovens: ‘Ja, dat is één van de stellingen die wij in het boek verdedigen. Dat veel grotere ressentiment tegenover de politiek, het cynisme en ook dat gebrek aan vertrouwen onder laag- en middelbaar opgeleiden is heel begrijpelijk want ze worden inderdaad veel minder gerepresenteerd.’
Wille: ‘Je kunt het ook zien aan de populariteit van Caroline van der Plas op dit moment. Duidelijke taal, herkenbaar, enorm aansprekend voor gewone mensen als je haar vergelijkt met Sigrid Kaag, die een hele andere uitstraling heeft.’

In jullie boek benoemen jullie opleiding als de nieuwe maatschappelijke verzuiling. Wat betekent dat voor het politiek landschap en de democratie in ons land?
Bovens: ‘We zien dat er maatschappelijk twee gescheiden werelden ontstaan en dan is het politiek natuurlijk heel spanningsvol als bijna alle Kamerleden slechts uit één van die werelden komen. Stel je voor dat Kamerleden alleen maar katholiek waren terwijl de helft van de bevolking protestant was. Dan hadden we dat toch moeilijk gevonden. En dat is in feite wat er nu gebeurt. Eén zuil heeft eigenlijk alle politieke macht en de andere zuil die staat erbij en kijkt ernaar.’

Zelf merk ik als jonge ambtenaar dat je al snel in een bubbel leeft, wat problematisch kan zijn.  Hoe kunnen we daar als ambtenaar mee omgaan?
Wille: ‘Die bubbel is alleen maar groter geworden in de laatste 40 tot 50 jaar. Je zag dat voorheen Kamerleden, maar ook ambtenaren, nog wel eens uit een eenvoudig milieu kwamen. De universiteit was eigenlijk de toegang tot een hogere opleiding maar ook tot een hogere functie. Doordat de gescheiden werelden versterkt zijn, zie je nu dat hoogopgeleide stellen hoogopgeleide kinderen krijgen. En zij hebben helemaal geen contact meer met andere  opleidingsgroepen. Juist daardoor zijn die bubbels heel sterk geworden doordat je inderdaad op die voetbalvereniging of de hockeyclub steeds minder andere opleidingsgroepen tegenkomt.’

Wat zou je daaraan kunnen doen?
Bovens: ‘Waar het op neerkomt, is dat 30 à 40 jaar geleden politici en ambtenaren vaak nog uit de eerste hand de wereld kenden waar ze beleid voor moesten maken. Dat is nu niet meer zo. Dat betekent dat politici en ambtenaren actiever op zoek moeten gaan naar ervaringskennis die ze zelf niet hebben. Ze moeten zichzelf realiseren dat hun eigen wereld en ervaringen niet representatief zijn voor wat grote delen van Nederland meemaken. Je moet dus actiever uit je bubbel komen en andere bubbels opzoeken en daar een tijdje in zitten.’
Wille: ‘Dat begint al tijdens de studie. In plaats van nog weer een stage zouden ze vaker een tijdje moeten werken in de zorg, als schoonmaker of bij de beveiliging op Schiphol. Je ziet bijvoorbeeld dat er veel problemen zijn in de uitvoering, omdat beleidsmakers weinig kennis hebben van de uitvoering. Het zou voor onze bestuurskunde-studenten dus heel goed zijn om in plaats van een traineeship, of die stage bij een fractie, of bij een adviesbureau, eens een tijdje in uitvoeringsfuncties te gaan werken.’

Het klinkt heel logisch om beleid te maken voor je doelgroep. Maar in de praktijk vinden ambtenaren dat toch lastig. Waar zou dat aan kunnen liggen?
Wille:Het is van belang om die ervaringskennis meer plek te geven in de beleidsvorming, omdat die in de afgelopen 30 jaar sterk verwetenschappelijkt is. Dat is misschien een gevolg van de diplomademocratie. Het is allemaal evidence-based en gebaseerd op input van kennisinstituten of adviesraden en daarmee krijgen de experts het erg sterk voor het zeggen. Ook het politiek debat wordt gedomineerd door kennis en daardoor gaat het minder om belangenbehartiging. In plaats van wilsvorming is het wetensvorming geworden. Bij elke discussie moet er een nieuwe onderbouwing komen, draagvlakmetingen, stikstofmetingen, alles moet evidence-based zijn.’

Burgerberaden komen steeds meer in opmars. In hoeverre helpen die de problemen die rondom diplomademocratie tegen te gaan?
Bovens: ‘De tragiek van de democratische vernieuwing is dat dit het probleem alleen maar erger heeft gemaakt. Burgerberaden gaan uit van een academisch mensbeeld, van een burger die tijd en energie heeft om ’s avonds naar een zaaltje te gaan, dossiers te lezen, en dan netjes op de beurt wacht om het woord te voeren.’
Wille: ‘En een duidelijke mening heeft om in het publiek debat te verdedigen. Dat zijn allemaal vaardigheden die niet bij iedereen even sterk aanwezig zijn.’
Bovens: ‘We zien dat hoe ingewikkelder de vorm van participatie is, hoe meer deze door hoogopgeleiden wordt gedaan. Bij burger beraden en deliberatieve vormen moet je enorm opletten op de representativiteit. Net als bij de verkiezingen is het grote risico dat er een hele lage opkomst is van praktisch geschoolde burgers, omdat zij het gevoel hebben dat dat niks voor hen is.’

Maar wat werkt dan wel? Of wat werkt beter om als overheid beleid op te vormen? 
Bovens: ‘Het is goed om daarin de politieke kant en de ambtelijke kant te onderscheiden. Aan de ambtelijke kant zou je meer moeten investeren om na te gaan wat de effecten zijn van beleid op verschillende doelgroepen, en dat niet vanzelfsprekend aannemen.  Aan de politieke kant hebben wij steeds de hoop gehad dat het Nederlandse politieke systeem dat voor een deel repareert, omdat we een hele lage kiesdrempel met evenredige vertegenwoordiging hebben. Dus als de zittende politieke partijen niet meer aantrekkelijk zijn voor grote groepen kiezers, omdat ze zich er niet in herkennen, dan mag je hopen dat er nieuwe partijen komen die dat wel zijn. En dat is voor een deel wat we nu zien gebeuren.’
Wille: ‘We zien aan de rechterkant een groei in partijen. Niet alleen de PVV, maar ook JA21 en BBB stijgen in populariteit. Dat zijn toch indicaties dat evenredige vertegenwoordiging wel die stemmen hoorbaar maakt.’
Bovens: ‘En dat betekent dat die partijen kunnen helpen om onderwerpen die praktisch geschoolden belangrijk vinden, vaker op de agenda te zetten. Wat we in Nederland hopen en zien is dat het merendeel van die nieuwe partijen wel opereert binnen het parlementair systeem en op die manier een soort tegenwicht biedt tegen die diplomademocratie.’
‘Zelf vind ik Leefbaar Rotterdam een heel mooi voorbeeld hiervan. Die lokale partij is 20 jaar geleden opgekomen in Rotterdam en trekt vooral de praktisch geschoolde kiezers, maar heeft zich in de afgelopen 20 jaar ontwikkeld tot een partij die bereid is om wethouders te leveren en om keuzes te maken en verantwoording te nemen voor het gemeentelijk bestuur. Ik denk dat dat in Rotterdam heeft geholpen om die kiezers toch het gevoel te geven dat ze vertegenwoordigd worden.’
‘Het is nu 12 jaar geleden dat wij het boek hebben geschreven. Als we terug kijken. zien we dat de thematiek nu veel hoger op de agenda staat. Zo’n 12 jaar geleden zeiden veel vakgenoten dat het allemaal onzin was: opleidingsverschillen maken niet veel uit en “dit weten we toch al lang”. En: “Binnenkort is toch iedereen hoogopgeleid.” Maar we zien nu dat het issue echt is opgepakt, zowel in de wetenschap als in beleid. Onze critici van toen doen nu zelf onderzoek naar diplomademocratie en allerlei ministeries proberen het contact met de burger te zoeken om uit de bubbel te komen. Dat vinden wij positief nieuws.’

Vond je dit artikel interessant? Lees alle artikelen van: Myrthe Stijns
Deel dit artikel

Er zijn nog geen reacties op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*