Het is 1966 en de Amerikaanse schrijver en hippie Steward Brand staat onder invloed van LSD op het dak van een wolkenkrabber in San Francisco. Hij vraagt zich af wat een foto van de aarde, genomen uit de ruimte, met een mens zou doen. Een besef van een duurzame relatie met het Systeem Aarde? Met dit verhaal opent de Academie voor Stadsastronauten We Make the City, een Amsterdams festival over urgente stedelijke vraagstukken. Voor platform O richt ik me op de bestuurlijke impact van de klimaatopgave. Hoe kunnen verschillende publieke organen efficiënt samenwerken in de transitie naar een klimaatadaptief Nederland?
De Academie voor Stadsastronauten is een activistische club die duurzaamheid en zingeving combineert met culturele programmering en stedelijke innovatie. Oprichtster Marjolijn brengt ons met beide voeten op de grond als we kennismaken met haar buurman Bob, die zijn hele leven al in Amsterdam-Noord woont. De stadsastronaut deelt met haar buurman de liefde voor de natuur in de steeds sneller dichtslibbende stad. Bob blijkt te beseffen dat leefbaarheid in de stad onder druk staat: hij had last van de droogte en moest zijn plantjes steeds blijven gieten. Zij ontdekt dat steeds meer mensen, vanuit verschillende perspectieven, beseffen dat de impact van klimaatverandering om actie vraagt.
Activisme of cynisme
Eric-Jan Pleijster van LOLA Landscape Architects komt met een angstwekkende toekomstschets: The nation formerly known as the Netherlands, een kaart van een grotendeels verdronken land in 2300. Hij zet uiteen wat er mogelijk zou moeten gebeuren om de economie van ons land te redden. De randstad schuift in zijn geheel op naar Oost-Nederland, de infrastructuur moet volledig worden omgevormd. Een ingewikkeld scenario voor bestuurlijk Nederland, dat compleet op de schop moet. Het wekt vragen op: Hoe gaan we om met de onzekerheid rondom klimaatverandering? Kunnen we daar bovenuit stijgen? Hoe kunnen we de juiste keuzes maken?
De verschillende sprekers tijdens het ochtendprogramma komen uit op eenzelfde gedachte. Eigenlijk kent klimaatactivisme in Nederland vooral twee smaken: activisme of cynisme. Boos of onverschillig. Een middenweg is moeilijk te vinden. Steeds wordt gedurende de dag de vraag herhaald wat nodig zou zijn om dit gevoel van urgentie bij een groter deel van de bevolking op te wekken. Men begrijpt het allemaal wel, maar voelt het nog niet echt.
Interbestuurlijke uitdagingen
In een divers land als Nederland is zo’n transitie naar een klimaatadaptief systeem een enorme klus. Deels vanwege de praktische reden dat het een grote verscheidenheid kent aan gebiedstypen, op een klein oppervlak. Het gebied van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft zo’n 1,3 miljoen inwoners en ligt in de provincies Noord-Holland, Utrecht en een klein stukje van Zuid-Holland. Het omvat de stad Amsterdam, maar ook ‘t Gooi, de Utrechtse Heuvelrug en de Vechtstreek. Uitdagingen voor de stad zijn anders dan de uitdagingen van het land. Het aanleggen van een leefbare wijk in Diemen vraagt om andere kennis en kunde dan het benutten van energie in het Gooimeer of de waterkwaliteit van de Loosdrechtse Plassen. Belangen van boeren en recreatieondernemers verschillen. Ruimtelijke adaptatie moet met spanningsvelden rondom allerlei belangen zoveel onderling vertrouwen opbouwen dat een inhoudelijke samenwerking mogelijk wordt.
‘Het nieuwe klimaat vraagt nu om een nieuwe vorm van regionaal polderen: meer actoren aan tafel, sneller, innovatiever’
In de middagsessie Klimaatadaptieve gebiedsontwikkeling wordt nader ingegaan op zo’n specifieke opgave waar alle betrokken partijen het dan ook nog samen eens moeten worden. Centrumeiland in IJburg is de grootste zelfbouwlocatie van Amsterdam. Bij de projectontwikkeling ligt een focus op energieneutraliteit en regenbestendigheid. De gemeente Amsterdam en Waternet brengen klimaatadaptieve inzichten samen met de bewoners in de praktijk. In het stedenbouwkundig plan is de input verwerkt van gesprekken met de bewoners van IJburg, de experts en toekomstige gebruikers van het gebied. Met een eindverantwoordelijkheid voor de gemeente. Maar parallel aan de inspraak is ook nog een consultatie over het plan gevoerd onder vertegenwoordigers van maatschappelijke groepen en andere overheden. Denk aan de provincie, Waternet, Rijkswaterstaat, de fietsersbond en nood- en hulpdiensten, in totaal zo’n 40 partijen. Alle belangen meenemen en op elkaar afstemmen is een grote uitdaging. En dan hebben we het nog slechts over één project.
Constante dialoog
Gedurende de dag wordt steeds opnieuw duidelijk hoe complex de interbestuurlijke samenwerking is in de transitie naar een klimaatadaptief Nederland. De praktijk is weerbarstig. Men krijgt te maken met verschillende schaalniveaus, verschillende snelheden. Voor de energietransitie zijn er regionale samenwerkingsverbanden, voor woningbouw mobiliteit en economie weer andere en voor klimaatadaptatie soms nóg een andere. Botsende belangen en vaak (te) weinig capaciteit. Hierin is het onoverkomelijk dat er keuzes gemaakt moeten worden en sommige onderwerpen wel aandacht krijgen, andere niet. Er zijn steeds meer voorbeelden van slimme coalities die dit soort uitdagingen heel handig met elkaar aanvliegen. Hoewel de meningen over de aanpak hiervan verdeeld zijn, lijkt de volgende gedachte wel te worden gedeeld: de transitie naar een klimaatadaptief Nederland vraagt om een constante dialoog tussen bestuurders, uitvoerders en burgers.
In de City Deal Klimaatadaptatie werken 35 organisaties vanuit tien steden samen aan versnelling van de aanpak van klimaatadaptatie. Deze tien steden maken allemaal deel uit van een of meerdere regionale samenwerkingsverbanden. De vraag ‘wat kunnen we zelf versus wat kan alleen maar slagen als we het regionaal aanpakken’ is aan de orde van de dag. Het komende jaar gaat de City Deal dieper in op de succesfactoren van regionaal samenwerken aan klimaatadaptatie. Dat er in het deltaprogramma extra middelen beschikbaar komen helpt daarbij een handje. Misschien zijn succesvolle regio’s wel bij uitstek de regio’s die weten te investeren in slimme combinaties van transitiethema’s. Polderen kunnen we in Nederland al eeuwen heel goed. Het nieuwe klimaat vraagt nu om een nieuwe vorm van regionaal polderen: meer actoren aan tafel, sneller, innovatiever.
Geef een reactie