De mediastorm rond het verschijnen van het boek Het verraad van Anne Frank heeft weer eens aangetoond hoe makkelijk en (soms) onbedoeld antisemitisme kan worden aangewakkerd, meent Dave van Ooijen. Terwijl een enkele krant nog sprak over notaris Van den Bergh als ‘informant’ of ‘tipgever’, hadden een aantal kranten en nieuwszenders het over ‘de dader’ of ‘de verrader’. En dat terwijl er geen enkel hard bewijs voor bestaat, maar alleen een hele reeks aannames en veronderstellingen, een theorie.
Het met goede bedoelingen geschreven boek is volgens Ronald Leopold, directeur van de Anne Frank Stichting, echter ook koren op de molen van antisemieten. Hoe kan het dat dit boek antisemitische reacties zou kunnen oproepen? Het heeft alles te maken met hoe tijdens het mediageweld het (onbewezen) beeld ontstond dat ‘een Joodse notaris’, werkzaam bij de Joodse Raad, de dood van Anne Frank op zijn geweten had. Een beeld dat in feite gebaseerd is op een subtiele verdraaiing van wat tot nu toe bewezen is. Waar subtiele verdraaiingen en halve waarheden toe kunnen leiden laat het onlangs in het Nederlands vertaalde boek Antisemitisme van Hannah Arendt zien. Het boek, geschreven in 1951, beschrijft de opkomst van het antisemitisme in Centraal- en West-Europa in de late negentiende eeuw en vroege twintigste eeuw. Het boek, hoewel zeventig jaar geleden geschreven, is nog steeds uiterst actueel. Het bevat niet alleen een historische analyse hoe het antisemitisme in de jaren dertig heeft geleid tot totalitaire regimes, het is vooral ook een waarschuwing voor de toekomst.
Jodenhaat
Vanaf haar eerste zin is Hannah Arendt, als Jood opgegroeid in een niet-religieus gezin, helder over wat antisemitisme is. ‘Het antisemitisme is een seculiere, negentiende-eeuwse ideologie, en is (…) duidelijk wat anders dan de religieuze Jodenhaat, die voortkomt uit de wederzijdse vijandigheid van twee met elkaar botsende godsdiensten.’ De opvatting dat er sinds het eind van het Romeinse Rijk tot onze tijd sprake is van een historische continuïteit, is volgens Arendt onjuist. Het is net zo onjuist als het antisemitische geloof in een geheim Joods genootschap dat de wereld regeert of zou willen regeren. Arendt maakt met andere woorden uitdrukkelijk onderscheid tussen antisemitisme als generiek begrip en antisemitisme als historisch begrip. Als generiek begrip gaat het om Jodenhaat in algemene zin. Als historisch begrip gaat het om een begrip dat verbonden is met een duidelijk aanwijsbare anti-Joodse beweging in de geschiedenis. Zo duikt het begrip pas rond 1875 op. En duidt het op een politieke beweging die tot doel heeft de maatschappelijke positie van Joden te beperken of hen zelfs geheel uit de samenleving te laten verdwijnen.
‘Antisemitisme blijkt nog steeds een hardnekkig fenomeen’
Antisemitisme
Om greep te krijgen op het antisemitisme dat aan het eind van de 19e eeuw op kwam maakt Arendt onderscheid tussen religieus, sociaal en politiek antisemitisme. Zo is er sprake van religieus antisemitisme als christenen en/of moslims met een beroep op hun theologische traditie Joden discrimineren, uitsluiten of vervolgen. Dit soort antisemitisme zagen we met name in de periode van de eerste Kruistochten. Maar ook in de perioden daarna zien we er voorbeelden van. Met sociaal antisemitisme wordt bedoeld dat Joden in het maatschappelijk domein niet gelijkwaardig worden behandeld en gestereotypeerd, dan wel onderwerp zijn van anti-Joodse grappen en opmerkingen en slachtoffer van subtiele uitsluitingsmechanismen. Politiek antisemitisme gaat weer een stap verder. In dat geval gaat het om een politieke beweging, een politieke partij of een regering die een programma heeft met als doel Joden te discrimineren, uit te sluiten of uit de samenleving te verwijderen. Beide vormen zijn volgens Arendt aan elkaar gerelateerd, hoewel het soms moeilijk is om het cruciale verschil te zien. Zo zegt Arendt dat het politiek antisemitisme kon ontstaan omdat Joden een afzonderlijk lichaam vormden, terwijl het sociaal antisemitisme kon ontstaan vanwege de groeiende gelijkheid van Joden aan andere groepen in de samenleving. De emancipatie en assimilatie van Joden aan het eind van de 19e eeuw had dus ook een keerzijde. Het bedreigde de positie van andere groepen in de samenleving.
Hardnekkige beelden
Antisemitisme blijkt nog steeds een hardnekkig fenomeen als we de Nederlandse Monitor Antisemitisme en de periodieke Enquête over discriminatie en haar misdrijven tegen Joden in de EU van de afgelopen jaren lezen. Ook in Nederland was het sociaal antisemitisme tot de jaren zestig wijdverspreid onder alle lagen van de bevolking. Vooral de negatieve stereotypering van Joden, hoewel mild van aard in vergelijking andere delen van Europa, weelde tierig. En hoewel het sociaal antisemitisme in de jaren erna grotendeels uit de publieke sfeer verdween, zien we dit de laatste jaren in de publieke sfeer weer terugkeren. Met name als we kijken hoe er op sociale media en binnen Forum voor Democratie over Joden in relatie tot de coronapandemie wordt gesproken. Dat het sociaal antisemitisme in het publieke domein de kop weer opduikt, is mede mogelijk doordat het de afgelopen decennia in de privésfeer onder de radar is blijven voortbestaan. Met name in radicale flanken van katholicisme en protestantisme zijn volgens Bart Wallet, hoogleraar Joodse studies aan de Universiteit van Amsterdam, eeuwenoude beelden tot de jaren zestig blijven doorwerken. Beelden over Joden die we vandaag de dag nog steeds tegenkomen in artikelen en tweets. Zoals in de manier waarop in sommige kranten en op radio en televisie door journalisten de ‘resultaten’ van het internationale onderzoek naar het verraad van Anne Frank zijn verwoord.
Dominante identiteiten
Hannah Arendt poogt het modern antisemitisme te begrijpen in relatie tot de opkomst van de natiestaat in de 19e eeuw en het verval van de natiestaat aan het begin van de twintigste eeuw. Volgens Arendt had het ontstaan van natiestaten tot gevolg dat er geopolitieke gebieden ontstonden met een dominante nationale of etnische identiteit. De opkomst van de eerste antisemitische partijen in deze gebieden in de jaren 1870 en 1880, had vervolgens echter ook weer tot gevolg dat de natiestaat werd uitgehold. Niet langer waren het de staat en de regering die beweerden boven alle partijen te staan. Het waren met name de antisemitische partijen die zeiden ‘boven alle partijen’ te staan en claimden vertegenwoordiger van de gehele natie (het volk) te zijn. De situatie na de Eerste Wereldoorlog, met name na uiteenvallen van de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije (1867-1918) en de nieuw geïnstalleerde natiestaten waarvan de bevolking niet altijd homogeen was, aldus Marli Huijer in haar uitstekend nawoord, creëerde tientallen miljoenen ontheemde mensen in Europa. Zowel opkomst als verval van natiestaten ging met andere woorden om het annexeren van gebied waar de eigen etniciteit woont en om het verwijderen van minderheden die de nationale samenhang bedreigden. Ook nu nog, ondanks de komst van de Europese Unie die als tegenkracht functioneert, zien we dat vooral in halve of zwakke natiestaten sprake is van een strijd over de etnische identiteit.
Collectief geheugen
In het boek, maar eigenlijk in heel haar werk, spaart Arendt ook de rol van Joden niet in het ontstaan van vooroordelen. Zo bespreekt zij onder meer de rol van de conservatieve Britse politicus Benjamin Disraeli. Disraeli, net als Arendt Joods van geboorte en opgegroeid in een volkomen geassimileerd gezin, was tussen 1874 en 1880 premier van het Verenigd Koninkrijk. Zijn vader was een verlicht gentleman die zijn zoon liet dopen omdat hij wilde dat die dezelfde kansen kreeg als andere stervelingen. In een van zijn eerste romans die hij voorafgaande aan zijn premierschap publiceerde, Alroy (1833), ontwikkelde Disraeli een plan voor een Joods rijk waarin de Joden zouden heersen als een streng afgezonderde klasse. In een nieuwe roman, Coningsby, or the new Generation (1844), liet hij de droom van een Joods imperium weer varen en ontvouwde hij een fantastisch beeld van hoe Joods geld de opkomst en het verval van hoven en rijken beheerst en de hoofdrol speelt in de diplomatie. En in 1863 dacht hij volgens Arendt getuige te zijn van een strijd tussen de geheime genootschappen en de Europese miljonairs. Naast de eerste antisemitische bewegingen hebben dus ook de romans van Disraeli een hele verzameling vooroordelen voortgebracht over Joodse invloed en organisatie die we tegenwoordig nog steeds aantreffen in het antisemitisme. Het zijn beelden die diep verankerd zijn in het collectieve geheugen en telkens, ook nu in het mediacircus rond het boek Het verraad van Anne Frank, weer subtiel opduiken.
Geef een reactie