De alerte overheid

Data versterken gemeenschappen

Datagedreven werken en sturen verandert de overheid van een inerte in een alerte organisatie, stelt Jan van Ginkel, gemeentesecretaris in Zaanstad. ‘Mijn wens is dat data worden gebruikt voor het versterken van de kracht van lokale gemeenschappen.’

Big data, data-analyse, datagedreven werken en sturen… er wordt veel over gesproken maar het is zeker geen hype, betoogt Van Ginkel. ‘De mogelijkheden en de toepassingen zijn er en die nemen hand over hand toe. We kunnen het niet meer negeren en we kunnen het ons ook niet veroorloven om er niets mee te doen. Wat we er precies mee kunnen, dat weten we nog niet. Dat zijn we aan het ontdekken. Zeker is wel dat de overheid steeds meer datagedreven zal werken.’ Een overheid die datagedreven werkt verandert van een inerte in een alerte overheid, zegt hij. ‘De traditionele beleidscyclus van de overheid is traag en inert, een soort verstild proces van formuleren en evalueren en aanpassen. Het is vaak politiek en visionair ingestoken en door het langzame proces is het beleid vaak al verouderd als het wordt uitgevoerd. Als je beleid formuleert op basis van data, dan kun je dit proces veel beter afstemmen op de werkelijkheid en kun je het aanzienlijk versnellen. Onderzoek doen naar de feiten, interventies bepalen en doen, de reactie meten en bijstellen: dat kan ongelooflijk veel sneller dan het huidige beleidsproces. En dan heb je een alerte overheid.’

Inspiratie en debat over datagedreven sturen
Gemeenten gebruiken data-analyse om beleid en uitvoering effectiever te maken. Bijvoorbeeld om het aantal woninginbraken terug te dringen. VNG/KING bundelde deze en andere voorbeelden ter inspiratie in het online magazine ‘Big data op kleine schaal. Data en gemeenten’.
Bij datagedreven sturen horen ook fundamentele vragen over de positie en de rol van de overheid. Hoe ziet die rol eruit, hoe vul je die in en welke afwegingen kun en moet je daarin maken? Het programma Digitale Agenda 2020 van VNG/KING verkende het speelveld van datagedreven sturing door gemeenten en vond veertien veel terugkomende thema’s. Deze zijn uitgewerkt en vormen de basis voor het online magazine Verkenning sturingsinformatie, dat bestuurders en beleidsmedewerkers binnen de (gemeentelijke) overheid handvatten biedt om in hun organisatie de dialoog te voeren over het gebruiken van data en de implicaties daarvan.

Data voor een wakkere samenleving
‘Ik zou willen dat data wordt gebruikt voor het versterken van de kracht van lokale gemeenschappen. Om een ‘wakkere stad’ te maken, zoals ik omschrijf in mijn boek Werken aan de wakkere stad. Dat omwonenden van Schiphol bijvoorbeeld allemaal met een app zelf geluid gaan meten. Als mensen zelf data verzamelen dan kunnen ze deze gebruiken om zichzelf te organiseren en dan krijg je een wakkere samenleving. Op deze manier helpt data om lokale gemeenschappen te versterken, zodat zij eventueel samen met bedrijven en de overheid oplossingen kunnen vinden voor maatschappelijke vraagstukken.’ Concreet is hij daar mee bezig in Zaanstad, met twee initiatieven. In het Zaans Datalab werkt de gemeente samen met diverse andere organisaties, zoals een woningcorporatie, GGD, zorginstelling, UWV, scholengemeenschap, politie en VU/UvA, om data te verzamelen en te combineren om oplossingen te vinden voor complexe vraagstukken. ‘Het gaat om oplossingen die we als organisatie niet zelf kunnen vinden en invoeren, maar in samenwerking wellicht wel. Je kunt denken aan oplossingen voor obesitas bij kinderen of problemen op het gebied van mobiliteit. We zijn nog maar net begonnen, waarbij de deelnemers hebben bepaald dat in de eerste twee datalabs, die direct na de zomer worden georganiseerd, duurzaamheid en extramuralisering centraal staan. Het doel is om het datalab in het komende jaar als een ecosysteem te organiseren, met een groot aantal organisaties. Een organisatie kan steeds, afhankelijk van het maatschappelijke vraagstuk dat centraal staat in het datalab, bepalen of ze meedoet.’
Het tweede initiatief is van de gemeente: het Zaans Datapakhuis. Hierin plaatst de gemeente alle eigen data die zich hiervoor leent en stelt deze open aan de eigen medewerkers, inwoners, maatschappelijke instellingen en bedrijfsleven.

‘Als je eenmaal door een databril naar maatschappelijke vraagstukken hebt gekeken, dan kun je deze niet meer afzetten’

‘Deze data zijn voor iedereen beschikbaar, waarbij we bij het ontsluiten van de data vanzelfsprekend steeds rekening houden met privacy. We zijn nu als gemeente bezig om dit pakhuis vorm te geven en daarna met data te vullen. Een volgende stap is dat ook andere partijen hun data erin kunnen opslaan en aanbieden. De ambitie is dat we uiteindelijk voor de hele stad één datapakhuis hebben.’

Vier stappen voor datagedreven sturen
Het is duidelijk dat Van Ginkel gelooft in de mogelijkheden van het gebruiken van data voor een betere samenleving. Hij stelt ook dat echt datagedreven werken en sturen een ontdekkingstocht is, waar we nog maar net mee zijn begonnen. Niet alleen de technologie en haar toepassingen moeten nog volop ontdekt worden, er zit ook een sterk veranderkundig aspect aan de invoering van datagedreven werken. Van Ginkel onderscheidt een aantal stappen waarmee dit binnen de overheid gerealiseerd kan worden. De eerste is bewustwording: ‘Bij politiek, bestuur en bij ambtenaren. Het mooie is: als je eenmaal door een databril naar maatschappelijke vraagstukken hebt gekeken, dan kun je deze niet meer afzetten. Het is net als met fietsen: als je het eenmaal kunt dan leer je het niet meer af. Als je dus eenmaal hebt ondervonden hoeveel meer inzicht data geven bij het oplossen van een maatschappelijk vraagstuk, dan wil je een volgend vraagstuk ook door een databril bekijken. Dit is dus de eerste stap.’
De vervolgstap is ‘gewoon doen’. Niet te lang afwegen en plannen schrijven, maar experimenteren. ‘Ga aan de slag, in kleine pilots. Hier past ook een opmerking over privacy: de angst om privacy te schenden kan verlammend werken, maar in de praktijk blijkt die angst lang niet altijd terecht. Ik raad daarom aan om niet al aan de voorkant een privacyprotocol te schrijven, want daarvoor is dit thema te ingewikkeld. Ga in plaats daarvan parallel aan de pilot aan de slag met een pilot waarin je ontdekt hoe de privacy wordt geraakt en hoe je deze beschermt. Behandel dat dus ook als een pilot.’

Heilige huisjes slopen
De derde stap is het confronteren van bestuur en management met de resultaten van de pilots. ‘Vergis je niet: dit is een boeiende fase, want er vallen vaak heel wat heilige huisjes om. Aannames en diepgewortelde opvattingen kunnen op niets zijn gebaseerd en daar kom je in deze fase achter. Dat schuurt, maar leidt ook tot bewustwording en dan ben je terug bij stap één. Dit is een cirkel. Als het goed is een opwaartse spiraal.’ Hij voegt er aan toe dat het uiteraard wel de bedoeling is dat de resultaten uit de pilots geborgd worden in de uitvoering, dat uitvoering en beleid daadwerkelijk worden aangepast aan wat met data-analyse is ontdekt. Dat is de vierde stap. Daarbij: ‘Je doet dit nooit alleen als gemeente, maar altijd met andere partijen. En ondertussen bouw je zelf je kennis en expertise op. Je organisatie ontwikkelt mee. Gaandeweg kom je er dan ook achter of je zelf alle expertise in eigen huis wilt hebben, of je een centrale data-afdeling nodig hebt of het op de afdelingen laat… Daar is geen eenduidig antwoord op, dit hangt af van de organisatorische context.’

Data versterkt politiek
Er zit volgens Van Ginkel ook een belangrijke politieke dimensie aan datagedreven werken en sturen. Hij spreekt in dit kader over de ‘vermaatschappelijking van de politiek’. In een samenleving die veel meer stuurt op data en waar burgers zichzelf organiseren, is de overheid één van de partijen, een deelnemer in een ‘vibrerend netwerk’. ‘Natuurlijk blijven er taken waar de overheid leidend is, onder meer op het gebied van veiligheid. Maar als de kracht van de samenleving groter wordt dan gaat de samenleving zelf in toenemende mate bepalen wat er gebeurt. In co-creatie, met maar ook zonder de overheid.’ In dit netwerk sluit de overheid soms aan, soms neemt ze de regie, soms brengt ze zelf vraagstukken in waarvoor men in samenwerking oplossingen zoekt. ‘Een belangrijke vraag is welke rol en positie de representatieve democratie hierin heeft. Dat is een ingewikkelde zoektocht, waar we het antwoord nog niet op hebben. Ik denk dat het belangrijk is om ons ervan bewust te zijn dat die rol verandert, zodat we kunnen onderzoeken hoe die nieuwe rol eruit kan zien.’

‘Zou de uitslag van het referendum in Groot-Brittannië nog steeds Brexit zijn geweest, als alle data bekend waren?’

Hij gelooft dat de politiek door het meer gebruiken van data minder op incidenten gericht zal worden. ‘Neem het vraagstuk van de vluchtelingen. Er doen allerlei verhalen over de ronde, bijvoorbeeld dat er alleen maar jonge mannen naar Nederland komen. Is dat waar? Met data kun je deze discussie objectiveren. Hoe je met feiten omgaat is politiek, maar het begint met feitelijke data. Als de politiek zich daar meer op zou baseren, dan wordt het minder incidentgedreven. En hollen we minder vaak van hype naar hype. Ik denk dat hoe we beleid maken en beslissingen nemen echt verandert in een datagedreven samenleving met wakkere lokale gemeenschappen. Dan kunnen we, los van incidenten, echt een visie op de maatschappij uitdragen en samen realiseren. Ik vraag mij af wat de uitslag van het referendum in Groot-Brittannië zou zijn geweest als alle data bekend zouden zijn. Zou het dan nog steeds een Brexit zijn geworden?’

Dit artikel is geschreven door journalist Marieke Vos en is het tweede deel van een serie in het kader van de Verkenning Sturingsinformatie, onderdeel van het programma Digitale Agenda 2020 van VNG/KING. Het eerste deel kunt u hier lezen.

Vond je dit artikel interessant? Lees alle artikelen van: VNG/KING
Deel dit artikel

Er zijn nog geen reacties op dit artikel

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*