Nederland staat voor grote maatschappelijke opgaven die meerdere bestuurslagen raken en om gezamenlijke aanpak vragen. Toch staan de onderlinge verhoudingen al jaren onder druk, met gevolgen voor beleid en uitvoering. De Studiegroep Interbestuurlijke Verhoudingen schetst daarom bouwstenen voor een nieuwe start, gericht op vertrouwen, duidelijkheid en gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Beeld: Pixabay
Het gaat om vraagstukken rondom wonen en ruimtelijke inrichting, klimaat en energie, gezondheid en zorg, migratie, bestaanszekerheid, veiligheid en de kwaliteit van onze publieke dienstverlening. Allemaal opgaven die meerdere bestuurslagen raken. Iedere bestuurslaag is daarbij afhankelijk van een ander: zij kunnen niet zonder elkaar. Om stappen te zetten is het daarom noodzakelijk krachtige interbestuurlijke verhoudingen te hebben, waarmee het oplossen van deze vraagstukken een stap dichterbij komt. In aanloop naar een nieuwe kabinetsperiode heeft de Studiegroep Interbestuurlijke Verhoudingen in haar rapport Samen bouwen aan resultaten op een rij gezet hoe deze verhoudingen beter kunnen worden.
Dat is ook hard nodig. De afgelopen jaren lieten zien dat de verhoudingen tussen rijk, provincies, waterschappen en gemeenten onder druk stond. In verschillende dossiers kwamen zij tegenover elkaar te staan, zoals in het jeugdzorg- of het asieldossier. Afspraken werden onvoldoende nagekomen, de uitvoerbaarheid van rijksbeleid kreeg te weinig aandacht en financiële discussies overheersten het gesprek.
Bovendien was er te weinig oog voor de cultuur, houding en het gedrag die nodig zijn om goed samen te werken. Deze dynamiek voedde niet alleen spanningen tussen overheden, maar tastte ook het gezag van het openbaar bestuur richting inwoners aan.
Bouwstenen
De Studiegroep pleit daarom voor een nieuwe start in de interbestuurlijke verhoudingen. Vijf bouwstenen zijn belangrijk daarvoor.
1. Goede afspraken maken en nakomen
Aan het begin van een kabinetsperiode wordt de basis gelegd voor de samenwerking tussen rijk en medeoverheden. De Studiegroep constateert dat juist in deze fase te vaak onduidelijk blijft welke opgaven gezamenlijk worden opgepakt, hoe taken worden verdeeld en welke randvoorwaarden daarbij gelden. Het gevolg is dat verwachtingen uiteenlopen, verantwoordelijkheden verschuiven en discussies ontstaan over middelen en uitvoering.
Het rapport pleit daarom voor duidelijke afspraken aan de voorkant: vroegtijdige betrokkenheid van medeoverheden in de formatie, naleving van wettelijke normen en de Code Interbestuurlijke Verhoudingen, en een uitvoerbaarheidstoets op het coalitieakkoord. Ook adviseert de Studiegroep het instellen van een halfjaarlijks overhedenoverleg waarin de voortgang wordt besproken. Zo’n structurele dialoog voorkomt dat problemen pas worden aangepakt wanneer ze zijn geëscaleerd en helpt om consequent aandacht te houden voor wat er gezamenlijk moet gebeuren.
2. Gebiedsgericht werken vanuit regionale opgaven
Grote maatschappelijke opgaven vertalen zich veelal in regionale uitdagingen die vragen om een lokale aanpak: in gemeenten, regio’s en provincies. Daar moet de woningvoorraad groeien, daar wordt infrastructuur aangelegd, daar komen windmolens of natuurgebieden, daar wordt zorg georganiseerd en daar worden migranten opgevangen. De regionale schaal is dan ook vaak de meest logische plek om opgaven samen te brengen.
Volgens de Studiegroep is het essentieel dat regio’s de ruimte krijgen om maatwerk te leveren en dat nationale en regionale ambities beter met elkaar worden verbonden. In regionale kansenagenda’s kunnen rijk en medeoverheden samen met inwoners, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en bedrijven afspraken maken over wat er in een gebied moet gebeuren. Dat kan gaan om versnelling van woningbouw, ontwikkeling van energie-infrastructuur, versterking van leefbaarheid, of het benutten van regionale economische kansen.
Deze gebiedsgerichte aanpak werkt alleen wanneer er sprake is van meerjarige investeringen, bundeling van middelen en congruentie in regionale samenwerking. De Studiegroep benadrukt dat het niet gaat om het creëren van nieuwe bestuurlijke lagen, maar om het versterken van de uitvoeringskracht door bestaande structuren beter te benutten.
3. Investeren in cultuur, houding en werkwijze
Samenwerking tussen overheden is uiteindelijk mensenwerk. Tegengestelde belangen, uiteenlopende politieke dynamiek en verschillende institutionele culturen kunnen het samenwerken bemoeilijken. De Studiegroep onderstreept daarom het belang van een cultuur van openheid, vertrouwen en vakmanschap. Succesvolle samenwerking ontstaat pas wanneer bestuurders en ambtenaren elkaar kennen, elkaars perspectief begrijpen en elkaar tijdig informeren over dilemma’s.
Daarnaast is lerend vermogen cruciaal. Overheden werken vaak aan vergelijkbare vraagstukken, maar delen hun ervaringen onvoldoende. Daardoor wordt regelmatig opnieuw het wiel uitgevonden en blijft de kennis over wat wel of niet werkt verspreid en versnipperd. De Studiegroep pleit voor interbestuurlijke leerlijnen, het standaardiseren van succesvolle werkwijzen en het organiseren van gezamenlijke reflectiebijeenkomsten. Ook het wisselen van ambtenaren tussen bestuurslagen kan helpen om begrip en vertrouwen te versterken.
4. Bestuurlijk-financiële spelregels moderniseren
Veel spanningen in de interbestuurlijke verhoudingen zijn terug te voeren op financiële afspraken die niet aansluiten op taken en onderlinge verwachtingen. Gemeenten en provincies ervaren dat zij te weinig financiële ruimte hebben om hun taken uit te voeren. Het rijk ervaart op zijn beurt dat kosten bij medeoverheden oplopen en dat er behoefte is aan scherpere afspraken over taakverdeling en risico’s.
De Studiegroep pleit voor rust en stabiliteit in de financiële verhoudingen. Structurele taken moeten structureel worden bekostigd. Nieuwe taken moeten worden voorzien van adequate middelen. Specifieke uitkeringen moeten worden verminderd en waar mogelijk moet worden gekozen voor gebundelde, bestedingsvrije middelen die ruimte laten voor lokale keuzes. Ook moet de bestaande normering van het Gemeente- en Provinciefonds worden geëvalueerd, zodat duidelijk blijft hoe middelen zich verhouden tot de economische ontwikkeling en tot de taken van medeoverheden.
5. Voorkomen is beter dan genezen
Conflicten en verschillen van inzicht zijn onvermijdelijk wanneer meerdere bestuurslagen samenwerken. Het gaat dan niet alleen om politieke verschillen, maar ook om interpretaties van wetgeving of financiële kaders. De Studiegroep stelt dat zulke conflicten niet hoeven te escaleren wanneer er duidelijke afspraken zijn over conflictbeslechting.
Het rapport pleit voor een stapsgewijs proces binnen het overhedenoverleg, waarbij feiten worden geobjectiveerd, regels worden verduidelijkt en belangen in kaart worden gebracht. Externe deskundigen kunnen worden ingezet wanneer dat nodig is. Het belangrijkste is dat alle partijen erkennen dat samenwerking centraal staat en dat een conflict niet mag leiden tot stilstand in beleid en uitvoering
Tot slot: sterker samen vooruit
Sterke interbestuurlijke verhoudingen zijn noodzakelijk om maatschappelijke opgaven effectief aan te pakken. De vijf bouwstenen van de Studiegroep bieden handvatten om de samenwerking tussen overheden structureel te verbeteren. Door afspraken helder te maken, gebiedsgericht te werken, te investeren in cultuur en werkwijze, financiële spelregels te moderniseren en conflicten tijdig te adresseren, kunnen overheden gezamenlijk bouwen aan resultaten die inwoners direct raken. Met heldere afspraken, wederzijds vertrouwen en gedeelde verantwoordelijkheid kan het openbaar bestuur de vraagstukken van deze tijd met meer kracht, snelheid en draagvlak aanpakken.



Geef een reactie