Geld is in de eerste plaats bedoeld als ruilmiddel, waarmee goederen en diensten min of meer gelijkwaardig tegen elkaar kunnen worden uitgewisseld. De waarde van producten en diensten wordt daarbij weergegeven door de hoeveelheid geld die ervoor wordt betaald. Dat is onontbeerlijk voor het functioneren van de economie. Voor elk bedrag dat wordt betaald, wordt ook daadwerkelijk iets geleverd. Dat is niet het geval wanneer geld wordt belegd in aandelen, obligaties en dergelijke. De goederen en diensten die er later mee kunnen worden gekocht, zijn meestal nog niet eens geproduceerd. Je hebt alleen een belofte dat je er later echte producten en diensten mee kunt kopen.
Beeld: Pixabay
Beleggen is aantrekkelijk omdat je er geld mee kunt verdienen zonder ervoor te hoeven werken, wat de vraag oproept of het woord ‘verdienen’ dan wel op zijn plaats is – maar dat terzijde. Beleggen is in veel gevallen ook goed voor de economie, bijvoorbeeld wanneer daarmee bedrijvigheid wordt gestimuleerd, zoals bij de financiering van een veelbelovende startup. En het is natuurlijk een belangrijk middel om een aanvullend pensioen op te bouwen.
Beleggen heeft helaas ook een keerzijde, die vooral ongunstig uitpakt voor de economie. Er zijn allerlei vormen van beleggen die werken als een soort geldmagneten, waarmee geld uit de gewone economie wordt opgezogen via fondsen die nogal eens lijken op een piramidespel. Beleggen in cryptovaluta, zoals bitcoin, laat dit duidelijk zien: er wordt belegd in iets dat geen enkele intrinsieke waarde heeft. De waarde wordt bepaald door de laatste instappers. Als de waarde daardoor stijgt, wekt dat de indruk dat het een interessante belegging is. Op die manier stroomt heel veel geld daarheen, terwijl er geen sprake is van enige reële economische activiteit: er wordt niets geproduceerd, niets ontwikkeld en niets geïnvesteerd in een startup of in een snelgroeiend bedrijf dat extra kapitaal nodig heeft. Dat geld wordt als het ware lamgelegd. Bovendien leveren zulke beleggingen geen enkele bijdrage aan collectieve voorzieningen, omdat de belastingregels er geen vat op hebben.
Flitshandel en derivaten kunnen door beleggers worden gebruikt als een soort vermenigvuldiger van hun belegging
Maar ook beleggingen in echte bedrijven leiden nogal eens tot zulke hoge koersen dat het tientallen jaren kan duren voordat die koersen worden gedekt door de behaalde winsten – als dat al lukt. Ook dat leidt tot het onttrekken van geld uit de gewone economie. Daar komt bij dat flitshandel en derivaten door beleggers kunnen worden gebruikt als een soort vermenigvuldiger van hun belegging. Daarmee kunnen de koersen van allerlei aandelen en obligaties extra omhoog worden gejaagd. Daar komt nog bij dat beleggers via dividenden royaal in de watten worden gelegd, en dat geld verdwijnt grotendeels óók uit de gewone economie, terwijl het ook had kunnen worden besteed aan hogere lonen voor medewerkers. Dat laatste zou juist positief uitpakken voor de economie, omdat dit voor het merendeel wel terechtkomt in de gewone economie door hogere consumptie.
Er bestaat een groot aantal verschillende beleggingsvormen, waardoor het voor een individuele belegger lastig is overzicht te krijgen. Bovendien zijn ze stuk voor stuk meestal tamelijk complex en weinig transparant. Dat leidt niet alleen tot hoge beheerskosten, maar ook tot onnodige beleggingsrisico’s. Voor de beheerders is dit aantrekkelijk, maar beleggers kunnen zomaar hun geld kwijtraken. Dat geld verdwijnt dus ook uit de gewone economie, want de betreffende beleggers kunnen het niet meer uitgeven.
Er is nog een ander mechanisme dat bijdraagt aan een groeiende geldberg. Banken kunnen geld uitlenen dat ze niet eens bezitten. Natuurlijk kunnen ze door hen beheerd spaargeld daarvoor gebruiken, maar ze mogen veel meer geld uitlenen dan de optelsom van alle spaartegoeden. Daarmee wordt de economie opgezadeld met een ruime hoeveelheid geld. Dat kan makkelijk leiden tot extra inflatie, maar ook zorgen voor nog meer geld dat buiten de reële economie belandt.
Je zou kunnen zeggen dat de economie uit twee delen bestaat: de actieve en de passieve economie. Dat passieve deel groeit harder dan het actieve deel. Dat heeft in alle gevallen tot gevolg dat het actieve deel hieronder lijdt. Dit leidt tot een steeds groter wordende sociaaleconomische ongelijkheid die voor velen de bestaanszekerheid aantast. Daarnaast bestaat het risico dat luchtbellen in beleggingsfondsen plotseling leeglopen, waaruit een economische crisis kan voortvloeien.
Alleen de politiek en instanties zoals de AFM en DNB zouden hier wat aan kunnen doen. Maar het is de vraag of ze daartoe geneigd zijn, want de passieve economie wordt door hen telkens ontzien, terwijl de actieve economie continu zwaar wordt belast. Desondanks willen we afsluiten met enkele aanbevelingen die ten goede zouden komen aan de actieve economie:
- Beperk de mogelijkheden tot het scheppen van geld tot de centrale bank.
- Leg speculatieve vormen van beleggen aan banden, bijvoorbeeld via een effectenbeurs waar flitshandel en derivatenhandel niet mogelijk zijn.
- Voer een kansspelbelasting in voor speculatieve beleggingen.
- Hef vooraf een belasting op beleggingen in cryptomunten, omdat achteraf belasten in dit geval niet goed mogelijk is.
- Leg de verantwoordelijkheid voor de risico’s van onduidelijke beleggingsproducten grotendeels bij de beheerders.
- Belast inkomen uit beleggingen met een tarief dat gelijkwaardig is aan de belasting op inkomen uit arbeid, zodat de belasting op arbeid kan worden verlaagd.
- Stimuleer beleggingen in de actieve economie via voorlichting en via een financiële prikkel, zoals de voormalige Tante Agaath-regeling.
- Richt regionale beleggingsfondsen op die specifiek gericht zijn op een actieve regionale economie.
Geef een reactie