Volgens Beatrice de Graaf en Wout Broekema is het de hoogste tijd dat er experts op andere beleidsterreinen dan de volksgezondheidzorg betrokken worden in de besluitvorming over de aanpak van het coronavirus. Hun punt over de noodzaak van dergelijke expertise is natuurlijk juist, maar miskent dat het gebruik van andere expertise volgt op een politiek-bestuurlijke keuze over de vraag welke waarden leidend zijn bij de besluitvorming.
Met de uitbraak van het coronavirus staat de overheid voor een ongekend complexe opgave. Ook op platform O willen wij hier aandacht aan besteden. Dat doen we in een reeks artikelen getiteld ‘De overheidsdienaar in tijden van crisis’.
In de persconferentie op 21 april van premier Mark Rutte kwam duidelijk naar voren wat in zijn ogen de leidende dominante waarden zijn: ‘Dit zijn moeilijke afwegingen. Maar zeker is wel dat voorzichtigheid nu, beter is dan spijt achteraf. Daarbij hebben we zoals verleden week uitgelegd drie criteria: 1. kan de zorg het aan; 2. zijn de meest kwetsbaren zo goed mogelijk beschermd. 3. hebben we genoeg zicht op de manier waarop het virus zich gedraagt. En natuurlijk spelen daarbij ook andere vraagstukken. Kan de samenleving het aan? Kan de economie het aan? Vragen die prangend worden naarmate de crisis langer duurt. En dat realiseren we ons dus ook. Maar dit is wel echt de volgorde. Eerst de volksgezondheid en dan de rest.’
Eendimensionale besluitvorming
Dominant is een focus op de beheersing van de corona-uitbraak. En dat is overigens nog veel minder breed dan de waarde ‘volksgezondheid’. De volksgezondheid op langere termijn wordt immers ook bedreigd door het verlies van gezonde levensjaren door werkloosheid. Acuut is de bedreiging ervan door uitgestelde zorg, waarover de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) op 21 april schrijft: ‘Initiatieven om de zorg weer op te kunnen schalen zijn vanuit het oogpunt om alle zorg weer op normaal niveau te brengen een begrijpelijke stap, maar dat kan wat mij betreft alleen [zolang] de inzet op deze zorg nooit ten koste gaat van de noodzakelijke Covid-19-zorg.’
Dus in tegenstelling tot wat De Graaf en Broekema suggereren in hun opiniestuk, is het niet het ontbreken van experts op andere beleidsterreinen dat geleid heeft tot eendimensionale besluitvorming. Die andere experts zijn namelijk formeel wel betrokken bij de besluitvorming.
‘Regentenmoed is de meest belangrijke factor is bij het voorkomen van de risico-regelreflex’
Zo adviseert formeel het OMT niet direct de minister, maar loopt de advieslijn via het zogenaamde Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) waar het OMT-advies ook vanuit andere perspectieven moet worden beschouwd. De deelnemers aan het BAO hebben tot op heden het OMT-advies ogenschijnlijk rechtstreeks doorgeleid naar de minister van VWS.
In de nationale crisisstructuur zit natuurlijk ook brede deskundigheid ‘verstopt’ vanuit andere departementen dan VWS. Die verstopte deskundigen kunnen verstandige dingen zeggen over de effecten op bijvoorbeeld de economie (verlies van welvaart en daardoor onvermijdelijke bezuinigingen op onderwijs en gezondheidzorg) en onderwijs (potentieel grotere ongelijkheid en achterstanden).
Het betrekken van bredere deskundigheid ten behoeve van afgewogen besluitvorming is daarmee alleen zinvol als er een bestuurlijk draagvlak is om ook de bijhorende andere waarden mee te wegen.
Bestuurlijke lef
Tot slot: we begrijpen heel goed dat het in de huidige situatie voor de regering niet eenvoudig is om met een vooral emotionele Tweede Kamer om te gaan. Al eerder schreven we daarom dat ‘regentenmoed’ de meest belangrijke factor is bij het voorkomen van de risico-regelreflex: de bestuurlijke lef om te doen wat goed is voor de samenleving en niet te buigen voor de continue dreiging van politieke en juridische aansprakelijkheid als het onvermijdelijk een keer misgaat.
Geef een reactie