Constateren dat de lopende invoering van Nationale Politie een uiterst complex en problematisch project is, is langzamerhand een open deur geworden. Maar dat maakt het proces en vooral de uitkomsten er van niet minder interessant.
Het onderzoek dat Jan Terpstra en zijn collega’s voor Politie en Wetenschap deden naar het functioneren van de nieuwe basisteams biedt voor het eerst empirisch grondig gefundeerd zicht op hoe het met een deel van dat project, de basisteams, in de praktijk gaat. Maar, en Terpstra zal de eerste zijn om dat te erkennen, het is een zeer voorlopig beeld. De invoering van Nationale Politie, begonnen in 2013, is immers ernstig vertraagd en de meeste basisteams zijn pas vrij recent van start gegaan.
‘Zal een meer grootschalige, meer centraal georganiseerde en landelijk beheerde politie toch in staat zijn adequate lokale politiezorg te bieden?’
Voorlopig of niet, meer zicht op het wel en wee van de basisteams is van groot belang. Het biedt namelijk een antwoord op de cruciale vraag of een meer grootschalige, meer centraal georganiseerde en landelijk beheerde politie toch in staat zal zijn adequate lokale politiezorg te bieden. Bij de invoering van Nationale Politie werd voldoende ruimte voor ‘lokaal maatwerk’ door velen als een cruciale toetssteen voor het nieuwe nationale bestel gezien.
Basisteams zijn binnen de nationale politie vrij omvangrijke eenheden (60 – 200 fte.) die in één of meer gemeenten alle gangbare politietaken voor hun rekening nemen. Alleen in uitzonderlijke gevallen doen zij een beroep op, bijvoorbeeld, een districtsrecherche of de ME. Voor het lokale bestuur vormen de basisteams een belangrijk instrument om lokaal veiligheidsbeleid te voeren. Overigens valt het op dat sinds het vertrek van Opstelten zijn robuuste basisteams weer gewoon basisteams heten.
Het onderzoek laat zien dat de basisteams veelal nog ‘in wording’ zijn. Qua organisatie zijn ze divers en vertonen ze vaak nog veel sporen van de vroegere regionale politieorganisatie. Medewerkers ervaren de teams vaak als (te) groot, te formalistisch en te onpersoonlijk; men kent elkaar niet meer. Veel klachten betreffen de onduidelijke wijze van leiding geven: wie over wat gaat is ondoorzichtig geworden. Vooral de basisteams op het platteland hebben vaak grote moeite met nieuwe vormen van organiseren, sturen en werken.
Hoewel de basispolitiezorg niet direct in gevaar lijkt te komen, is het toch de vraag of burgers er op vooruit zijn gegaan. De basisteams staan (nog) verder van de burger af dan indertijd de regiopolitie. Wijkagenten, die dat zouden moeten compenseren, missen vaak voldoende lokale kennis en contacten omdat vrijwel iedereen van positie is gewisseld. Bovendien dreigt ook binnen de Nationale Politie een situatie waarbij wijkagenten al te makkelijk voor andere klussen worden ingezet. Vooral ‘noodhulp’ blijkt in de praktijk allesoverheersend; zeker in de grote steden.
Het meest verontrustend is de voortgaande ontwikkeling, die Terpstra cs. signaleren, naar een steeds meer ‘abstracte politieorganisatie’. De onderzoekers laten op vele manieren zien dat de afstand tussen burger en politie steeds groter dreigt te worden.
‘Binnen de politieorganisatie worden zaken steeds meer via ‘systemen’ ovegedragen, met informatieverlies als gevolg’
Politiebureaus gaan dicht, servicepunten bieden geen service (i.c. mogelijkheden om in persoon aangifte te doen). Kennen en gekend worden staat meer en meer onder druk. Binnen de politieorganisatie worden zaken steeds minder in persoon overgedragen en steeds meer via ‘systemen’, met informatieverlies als gevolg. Voor een organisatie als de politie, die voor haar effectiviteit in hoge mate afhankelijk is van actieve medewerking van burgers, zijn dit zorgelijke ontwikkelingen.
Wat voor de afstand tot de burger geldt, geldt overigens ook voor de afstand tot het lokale bestuur. In dit onderzoek komt dat nauwelijks aan de orde. Uit eerder onderzoeken van Terpstra en anderen bleek echter dat vooral burgemeesters van kleinere gemeenten vervreemd dreigen te raken van ‘hun’ politie, terwijl ze als gezagsdrager wel verantwoordelijk blijven..
Omdat Nationale Politie nog steeds volop in ontwikkeling is, kan dit onderzoek, hoe interessant ook, niet meer dan een momentopname zijn. Een beeld hoe het anno 2015/2016 met de basisteams gesteld is. Maar dat is misschien ook wel de grootste verdienste van dit onderzoek. Het verontrustende beeld van een abstracte politie lijkt daarbij meer dan een voorbijgaand fenomeen. Daarom kan het een belangrijke waarschuwing zijn bij het verder ontwikkelen van de Nationale Politie. Zorg voor voldoende lokale speelruimte en voor betere verbindingen met burger en (lokaal) bestuur, lijkt de belangrijkste beleidsmatige boodschap uit dit onderzoek te zijn. Het nog in gang zijnde ontwikkelproces biedt daarvoor ook mogelijkheden.
J. Terpstra, I. van Duijvenveldt, T. Eikenaar, T. Havinga en B. van Stokkom, Basisteams in de Nationale Politie. Organisatie, taakuitvoering en gebiedsgebonden werk. Apeldoorn: Politie en Wetenschap, 2016. 189 blz.
Geef een reactie