De coronacrisis zal noodzakelijkerwijs leiden tot grote bezuinigingen. Ira Helsloot en Jelle Groenendaal stellen voor de kosten en baten van het huidige veiligheidsbeleid scherp af te wegen, zodat bezuinigd kan worden op zaken die toch al weinig effect hebben. Daarnaast is het raadzaam een bepaalde mate van onveiligheid simpelweg te accepteren.
Over een ding is vrijwel iedereen het eens: de coronacrisis leidt tot een enorme economische recessie. Al eerder betoogden we dat een wereldwijde recessie zal leiden tot een zware bedreiging van de gezondheid van vooral de sociaaleconomische kwetsbaren in Nederland, maar zeker ook in de rest van de wereld. Een dreiging die nog groter is dan de oorspronkelijke bedreiging van corona zelf.
Een deel van dit dreigende veiligheidsdrama kan voorkomen worden door een rationele herijking van het veiligheidsbeleid, door kosten en baten scherp af te wegen. Door in Nederland op sommige plekken (schijn)veiligheidseisen te verminderen, kunnen besparingen op noodzakelijke (veiligheids-)zorg aan kwetsbare Nederlanders tenminste deels voorkomen worden.
‘De eerste miljardenbezuiniging kan worden gedaan op onredelijk veiligheidsbeleid’
Voordat we hieronder een aantal voorbeelden zullen bespreken, eerst nog even dit: de economische recessie zal groot zijn, maar nog groter als we niet snel stoppen met de overdreven maatregelen die vanwege het coronavirus genomen zijn. Het ‘nieuwe normaal’ is geen voldongen feit, maar een bestuurlijk en maatschappelijke keuze.
Herzie veiligheidsmaatregelen die volgens de wetenschap nihil effect hebben
In Nederland is door Crisislab uitgezocht dat er jaarlijks voor ten minste 5 miljard aan maatregelen worden genomen die een wetenschappelijk onomstreden nihil effect op de veiligheid hebben. Voorbeelden van grote investeringen zijn bijvoorbeeld het hoogspanningsbeleid (750 miljoen verspreid over vijf jaar, terwijl niemand werkelijk ziek wordt van hoogspanning) of het merendeel van het huidige asbestbeleid (400 miljoen structureel omdat asbest in de jaren ‘70 van de vorige eeuw een groot probleem was en we inmiddels strenger omgaan met asbest dan met andere vergelijkbare gevaarlijke stoffen). Voorbeelden van kleine(re) investeringen zijn de paar miljoen die we per jaar uitgeven aan nooduitgang bordjes waar tijdens brand geen gebruik van wordt gemaakt.
Wat ons betreft gaat het hier dan ook om onredelijk veiligheidsbeleid, waar de eerste noodzakelijke miljardenbezuiniging kan worden binnengehaald. Overigens komen natuurlijk een deel van deze nutteloze subsidies in de veiligheidsmarkt via belastingen weer terug naar de overheid, zodat de netto-besparing minder is.
Beperk een rigide toepassing van het voorzorgsprincipe
Een tweede voorbeeld van onredelijk veiligheidsbeleid is een rigide toepassing van het voorzorgsprincipe: activiteiten en stoffen zijn gevaarlijk en moeten dus strikt gereguleerd worden tot het tegendeel bewezen is. Ook hier zijn besparingen te realiseren.
Veel van de onredelijkheid die daaruit voortkomt, zit verstopt in modellen die weinigen doorzien. In het algemeen wordt een simpel lineair model gebruikt om van de schadelijke effecten bij blootstelling aan hoge concentraties stoffen naar het vermoedde schadelijke effect bij lagere concentraties te komen. Dit wordt voor kankerverwekkende stoffen het linear no-threshold-model (LNT) genoemd. Voor een aantal stoffen weten we echter dat dit model niet klopt: zo zijn de meeste vitamines dodelijk in hoge concentraties, maar juist noodzakelijk in lage concentraties. Ook om bodemverontreiniging te meten, worden deze modellen gebruikt en dit leidt tot onredelijk strenge en dure eisen. Een redelijker bodembeleid zou de Nederlandse samenleving ook weer honderden miljoenen per jaar schelen.
Tem de bureaucratie en ‘woekerende professionals’ binnen veiligheidsorganisaties
Een voorbeeld van bureaucratie vinden we in de jeugdzorg. De jeugdzorg, dat wil zeggen alle ondersteuning, hulp en zorg aan kinderen, jongeren en opvoeders, functioneert in Nederland al jaren op een aantoonbaar hoog niveau. Maar ook binnen de jeugdzorg bestaat er een veiligheidsbureaucratie waarop wel bezuinigd kan worden. Angst voor aansprakelijkheid leidt ook binnen de jeugdzorg tot nodeloos risicomijdende en kostbare beslissingen. Hier kunnen we van het Verenigd Koninkrijk leren: veiligheidsbeslissingen worden daar door een ‘jury’ van enkele professionals en enkele gewone burgers genomen. Die jury blijkt veel meer bereid om een bredere afweging te maken dan professionals alleen.
‘Tenzij we er actief wat aan doen, zal de onveiligheid de komende jaren schrikbarend toenemen’
Een tweede voorbeeld heeft betrekking op de ‘wet van de woekerende professionals’. Deze wet stelt dat professionals de neiging hebben om a) steeds meer werk naar zich toe te trekken uit de handen van niet-professionals en b) binnen hun werkterrein steeds meer en hogere professionele standaards vast te leggen. Een voorbeeld van deze wet wordt beschreven in een onderzoek dat wij gedaan hebben naar de effectiviteit van het Programma Versterking Opsporing. Dit programma is gestart naar aanleiding van de commotie rondom de Schiedammerparkmoord en moet de opsporing door de politie verbeteren. Alle geïnterviewde professionals waarderen het programma, omdat de opsporing ‘professioneler’ is geworden. Maar recht op de man bevraagd durfde geen van de geïnterviewden te stellen dat hierdoor zaken ‘extra’ of ‘beter’ zijn opgelost of dat hierdoor opsporingsfouten zijn voorkomen. Wel onderkennen de meesten dat de benodigde capaciteit en daarmee de kosten per zaak significant is toegenomen.
Accepteer onveiligheid
De onveiligheid zal de aankomende jaren door de gevolgen van de coronacrisis wereldwijd schrikbarend toenemen, tenzij we daar actief wat aan doen. Een belangrijke stap zou paradoxaal genoeg kunnen zijn om weer een redelijke mate van onveiligheid te accepteren. Dit lukt alleen als ‘we’ durven te vertrouwen op een redelijke samenleving en onze bestuurders wat regentenmoed laten zien.
*Een uitgebreidere en bewerkte versie van dit artikel door Ira Helsloot verschijnt binnenkort in ‘Na de Quarantaine’ van Alexander Rinnoy Kan e.a. (Uitgeverij Balans, Amsterdam).
Tom van Doormaal zegt
Dit is een leuk verhaal dat veel te overdenken geeft