De overheid deugt in ons land best, maar zo zien we het vaak niet. Er mag daarom meer aandacht komen voor de kwaliteit van uitvoering. Dat stelt Pieter Jeroense, plaatsvervangend algemeen directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. In een reeks blogs op platform Overheid kijkt hij de komende maanden naar de kwaliteit van uitvoering.
In 2019 was er veel te doen over de kwaliteit van de uitvoering van de overheid. Wat we daarover lazen in de media was niet om heel vrolijk van te worden. Het UWV was vorig jaar kop van Jut, onder meer rondom de beoordeling van arbeidsongeschikten. Vervolgens was de Belastingdienst aan de beurt met de toeslagenaffaire in de kinderopvang. Ook de lange wachttijden bij het CBR leidden tot veel ergernis en ingrijpen van het kabinet. En dan hebben we het nog niet over het rapport van de Rekenkamer, gewijd aan de ongelukkige combinatie van ict-trajecten en de uitvoeringsorganisaties.
Reacties vanuit de Tweede Kamer en het kabinet konden niet uitblijven. Pieter Heerma (CDA) diende in september 2019 een motie in over de ‘opeenstapeling’ van problemen bij de uitvoeringsorganisaties van de overheid en verzocht een parlementair onderzoek voor te bereiden. Het kabinet stuurde twee maanden later een brief waarin het een Ministeriële Commissie Uitvoering instelde. Kortom, de uitvoering van de overheid ligt in 2020 onder een vergrootglas.
Verdacht
Eén ding is zeker. Al dat nieuws over het falen van overheid draagt niet bij aan de kleur op de wangen van het bleke overheidsgezicht. Het lijkt maar niet te mogen of te kunnen lukken: een positief imago van de overheid. En daarmee zeg ik niets nieuws. In de jaren negentig schreef Arthur Ringeling een boeiend boek getiteld Het imago van de overheid. Ik hoopte daarin te lezen hoe we wat aan dat imago zouden kunnen doen, maar meestal focussen we op wat misgaat, aldus Ringeling: lage efficiëntie, bureaucratie, hoge kosten. In zijn boek houdt hij een pleidooi voor een meer evenwichtige kijk naar het overheidsoptreden. Hij wijst op het speciale karakter van de taken die de overheid op zich neemt, de ingewikkelde context waarin overheidsbeleid moet worden gerealiseerd en het besef dat de overheid geen bedrijf is en dus ook niet met dezelfde maatstaven beoordeeld kan worden.
‘Hoe kan het toch dat er zo weinig waardering voor het handelen van de overheid is?’
Het blijkt nog best moeilijk om evenwichtig over het functioneren van de overheid te schrijven, want al snel ben je iemand die alles goedpraat. Ook Ringeling zag je hiermee worstelen. Een decennium na het verschijnen van zijn boek schreef hij dat critici hem destijds zagen als een goedprater. Je bent al snel verdacht als je schrijft over successen van de overheid. Dat is in de loop der jaren niet veranderd.
Hardnekkig negatief
We zijn inmiddels 30 jaar verder als Paul ’t Hart en Mallory E. Compton het boek Great Policy Successes uitbrengen. Al uit de ondertitel spreekt dat waardering niet vanzelfsprekend is: Or, A Tale About Why It’s Amazing That Governments Get So Little Credit for Their Many Everyday and Extraordinary Achievements as Told by Sympathetic Observers Who Seek to Create Space for a Less Relentlessly Negative View of Our Pivotal Public Institutions. Ook ‘t Hart en Compton willen met hun boek de focus veranderen. Aan de hand van vijftien casestudies laten ze zien dat het overheidshandelen over het algemeen opvallend vaak goed gaat en dat we daarvan kunnen leren. En dat is nodig, want de beelden zijn hardnekkig negatief.
Het is precies deze vraag die me boeit en bezighoudt sinds ik voor de overheid werk: hoe kan het toch dat er zo weinig waardering voor het handelen van de overheid is, terwijl ik alleen maar om me heen hoef te kijken om voorbeelden te zien van kwaliteit van uitvoering?
‘Natuurlijk kan het altijd beter, maar de overheid in ons land deugt best’
Buiten staat mijn groenbak op straat en deze wordt altijd geleegd. Ik heb nog nooit omgekeken naar de kinderbijslag. Fietsend door de stad zie ik dat de buitenruimte keurig wordt onderhouden. Ik krijg een brief thuis omdat mijn paspoort binnenkort verloopt. Via de website van de gemeente geef ik het parkeerverzoek van de visite door. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Zo beroerd is het toch allemaal niet, zou je zeggen. Aan de andere kant: ik ben ook niet helemaal onbevooroordeeld, ik ben veel meer dan een sympathetic observer. Ik zet me, met vele anderen, dagelijks in voor de publieke zaak. En dat blijven we doen, ondanks die negatieve beeldvorming.
Aan het hart
De overheid deugt in ons land best, maar zo zien we het vaak niet. En natuurlijk kan het altijd beter. Maar het lijkt me goed als we de kwaliteit van de uitvoering eens verder verkennen, al is het alleen maar om te begrijpen hoe het komt dat we zien wat we zien. Maar vooral omdat het me aan het hart gaat. Omdat ik weet dat duizenden mensen zich dagelijks volop inzetten voor de publieke zaak. Het is belangrijk ook de positieve, geslaagde voorbeelden te noemen, de zaken die we haast vanzelfsprekend zijn gaan vinden. Juist nu we weer een fase ingaan waarin de uitvoering volop, en ik vrees negatief, in de schijnwerpers zal staan.
De komende maanden neem ik daarom de kwaliteit van de uitvoering in blogs op platform O onder de loep. Steeds vanuit een ander perspectief of dilemma: fictie en feiten, nationaal versus internationaal, publiek-privaat, ambtelijk versus politiek, rijk versus gemeente, maatwerk versus dienstverlening. Andere invalshoeken, ideeën of inzichten van lezers van dit platform zijn meer dan welkom.
Geef een reactie