Ruim een jaar geleden werd de Spoedwet digitale besluitvorming aangenomen. Hoe hebben de stakeholders het proces rond digitale beraadslaging en besluitvorming beleefd? Aan de hand van rapporten, evaluaties en ervaringen van griffiers en gemeenteraadsleden beschrijft Peter Vogel hoe digitale besluitvorming een goed alternatief is in coronatijd, maar ook nadelen kent.
Op 14 mei 2020 werd mijn artikel ‘Digitale besluitvorming in de praktijk’ geplaatst op de site van platform Overheid. Daarin schreef ik: ‘Op 7 april 2020 is de Spoedwet digitale besluitvorming aangenomen.[1] Zo kunnen gemeenteraden in ieder geval tot 1 september [..] toch rechtsgeldige raadsbesluiten nemen, zonder fysiek te vergaderen.’ En ook: ‘De spoedwet is ruim een maand van kracht, maar het is nog veel te vroeg om de effecten van deze wet te bestuderen of te analyseren. […] Een en ander zal moeten uitkristalliseren. […] Als het niet verlengd wordt, wat ik niet verwacht, dan ben ik van mening dat de tijd toch nog te kort is om een balans van de effecten van de spoedwet te kunnen opmaken’.[2] Wij zijn nu een jaar verder en het is tijd om (voorlopige) conclusies te gaan trekken. Hoewel in de tijdelijke wet ook andere organen worden genoemd zoals provincies, gemeenten, waterschappen, beperk ik mij tot de in Nederland gevestigde gemeenten.
‘Fysiek vergaderen blijft in de praktijk de voorkeur genieten’
Tussenevaluatie
Tegelijk met de inwerkingtreding in april 2020 van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming is door minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Evaluatiecommissie tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming (hierna: Evaluatiecommissie) ingesteld om tijdens de looptijd te leren van de ervaringen en lessen te kunnen delen. Er zijn inmiddels drie evaluatierapporten naar de Tweede Kamer gestuurd en in verband met de begrenzing van dit artikel beperk ik mij tot de voornaamste conclusies van het derde en laatste rapport dat op 7 december 2020 door de Evaluatiecommissie werd opgeleverd en bij de Tweede Kamer is ingediend. Het gaat mij om de kernvraag hoe de stakeholders, dus de griffiers en gemeenteraadsleden, het proces rond digitale beraadslaging en besluitvorming hebben beleefd en hoe zij ermee omgingen. In haar brief aan de Tweede Kamer schrijft de minister dat dit derde rapport geen eindevaluatie is, maar het beantwoordt wel enkele evaluatievragen. En de verwachting is dat er bij nieuwe verlengingen geen wezenlijk andere inzichten of ervaringen zullen zijn, waardoor het beeld dat de commissie inmiddels heeft opgehaald een goed zicht geeft op de vergaderpraktijk onder de tijdelijke wet. De Evaluatiecommissie concludeert dat de tijdelijke wet aan de verwachtingen heeft voldaan.[3] Ik licht eerst de evaluatie van het Derde rapport van de Evaluatiecommissie met betrekking tot de Nederlandse gemeenten toe.
Wisselend beeld
De doelstelling is gehaald om op decentraal niveau digitale vergaderingen van de volksvertegenwoordigers mogelijk te maken die in grote lijnen cyberveilig en rechtmatig zijn. Daarnaast concludeert de commissie dat de tijdelijke wet een gemengd beeld laat zien wat betreft de politiek-bestuurlijke effecten die de tijdelijke wet heeft gehad op vergaderingen van de lokale volksvertegenwoordigers. De commissie meent zowel negatieve als positieve effecten te zien. Uit het evaluatierapport blijkt dat fysiek vergaderen ook in de praktijk de voorkeur blijft houden. Aanwijzingen daarvoor zijn volgens de Evaluatiecommissie de tegenzin waarmee de meeste volksvertegenwoordigers tijdelijk zijn overgestapt op digitale beraadslaging en besluitvorming, evenals de snelheid waarmee teruggegaan is naar fysieke vergaderingen zodra dat mogelijk was.[4] Maar dat verandert in de loop van de tijd.
‘De bestuurlijke continuïteit blijkt volledig gewaarborgd te kunnen worden’
Grote mate van tevredenheid
Van de gemeentegriffiers was tot mei 52 procent positief over de tijdelijke wet. Bij de laatste enquête was dit 58 procent. Tevens gaf de meerderheid (55 procent) van de gemeentegriffiers aan dat ze positiever over de tijdelijke wet zijn gaan denken. Tot slot vindt 71 procent van de gemeentegriffiers dat digitale (besluitvormende) vergaderingen in de toekomst mogelijk moeten blijven. Er is onder de griffiers en decentrale volksvertegenwoordigers een grote mate van tevredenheid met de regeling in de tijdelijke wet. Van de ondervraagde raadsleden blijkt 88 procent voor een permanente regeling te zijn van digitaal vergaderen. Een meerderheid van de raadsleden (51 procent) is daarbij vooral voor een regeling voor noodgevallen.[5] Toch zijn er andere geluiden te horen.
Bestuurlijke continuïteit
Op 2 april 2021 vroeg ik de locogriffier van de gemeenteraad van mijn woonplaats naar zijn persoonlijke ervaring en die van de gemeenteraadsleden met de digitale beraadslaging en besluitvorming. Hij mailde dat de gemeente nog steeds gebruik maakt van digitale middelen, omdat de gemeente een hoge besmettingsgraad kent in de afgelopen maanden/weken. ‘Dus er zijn nog geen fysieke vergaderingen van de gemeenteraad en de raadscommissie(s) geweest. De ervaringen van ons als griffie zijn zoals overal uiteenlopend. Het blijkt lastiger dan gedacht om zonder fysiek aanwezig te zijn debatten te hebben tussen 35 leden. Vergaderingen worden soms beperkt doordat de verbinding van een van de leden ineens even wegvalt of hapert. Maar ondanks alles zijn er grote stappen gezet. Want wie een jaar geleden had gezegd dat we nu vrijwel alleen nog maar digitaal zouden debatteren in de raad en raadscommissies, zou dat niet hebben geloofd.’[6] Nadelen van digitale vergaderingen zijn er dus zeker, maar de bestuurlijke besluiten blijven gewoon genomen worden. Dus de bestuurlijke continuïteit blijkt volledig gewaarborgd te kunnen worden. En dat was uiteraard ons eerste aandachtspunt.[7]
Zijn mening wordt ook min of meer gedeeld door anderen. Zo schrijft Yolanda de Koster in Binnenlands Bestuur dat de ervaringen met digitaal vergaderen neutraal tot (gematigd) positief zijn. In de meeste gemeenten, provincies en waterschappen wordt inmiddels digitaal vergaderd, maar het is niet ideaal. Er wordt politiek gezien in een demissionaire modus gewerkt. Alleen de meest noodzakelijke en de minder controversiële punten komen op de agenda.[8] Ook de Evaluatiecommissie gaat in haar 1e rapport nader in op de nadelen. De commissie is van mening dat er nadelen kleven aan digitale beraadslaging en besluitvorming. ‘Het werkt, maar ideaal is het niet’, vat de evaluatie-commissie het gevoel onder griffiers over digitaal vergaderen samen. Het is een goed alternatief in coronatijd, maar er kleven ook veel nadelen aan. De interactie en het contact worden gemist. Digitaal vergaderen is intensief en vermoeiend en debatteren is lastiger. Ook het in goede banen leiden van een digitale vergadering is geen sinecure, zeker niet als de techniek hapert. Vergaderingen duren ook langer.[9]
Verkenning permanente regeling
De Evaluatiecommissie zoekt ook naar wegen om een begin te maken met een structurele inpassing van het digitale vergaderen in de wet. Een van de redenen waarom de Evaluatiecommissie daarmee bezig is is dat vanwege het coronavirus een digitale vergadervoorziening voorlopig nog nodig zal zijn en er zouden zich in de toekomst vergelijkbare crises voor kunnen doen. Tevens zijn er volgens de Evaluatiecommissie andere bijzondere situaties te bedenken, waarin digitale vergaderingen in de toekomst nog eens gewenst kunnen zijn om een rechtmatig besluit te nemen. De minister is het ook hier mee eens en staat achter de ideeën van de commissie. Zij is van mening dat de evaluatie van de tijdelijke wet concrete handvatten en verbeterpunten biedt voor de verdere uitwerking daarvan.[10] De minister zal met de lokale overheden hierover in gesprek gaan.
Fysiek boven digitaal
De Evaluatie commissie heeft in haar derde en laatste rapport vastgesteld dat men onder de decentrale overheden over het algemeen gematigd positief is over de digitale beraadslaging en besluitvorming. En men denkt zelfs om de tijdelijke wet permanent te maken, opdat in tijden van crises hiervan weer gebruik te kunnen maken. Hoewel de ontwikkeling van digitaal vergaderen steeds verder zal gaan – de coronacrisis heeft het een extra zetje gegeven – zal het voor griffiers en gemeenteraadsleden een gewenningsfase betekenen, zeg transitiefase, om langzaam maar zeker van fysieke vergaderen naar steeds meer digitale vergaderen over te stappen. Persoonlijk ben ik van mening dat fysiek vergaderen meer voordelen heeft. Zoals het hebben van de interactie en het contact. Digitaal vergaderen is intensief en vermoeiend en debatteren is lastiger. Ook het in goede banen leiden van een digitale vergadering is zoals gezegd geen sinecure, zeker niet als de techniek hapert. Vergaderingen duren ook langer. Alles beschouwend ben ik blij dat digitale beraadslaging en besluitvorming het voor de gemeenten mogelijk maakt om tot rechtsgeldige besluitvorming te komen, maar het bijwonen van fysieke raadsdebatten door de gemeenteraadsleden maakt de politiek een stuk interessanter.
Noten
[1] De Spoedwet digitale besluitvorming heet formeel de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming.
[2] Vogel, Peter “Digitale besluitvorming in de praktijk” op Platform Overheid 14 mei 2020.
[3] Brief van minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties K. Ollongren 14 december 2020 aan de voorzitter van de Tweede Kamer betreft: Aanbieding 3e en laatste rapport Evaluatiecommissie tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming.
[4] Ibidem
[5] Ibidem
[6] Mailbericht van Jan Hoek, loco-griffier 6 april 2021
[7] Ibis idem
[8] Koster, de Yolanda, ‘Gemeenten werken digitaal in demissionaire modus’, Binnenlands Bestuur, 20 mei 2020.
[9] Evaluatiecommissie tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming. Eerste tussenrapportage 20 mei 2020.
[10] Brief van minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties K. Ollongren 14 december 2020 aan de voorzitter van de Tweede Kamer betreffende Aanbieding 3e en laatste rapport Evaluatiecommissie tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming.
Geef een reactie