Het coronavirus is een unieke historische gebeurtenis, maar door de vele overeenkomsten met eerdere crises kunnen we sneller en beter reageren dan voorheen. Dat geldt ook voor de bestuurlijke reactie, die aantoont dat we veel vooruitgang hebben geboekt, betoogt Lex Cachet.
Voor iedereen zijn het bijzondere tijden. Niemand die nu leeft, kan zich heugen dat een virus wereldwijd grote delen van het openbare leven plat heeft gelegd. Hoe bijzonder deze tijd is, blijkt ook uit het taalgebruik. Wie had, een maand of twee geleden, een beeld bij termen als intelligente lockdown, social distancing of groepsimmuniteit?
Met de uitbraak van het coronavirus staat de overheid voor een ongekend complexe opgave. Ook op platform O willen wij hier aandacht aan besteden. Dat doen we in een reeks artikelen getiteld ‘De overheidsdienaar in tijden van crisis’.
Maar door het framen van Covid-19 als bijzonder wordt onbedoeld verhuld dat de huidige crisis veel gemeen heeft met andere, eerdere crises. De medische wereld, bijvoorbeeld, kan nu snel reageren omdat ze veel geleerd heeft van de eerdere strijd tegen Aids, SARS, Ebola en de Mexicaanse griep. Infecties die wezenlijk anders waren dan COVID-19 maar deels ook overeenkomstig. Overeenkomsten die nu snelle(re) onderkenning van het probleem mogelijk maakten en die hielpen bij het snel op gang brengen van een adequate medische en maatschappelijke reactie, gericht op ‘flattening the curve’. Moeilijk en anders dan andere uitbraken blijft het zeker. Premier Rutte sprak terecht – in wat een uitstekende definitie van crisismanagement is – over ‘met 50 procent van de kennis 100 procent van de beslissingen moeten nemen’. Let wel: 50 procent en niet 0 procent.
Crisiservaring
Wat voor medische crisisbeheersing geldt, geldt ook voor de bestuurlijke en maatschappelijke aanpak. Natuurlijk is Covid-19 uniek. Maar dat neemt niet weg dat we op het terrein van crisisbeheersing inmiddels veel theorie, kennis en ervaring hebben, die goed van pas komen in deze unieke situatie. Met die kennis uit het verleden – die weliswaar geen garanties biedt – kunnen we toch beter begrijpen en beheersen wat er nu gebeurt.
‘Feitelijk beslist het kabinet vrijwel altijd conform de adviezen van experts’
Decennia geleden schreef Uri Rosenthal zijn monumentale boek ‘Rampen, Rellen en Gijzelingen’. Het boek markeert het begin van een rijke Nederlandse traditie van onderzoek en theorievorming op het terrein van crisisonderzoek. Huidige spraakmakende experts op het gebied van maatschappelijke crisisbeheersing, als Paul ’t Hart, Menno van Duin en Arjen Boin, zijn representanten van deze traditie. Wie ‘Rampen, Rellen en Gijzelingen’ nu weer opslaat kan alleen maar in positieve zin verbaasd zijn over de actuele toepasbaarheid van Rosenthals proposities. Een voorbeeld? ‘In crisissituaties worden adviseurs bij het nemen van beslissingen betrokken’. Wat dacht u momenteel van de rol van Jaap van Dissel van het RIVM als deelnemer in het Catshuis aan de bijeenkomsten van de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing? Of van de rol van intensivist Diederik Gommers bij het bepalen van de IC-capaciteit? Of van die van het Outbreak Management Team (OMT) van het RIVM? Formeel blijven het natuurlijk adviseurs en adviezen. Maar feitelijk beslist het kabinet, voor zover nu te overzien, vrijwel altijd conform.
Soortgelijke constateringen gelden voor veel andere stellingen van Rosenthal. Bijvoorbeeld over intensivering van de communicatie tijdens crises: ‘In crisissituaties nemen het volume en de snelheid van opwaartse en neerwaartse communicatie toe’. Zie in dat verband bijvoorbeeld de regelmatige persconferenties van het kabinet, de toespraken van Koning en premier en hun frequente werkbezoeken. Maar ook de vele manieren waarop de (medisch) zorg luid en duidelijk aandacht van het kabinet vraagt voor dreigende tekorten, overbelasting en andere problemen.
In tijden van crisis neemt ook de behoefte aan kennis en informatie drastisch toe. Primair in dit geval natuurlijke medische kennis. Meer kennis over hoe dit nieuwe en wispelturige virus zich gedraagt. Maar ook de behoefte aan kennis over economische en maatschappelijke gevolgen van de crisis neemt snel toe. Zeker voor het kunnen voeren van langeretermijn beleid; bijvoorbeeld de veelbesproken ‘exit strategie’. Ook hier profiteren we nu van wat in het verleden is opgebouwd en geleerd. Snel onderzoek naar crises, terwijl ze zich voordoen, is in Nederland ontwikkeld binnen dezelfde groep rond Rosenthal. Het Crisis Onderzoek Team (COT) was er indertijd de duidelijkste representant van. Wat drie decennia geleden om vele redenen volstrekt onmogelijk werd geacht, is nu welhaast routine: onderzoek ten tijde van een crisis, om (verdere) bestuurlijke beslissingen te ondersteunen.
Geen paniek
Menno van Duin en Vina Wijkhuis (van het Instituut Fysieke Veiligheid, IFV) doen precies dat. In opdracht van het Landelijk Operationeel Team Corona (LOT-C) brengen ze in kaart wat de coronacrisis betekent voor gemeenten en in het bijzonder burgemeesters. De eerste, snelle, resultaten zijn inmiddels openbaar gemaakt in het rapport De impact van de corona-crisis op gemeenten. Eerste tussenrapportage: een maand na de uitbraak. Het onderzoek is zelf een voorbeeld van sociaalwetenschappelijke distancing: onderzoek op afstand, in de vorm van telefonische interviews met een twintigtal burgemeesters.
Het beeld dat uit het rapport naar voren komt is dat er gemeentelijk veel werk verzet moet worden, dat de Veiligheidsregio’s en hun voorzitters een belangrijke rol spelen, (GRIP- 4 en Noodverordeningen) net als de GGD, maar dat er allerminst sprake is van chaos of paniek. De GRIP-structuur blijkt te werken en de gemeentelijke organisaties kunnen het aan. Niemand heeft dit specifieke scenario ooit geoefend. Maar het feit dat men andere scenario’s inzake crisisbesluitvorming en -beheersing wel heeft geoefend, loont nu.
‘Burgemeesters spreken vol bewondering over de zelfredzaamheid en veerkracht van burgers’
Burgemeesters communiceren veel met hun burgers. Daarbij halen ze alles op het gebied van oude en nieuwe media uit de kast om het probleem van de noodzakelijke sociale afstand te compenseren. Interessant is ook – en alweer bekend uit de literatuur over andere crises – dat burgemeesters vol bewondering spreken over de zelfredzaamheid en veerkracht van hun burgers. In vrijwel alle gemeenten is sprake van burgerinitiatieven om elkaar of anderen te helpen, waar dat nodig is.
Opvallend is ook dat er, ten tijde van het onderzoek, vooral in positieve zin gesproken werd over de veel grotere rol die de GGD nu speelde. Ook op de machtsverschuiving van burgemeester naar voorzitter van de Veiligheidsregio is weinig kritiek te horen. Kennelijk is iedereen ervan doordrongen dat een zo ernstige crisis ingrijpende maatregelen vergt en rechtvaardigt. De rol van de gemeenteraad is (even) heel beperkt en er is weinig politisering van de crisis. Burgemeesters spannen zich wel in om hun raad up to date te informeren.
‘Van politisering van de crisisaanpak is op dit moment nog geen sprake’
Digitaal vergaderen heeft nu nog meestal een beperkte reikwijdte en status, maar een tijdelijke wettelijke regeling wordt binnenkort van kracht. Van politisering van de crisisaanpak is op dit moment (nog) geen sprake. Tenslotte maken burgemeesters zich zorgen over de financiële positie van veel van hun burgers, maar ook van hun gemeente, zeker als deze crisis nog lang aanhoudt.
Vooruitgang
De Covid-19 pandemie stemt velen somber. Mensen beseffen niet alleen hoe kwetsbaar ze zijn maar ook hoe weinig we (lijken te) weten en hoe beperkt onze greep op veel ontwikkelingen uiteindelijk is. Een voortgangsrapportage, als deze van Van Duin en Wijkhuis, laat echter ook een andere kant zien. Namelijk hoe veel we nu wel weten en kunnen, ook in de sociale wetenschappen.
Lang na de Watersnoodramp van 1953 verschenen onderzoeksrapporten over het (dys)functioneren van het bestuur. De auteurs van deze ‘Studies in Holland Flood Disaster 1953’ waren merendeels buitenlanders, werkzaam voor de Rand Corporation (maar in samenwerking met het toenmalige ISONEVO onder leiding van Joop Ellemers). De resultaten van hun werk werden nog vele jaren geheim gehouden, omdat ze ronduit vernietigend waren over het functioneren van grote delen van het openbaar bestuur in de overstroomde gebieden. Vergelijk dat met de situatie nu, tijdens een niet minder grote crisis. De conclusie moet dan wel luiden dat we heel veel vooruitgang hebben geboekt. Zowel bestuurlijk als wetenschappelijk.
Geef een reactie