De Commissie sociaal minimum noemt in haar tweede rapport Een zeker bestaan; naar een toekomstbestendig stelsel van het sociaal minimum[1] de idee van een basisinkomen ‘de ultieme variant van een eenvoudig en begrijpelijk alternatief voor de bijstand’. Maar de commissie wijst dit idee vervolgens af omdat zo’n regeling (lees: basisinkomen) te sober is, ofwel ten koste gaat van onhoudbare overheidsfinanciën omdat de regeling te duur is. Die conclusie is naar mijn mening onterecht en prematuur.
In haar rapport doet de commissie de aanbeveling om een voorspelbaar en toegankelijk stelsel van het sociaal minimum te ontwikkelen, dat een toereikend inkomen biedt en dat uitvoerbaar en houdbaar is. In het licht van deze belangrijke aanbeveling zou je verwachten, dat de idee van een universeel en onvoorwaardelijk basisinkomen op het sociaal minimumniveau, op zijn financiële consequenties zou zijn doorgerekend. Immers de commissie kreeg juist als opdracht om onderzoek te doen naar mogelijke scenario’s, hoe de systematiek van het sociaal minimum beter kan aansluiten op wat de diverse huishoudtypes nodig hebben om van rond te komen.[2]
Neerbuigend
Een universeel en onvoorwaardelijk basisinkomen voldoet aan de meeste criteria die de commissie in haar aanbeveling stelt. De commissie merkt evenwel op dat het scenario van een voldoende basisinkomen niet strookt met de eis van ’houdbare overheidsfinanciën’. En dan te bedenken dat alleen al in het Nederlands taalgebied inmiddels 46 boeken en een ongelooflijke hoeveelheid artikelen over de verschillende varianten van een basisinkomen verschenen zijn. En vele daarvan voorzien in een budget neutrale financiering daarvan.
Een commissie die zulk een verantwoordelijke opdracht van de minister van Armoede krijgt, zou het betamen breder te kijken en haar opvattingen op basis van wetenschappelijke literatuur te onderbouwen en te voorzien van een degelijke doorrekening. En niet in de laatste plaats komt zo’n boute uitspraak neerbuigend over ten aanzien van drie Nobelprijswinnaars voor de Economie, te weten Jan Tinbergen (1969), Milton Friedman (1976) en recenter, Guido Imbens (2021). Zij onderbouwen allen de mogelijkheden en noodzaak van invoering van een basisinkomen.
Besparingsmogelijkheden
Er bestaat geen misverstand over het feit dat een universeel en onvoorwaardelijk basisinkomen op het sociaal minimumniveau een forse extra uitgavenpost betekent. Maar tegenover die extra uitgaven zou ook gekeken moeten worden naar de inkomsten- en besparingsmogelijkheden. En die zijn talrijk. Zo geven we per jaar ruim 110 miljard euro uit aan de sociale zekerheid, onder andere aan toeslagen, bijstand en AOW.[3] Die uitgaven zijn bij het bestaan een basisinkomen overbodig.
Omdat een universeel basisinkomen impliceert dat elke Nederlander maandelijks zo’n basisbedrag ontvangt, ook als zij dat niet nodig hebben en puur als extra inkomen zouden kunnen beschouwen, kan deze groep burgers gemakkelijk afstand doen van fiscale aftrekposten en alle heffingskortingen.
‘De grote vraag is wat een basisinkomen de schatkist kost’
Omdat elke burger een belastingvrij basisinkomen op sociaal minimumniveau ontvangt, zou invoering van een vlaktaks van 50 procent, voor elke verdiende euro uit arbeid of onderneming, ook heel reëel zijn. Zo’n vlaktaks van 50 procent levert de schatkist ongeveer 50 miljard euro aan extra inkomsten op.[4] Gevoegd bij de besparingen op de heffingskortingen (circa 53 mld euro) en de besparing op aftrekposten (circa 15 mld euro)[5] bedragen de totale besparingen op uitkeringen, heffingskortingen en aftrekposten in combinatie met invoering van een vlaktaks van 50 procent in totaal 228 miljard euro. En de afschaffing van de AOW impliceert ook dat de verplichte premieheffing volksverzekeringen kan verdwijnen.
Dit onbedoelde neveneffect kan in mijn visie geneutraliseerd worden door invoering van een compensatieheffing, ter grootte van de bestaande premieheffing volksverzekeringen. Het totaal van deze premies bedraagt, volgens de miljoenennota 2024, een bedrag van 41,4 miljard euro. Omdat deze compensatieheffing boven op de vlaktaks van 50 procent komt, is te overwegen om de vlaktaks voor inkomens tot tweemaal modaal te verlagen tot 40 procent en de vlaktaks voor de hoogste inkomens te stellen op 60 procent. Waar de grenzen werkelijk komen te liggen, zou onderwerp van nadere berekening moeten zijn.
Extra ruimte
Zo beredeneerd zou het de schatkist in totaal ruim 269 miljard euro aan extra inkomsten opleveren. De grote vraag is vervolgens wat een basisinkomen de schatkist kost. Voor die berekening sluit ik aan bij de becijfering van de Commissie sociaal minimum, die het bestaansminimum van een alleenstaande berekent op een bedrag van circa 1.750 euro per maand, samenwonende volwassenen 1.300 euro per persoon en voor kinderen 300 euro per maand. Uitgaande van de bevolkingssamenstelling zoals het CBS over 2023 heeft gerapporteerd (3,3 miljoen alleenstaanden, 11,3 miljoen samenwonenden en 3,3 miljoen kinderen) zou het universeel basisinkomen de staat per jaar een bedrag van bijna 239 miljard kosten.
En blijft er zelfs nog een ruimte over van circa 30 miljard euro. En daarbij laat ik buiten beschouwing dat er bespaard wordt op de studiefinanciering en de verhoging van het inkomen van de laagste inkomensgroepen tot een extra economisch groei en dito belastinginkomsten leidt. Een gedeelte van het saldo aan besparingen zou bestemd moeten worden om het basisinkomen voor gepensioneerden met een klein pensioen en ook voor blijvend gehandicapten aan te vullen tot maximaal 50 procent van het voor hen geldende basisinkomen.
Verzilverbare heffingskorting
De term basisinkomen stuit, vooral bij diegenen die zich niet of onvoldoende in het onderwerp verdiept hebben, op weerstanden. Eerlijk gezegd klinkt het voor mij ook wel als een communistische term en zou ik het liever willen vervangen door synoniemen als verzilverbare heffingskorting, negatieve inkomstenbelasting of huishoudtoelage. Maar vooral de onwetendheid over de betekenis van een basisinkomen is groot. Uit een onderzoek van Ipsos I&O uit 2020 blijkt bijvoorbeeld dat 36 procent van de respondenten voor, 32 procent tegen invoering van een basisinkomen is, maar dat 32 proces nog geen keuze weet te maken.[6]
Een brede discussie, die alles te maken heeft met bestaanszekerheid is dringend noodzakelijk. Daar draagt de studie van de Commissie sociaal minimum bepaald niet aan bij. En daarbij nog wel te verstaan dat de hiervoor getoonde berekening aantoont dat ook aan de vierde voorwaarde, die de commissie aan een nieuw stelsel verbindt – te weten: houdbare overheidsfinanciën, naast voorspelbaarheid, toegankelijk en uitvoerbaar – ruimschoots wordt voldaan.
Ik kan niet anders concluderen dat de Commissie sociaal minimum haar opdracht te beperkt heeft geïnterpreteerd. Mocht dat ingegeven zijn door de overweging dat het al dan niet invoeren van een basisinkomen een politieke keuze is, dan spreek ik dat tegen. Uit de literatuur blijkt immers dat de voor-en tegenstanders van een basisinkomen vrijwel gelijk over het politieke spectrum verdeeld zijn. Maar ja, dan zou de commissie zich in deze literatuur hebben moeten verdiepen. En dat is feitelijk de kern van mijn kritiek.
Voetnoten
[1] Commissie sociaal minimum, Een zeker bestaan; naar een toekomstbestendig stelsel van het sociaal minimum, september 2023.
[2] Ministerieel Besluit instelling Commissie sociaal minimum, d.d. 8 juli 2022.
[3] Miljoenennota, 2024
[4] CPB, Doorrekening stelselherziening sociale zekerheids- en belastingstelsel, F.v.D.; extrapolatie naar 2025. Februari 2020.
[5] Zie noot 4.
[6] Ipsos I&O. Onderzoek mei 2020
Rob Hoppe
Emeritus Universiteit Twente zegt
De redenen voor de “omissie” liggen m.i. voor de hand: (1) allen die zich nu bezighouden met de overcomplexe uitvoering van allerlei regelingen, toeslagen, kortingen etc worden plotsklaps overbodig; en (2) het ubi is een ultieme vorm van welvaartsnationalisme waar allerlei soorten migranten maar moeilijk inpasbaar zijn. Beide neveneffecten van invoering van een ibi strijken tegen de politieke hoofdstroom in.
Joop Böhm
UBI activist zegt
In grote lijn kan ik het wel eens zijn met Jan Soons in zijn artikel van 14 maart 2024, waarin hij terecht de Commissie sociaal minimum bekritiseert. De commissie wijst het basisinkomen af, terwijl zij het omschrijft als ‘de ultieme variant van een eenvoudig en begrijpelijk alternatief voor de bijstand’. Maar als je kunt het basisinkomen niet beschouwen als alternatief voor de bijstand, dan doe je het schromelijk te kort!
Reden van de afwijzing als ik Jan Schoons goed begrijp: ‘het is te sober, ofwel het gaat ten koste van onhoudbare overheidsfinanciën, omdat de regeling te duur is. Uit het artikel van Jan Schoons lees ik dat de opdracht was ‘om onderzoek te doen naar mogelijke scenario’s hoe de systematiek van het sociaal minimum beter kan aansluiten op wat de diverse huishoudtypes nodig hebben om van rond te komen.
Dat is wellicht ‘Des poedels kern’ .
Een basisinkomen moet voldoen aan 4 criteria:
1. Het is een individueel recht voor ieder mens
Elke persoon, ongeacht leeftijd, afkomst, woonplaats, beroep etc. heeft recht om deze toewijzing te ontvangen.
NB. In sommige teksten wordt dit criterium gesplitst in de componenten voor iedereen en indivudueel
2. Er is geen vermogens- en/of inkomenstoets
Iedereen heeft het recht om een OBI op individuele basis. Dit is de enige manier om de privacy te garanderen en om de controle over andere mensen te voorkomen. OBI zal onafhankelijk van de burgerlijke staat, samenwonen of huishoudelijke configuratie of van het inkomen of eigendom van andere huishoudelijke- of familieleden zijn.
3. Er is geen dwang tot arbeid of tegenprestatie
als een mensenrecht is het OBI niet afhankelijk van enige voorwaarden, of een verplichting om betaald werk te nemen, om te worden betrokken bij de dienstverlening aan de gemeenschap, of zich te gedragen volgens de traditionele rolpatronen. Noch zal het onderworpen zijn aan inkomen, spaargeld of eigendom grenzen.
4. Het bedrag is hoog genoeg voor een menswaardig bestaan
Het bedrag moet zorgen voor een fatsoenlijke levensstandaard, die aan de sociale en culturele normen voldoet in het betrokken land. Het moet materiële armoede te voorkomen en bieden de mogelijkheid om te participeren in de samenleving en in waardigheid te leven.
Het recht op een basisinkomen is individueel. De opdracht voor de commissie is gespitst op ‘wat de diverse huishoudtypes nodig hebben om van rond te komen’. Ik heb dat enkele jaren geleden – bij gebrek aan beter – opgelost met een hybride basisinkomen door de invoering van een onvoorwaardelijke huishoudtoeslag (HT) in de vorm van een korting op de energienota.
Onder het kopje ‘Extra ruimte’ stelt Schoons dat hij zich voor die berekening (de extra ruimte) aansluit bij de becijfering van de commissie:
Een alleenstaande € 1.750,- per maand;
Samenwonende volwassenen € 1.300,- per persoon;
Kinderen € 300,- per maand
Gegoten In de vorm van een Hybride basisinkomen krijgen we dan:
Alleenstaande BI € 850 + HT € 900, in totaal € 1.750,-;
Twee samenwonende volwassenen, 2 x BI € 850 + HT 900, in totaal € 2.600,-;
Voor elk inwonend kind wordt het gezinsinkomen verhoogd met € 300,-.
Verder gaat Spoons uit van een ‘vlaktaks’ van 50% voor elke verdiende euro uit arbeid of onderneming. Dat is natuurlijk geen ‘Wet van Meden en Perzen’.
In mijn stukje “Wees eerlijker voor ‘de ruggengraat van Nederland” van 16 september 2029 ga ik uit van
Een inkomstenbelasting van 40%;
Een topbelasting van 30% op inkomsten boven modaal (stel boven € 40.000);
En voor personen die naar het oordeel van de politiek tot onze samenleving behoren:
Een onvoorwaardelijke negatieve belasting (UBI) op het niveau van de armoedegrens (stel € 18.000). (De Europese armoedegrens is door de Europese Raad namelijk vastgesteld op 60% van het mediane besteedbare inkomen, in Nederland rond € 30.000 netto).
Joop Böhm
UBI activist zegt
Je kunt een UBI niet vergelijken met een bijstandsuitkering. Ook het effect dat ermee bereikt wordt is totaal verschillend.
Om dat te verduidelijken zal ik het op de website van de Vereniging Basisinkomen geplaatste stukje “Het grote geld bedreigt onze democratie” als reactie plaatsen:
Het Grote Geld bedreigt onze democratie
Het Grote Geld bedreigt onze democratie, schrijft Joop Böhm, de overheid moet haar grondwettelijke taak terugpakken en weer zorgen voor bestaanszekerheid en spreiding van welvaart door de invoering van een basisinkomen voor iedereen.
Het Grote Geld bedreigt onze democratie, schrijft Joop Böhm, de overheid moet haar grondwettelijke taak terugpakken en weer zorgen voor bestaanszekerheid en spreiding van welvaart door de invoering van een basisinkomen voor iedereen.
Op zijn blogspot “Toegepaste Sociale Wetenschap” beschrijft Henk de Vos, emeritus universitair hoofddocent sociologie van de Rijksuniversiteit Groningen, in een serie afleveringen “De mensheidsgeschiedenis in drie stappen”. In deel 9, dat 27 november 2018 verscheen, laat hij zien hoe onze democratie wordt bedreigd door het Grote Geld.
Hij staat daarbij onder meer stil bij het werk van Thomas Piketty (2014) en John Kenneth Galbraith (1956). In het midden van de vorige eeuw ontwikkelde Galbraith zijn theorie van de tegengestelde machten (countervailing powers). Die hield in “dat er op markten machten kunnen ontstaan, waar een tegengestelde macht tegenover moet staan om economische schade te voorkomen.” Als die niet vanzelf ontstaat moet de overheid ingrijpen “door een herverdelingsbeleid met progressieve belastingheffing op inkomen en vermogen.”
In de praktijk zien we dat de Nederlandse overheid hierin schromelijk tekort is geschoten. Willens en wetens hebben de neoliberale kabinetten verzuimd een doelmatig herverdelingsbeleid toe te passen. Ze schromen zelfs niet de macht van het Grote Geld te stimuleren. Beschamend!
Professor De Vos betoogt verder dat er in een geglobaliseerde economie een geglobaliseerde belastingheffing zou moeten zijn. De huidige politieke constellatie geeft daartoe echter nog weinig hoop. Hij besluit met: “En zolang die er niet is, ja, dan gaat dat proces van kapitaalsaccumulatie aan de top en stagnatie bij de rest gewoon door. Dat is dus niet alleen economisch schadelijk, maar tegelijk sterk bedreigend voor de democratie.”
Het huidige kabinet zou de woorden van professor De Vos serieus moeten nemen. Onze samenleving kraakt in al z’n voegen. Neoliberale regeringen privatiseerden alles wat los en vast zat en zagen sociaal beleid als sluitstuk. Op pensioenen, op gezondheidszorg, overal werd op gekort. De welvaart is weliswaar toegenomen, maar de ongelijkheid nog veel meer. De kloof tussen arm en rijk is groter dan ooit tevoren. Het huidige beleid werkt dat alleen maar in de hand. Mensen met een modaal inkomen of lager betalen de rekening.
Maar wat dan? Is er een oplossing voor dit probleem? Ik denk van wel.
De overheid zou zelf haar verantwoordelijkheid moeten nemen voor een aantal kerntaken in de samenleving. Het is te gemakkelijk de ouderen- en ziekenzorg, energievoorziening, openbaar vervoer, sociale woningbouw, e.d. domweg aan de marktwerking over te laten. De praktijk bevestigt dat. In een democratie moet de macht van het geld liggen bij de overheid. De overheid heeft tot taak op simpele wijze het algemeen belang te dienen en de zwakkeren te beschermen.
Alle partijen hebben in feite dezelfde taak: Het behartigen van de belangen van de samenleving met inachtneming van het eerste lid van artikel 20 van onze Grondwet dat luidt: “De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid”.
De Amsterdamse burgemeester Femke Halsema wordt verweten dat ze de wet niet handhaaft. “De pot verwijt de ketel dat ie zwart ziet.” Immers: de regering licht er zelf de hand mee. Zowel links als rechts in de politiek heeft zich daar de afgelopen jaren schuldig aan gemaakt. De Nederlandse bevolking heeft wettelijk recht op een samenleving waarin de bestaanszekerheid wordt gewaarborgd en de welvaart eerlijk wordt gedeeld.
Met een simpele, doch weloverwogen, invoering van een Universeel Basisinkomen (UBI), dat hoog genoeg is voor een onbekommerd bestaan, is dat te verwezenlijken. De positieve effecten zullen legio zijn en niet lang na invoering van het stelsel merkbaar worden.
Ik noem er een aantal:
• Armoede komt niet langer voor;
• De koopkracht stijgt aanzienlijk;
• Men heeft weer geld voor de vakbond, kunst en cultuur;
• Bureaucratie neemt sterk af;
• Schuldsanering is niet langer nodig;
• Schuldhulpverlening behoort tot het verleden;
• Personeelstekort in de zorg, bij de politie en in het bedrijfsleven komen tot staan;
• Prestatiedruk neemt af;
• De woningmarkt trekt aan;
• Tekort aan woningen neemt af;
• Criminaliteit vermindert enorm;
• Tweedeling in de maatschappij vervaagt;
• Solidariteit in de samenleving keert terug;
• Links en rechts extremisme zal afnemen;
• Volksgezondheid neemt toe;
• Studieschulden verdwijnen of worden beperkt;
• Gedetineerden betalen met hun UBI mee aan hun detentie;
• Gedetineerden beschikken na vrijlating direct weer over geld (hun UBI);
• Huiselijk geweld neemt sterk af;
• Scheidingen zullen minder vaak voorkomen;
• Het aantal dak- en thuislozen zal sterk verminderen;
• Het aantal verwarde personen neemt ook af;
• Het aantal eenzame personen vermindert eveneens;
• Kunst en cultuur zullen opbloeien;
• Een werkweek van 24 uur wordt mogelijk;
• Het sociale leven zal tot bloei komen;
• Aflossingsvrije hypotheken kunnen eerder worden afgelost;
• Mensen voelen zich dan eindelijk serieus genomen;
• Men voelt zich in ons land dan weer thuis als medeburger.
Dat maakt het de moeite waard zou ik denken!
Het overheidsgeld moet dus niet naar de gemeenten maar rechtstreeks naar de bevolking.
Met de invoering van een Universeel Staatspensioen (USP) tenslotte kan op simpele wijze de pensioenproblematiek worden getackeld!
Joop Böhm
Amersfoort, 29 november 2018
Joop Böhm
UBI-activist zegt
Het recht op een basisinkomen is individueel. De opdracht voor de commissie is gespitst op ‘wat de diverse huishoudtypes nodig hebben om van rond te komen’. Ik heb dat enkele jaren geleden – bij gebrek aan beter – opgelost met een hybride basisinkomen door de invoering van een onvoorwaardelijke huishoudtoeslag (HT) in de vorm van een korting op de energienota.
Onder het kopje ‘Extra ruimte’ stelt Schoons dat hij zich voor die berekening (de extra ruimte) aansluit bij de becijfering van de commissie:
Een alleenstaande € 1.750,- per maand;
Samenwonende volwassenen € 1.300,- per persoon;
Kinderen € 300,- per maand
Gegoten In de vorm van een Hybride basisinkomen zou dat worden:
Alleenstaande BI € 850 + HT € 900, in totaal € 1.750,-;
Twee samenwonende volwassenen, 2 x BI € 850 + HT 900, in totaal € 2.600,-;
Voor elk inwonend kind wordt het gezinsinkomen verhoogd met € 300,-.
Verder gaat Spoons uit van een ‘vlaktaks’ van 50% voor elke verdiende euro uit arbeid of onderneming. Dat is natuurlijk geen ‘Wet van Meden en Perzen’.
In mijn stukje “Wees eerlijker voor ‘de ruggengraat van Nederland” van 16 september 2029 ga ik uit van
Een inkomstenbelasting van 40%;
Een topbelasting van 30% op inkomsten boven modaal (stel boven € 40.000);
En voor personen die naar het oordeel van de politiek tot onze samenleving behoren:
Een onvoorwaardelijke negatieve belasting (UBI) op het niveau van de armoedegrens (stel € 18.000). (De Europese armoedegrens is door de Europese Raad namelijk vastgesteld op 60% van het mediane besteedbare inkomen, in Nederland rond € 30.000 netto).
En In zijn boekje “Plan voor een gelukkige samenleving” stelt Bert Voorneveld de Algemene Betaaltaks (ABT) voor, zoals die werd bepleit door de Amerikaans econoom Edgar L. Feige. Hij prijst die aan als: “Een nieuwe belasting, die heel veel opbrengt en waar de individuele burger haast niets van merkt; het klinkt te mooi om waar te zijn. Maar toch kan het.” Aldus de schrijver. Het proberen waard?
G.Wieten
gepensioneerde en voorstander van Ubi voor de volgende generatie zegt
Vergeet bij het basis inkomen niet, dat een heel groot deel van de huidige geldverlindende bureaucratie overbodig wordt.
Ambtenaren, die bijstand, huurtoeslag en alle toeslagen, die er nu zijn, moet uitrekenen bijhouden en met anderen moeten communiceren kunnen afvloeien. Dt maakt zeker de helft van het ambtenarenbestand uit. Economen beweren zelf, dat overgaan naar het instellen van basis inkomen voor iedereen uiteindelijk minder kost dan het dan af te vloeien cq overtollige ambtenarenbestand. Daarbij met natuurlijk wel opgemerkt worden, dat dit niet van de ene op de andere dag kan worden uitgevoerd. Maar maak een plan om te starten. Dan kan het over een aantal jaren een feit zijn.