We kunnen enkele kritische observaties ontlenen aan de Covid-19 crisis op het gebied van samenwerking, capaciteit, logistiek, politiek en beeldvorming. Mirko Noordegraaf identificeert lessen die we kunnen trekken wat publieke professionals betreft. ‘Professionaliteit lijkt technisch, maar publieke professionaliteit is in vele opzichten politiek.’
Met de uitbraak van het coronavirus staat de overheid voor een ongekend complexe opgave. Ook op platform O willen wij hier aandacht aan besteden. Dat doen we in een reeks artikelen getiteld ‘De overheidsdienaar in tijden van crisis’.
Ofschoon Covid-19 en de aanpak daarvan een extreem vraagstuk is, indringender, grilliger en onbestemder dan vele andere complexe maatschappelijke vraagstukken, zitten er vele kritische lessen in. Niet alleen lessen voor de aanpak van een crisis als Covid-19, maar tevens lessen rond belangrijke facetten van de crisis: hoe ziet een krachtige relatie tussen wetenschap en beleid eruit? Hoe leer je van en hoe evalueer je overheidsmaatregelen? Hoe beïnvloed je maatschappelijk gedrag? Hoe zorg je voor krachtige handhaving? Daar zijn inmiddels de nodige opmerkingen over gemaakt.
‘De tijd van de professional die in alle rust en ruimte zijn of haar cliënten goed bedient, is al lang over’
Momenteel nog minder zichtbare of expliciete lessen kunnen we trekken aangaande publieke professionals, zoals artsen, verpleegkundigen, politieagenten en leraren. Deze professionals zijn de ‘helden’ van de Covid-19-periode geworden, zij maken het verschil, maar juist Covid-19 laat zien dat ‘de professional’ als zodanig het verschil helemaal niet maakt. Professionele dienstverlening hangt af van de inzet van duizenden personen in de ‘frontlinie’. Maar de kracht en kwaliteit van hun dienstverlening is afhankelijk van enkele andere zaken, die tot nu toe in het mainstream publieke en academische debat nogal genegeerd werden. De persoon van de professional blijkt heel relatief.
In aansluiting op een meer gespecialiseerd debat, vooral het academisch debat (zie hieronder) over de herijking van publieke professionaliteit, kwamen in de afgelopen Covid-19-weken de volgende zaken glashelder naar voren. Zij kunnen de komende tijd en vooral ook na Covid-19 het debat over professionals verder verrijken. Aan de Covid-19 periode zijn de volgende kritische observaties aangaande de ‘werkelijke aard’ van professionaliteit te ontlenen.
Samenwerking
De tijd van ‘de professional’ die in alle rust en ruimte zijn of haar cliënt(en) goed bedient, die is feitelijk al langer over, maar de relativiteit van dat beeld is door de Covid-crisis verder verhelderd. Een krachtige corona-aanpak ontstond niet doordat professionals op grond van hun kennis, expertise en ervaringen de beste behandeling kozen, maar door krachtige samenwerking. Dat geldt niet alleen voor artsen en verpleegkundigen, plus hun ondersteuners, in relatie tot kennis en onderzoek, maar ook voor politieagenten en leraren, in relatie tot beleid, opgaven en verwachtingen.
Voor het in goede banen leiden van veiligheidsvraagstukken en onderwijsprocessen is het niet zo interessant wat er in een specifieke straat of specifiek plein gebeurt, noch wat er in een klas gebeurt, maar wat er in de stedelijke omgeving en schoolcontext gebeurt, en of agenten en leerkrachten in weten te spelen op maatschappelijke behoeften, ook met elkaar. Handhaving, bijvoorbeeld, vraag niet om ‘ruimte voor de professional’, maar om de toepassing van regels en richtlijnen, waarbij gelijke gevallen gelijk behandeld worden, en tegelijkertijd rechtvaardigheid wordt betracht. Voor de zorg zelf blijkt het inspelen op de laatste virologische en heelkundige kennis aangaande ziektebeeld en ziekteverloop van groot belang, waarbij artsen en verpleegkundigen leren van elkaar en van de beste aanpak.
Capaciteit
De professional die tijd en aandacht voor zijn zaak heeft klinkt mooi, maar is natuurlijk relatief als er sprake is van schaarse middelen. En die zijn schaars, de middelen, zowel in personele als financiële zin, mede in het licht van de hoeveelheid zaken die zich dag in dag uit aandient in kritische publieke sectoren. De vraag naar zorg is welhaast oneindig, terwijl de inzet van personeel, materieel en geld eindig is, sterker nog, sterk gelimiteerd. Dat betekent dat zuinig en zorgvuldig moet worden gewerkt, zonder dat efficiency in enge zin leidend wordt.
Covid-19 is zoals gezegd extreem, maar qua zaken of beter zaakstromen ook weer niet. Dag in dag uit stromen de zaken de zorg binnen, die via ambulante en klinische contacten en opnamen gekanaliseerd worden. Dat gaat met prioritering en programmering gepaard, variërend van hoe diagnostische en behandelcapaciteit gebruikt wordt (incl. bijv. OK-capaciteit) tot welke zaken voor gaan. De triage in triage-tenten was vergaand, maar triage, prioritering, rantsoenering, komt dag in dag uit voor. De landelijke coördinatie van de inzet van IC-capaciteit was vergaand, maar coördinatie rond IC-capaciteit, ook regionaal, is heel normaal. En ook dit kunnen we uitbreiden naar justitie en veiligheid, zoals de achterstanden qua strafzaken (50.000) laat zien – maar ook dat is niet nieuw –, alsmede naar het onderwijs, waar de klassen zo klein mogelijk moeten zijn, maar de gebouwen, ruimtes, financiële middelen en mensen begrensd zijn.
Logistiek
De kwaliteit van zorgverlening tijdens Covid-19 stond of viel met materialen, variërend van apparatuur op de IC (i.h.b. beademingsapparatuur) tot beschermingsmaterialen, zoals pakken en mondkapjes. Sterker, zonder die materialen – zelfs een eenvoudig mondkapje – kon geen goede en verantwoorde zorg worden geboden. Niet alleen in termen van hoe zorgverleners met patiënten omgaan, maar tevens of familieleden daar onderdeel van kunnen zijn (want ook dat hoort bij goede zorg). De grotere vraag was niet alleen wie welke materialen had, en hoe die verdeeld werden; ook waar de middelen vandaan kwamen, en wie daarvoor zorgde was onduidelijk.
‘Professionaliteit lijkt technisch, maar publieke professionaliteit is in vele opzichten politiek’
Nu is het onder normale omstandigheden niet zo extreem, deze logistieke facetten, maar toch, goede zorg staat of valt met welke materialen op welk tijdstip waar beschikbaar (kunnen) zijn. Dat varieert van operatiemesjes (gesteriliseerd en wel) via bedden tot behandelplekken verderop in medische trajecten, zoals voor revalidatie. Dat moet allemaal goed geregisseerd en afgestemd worden. Iets vergelijkbaars geldt voor veiligheid en justitie, en voor het onderwijs. Naast de mondkapjes en handschoentjes die op dit moment nogal van belang zijn voor agenten, gaat het normaal gesproken om uitrusting, wapens en auto’s, en voor leerkrachten om lesmaterialen, digi-borden, schone klassen en wc’s.
Politiek
Professionaliteit lijkt technisch: op grond van kennis en expertise, ervaring, protocollen en richtlijnen, wordt een zaak optimaal behandeld. Dat kan de behandeling van een patiënt betreffen, de aanpak van een geweldsituatie of protest, of de aanpak van een wiskundeles. Maar publieke professionaliteit is veel meer dan ‘techniek’, het is in vele opzichten politiek. Niet in de zin van ‘de politiek’ (via politici) maar via ‘het politieke’. Dat begint bij de aanpak van een zaak zelf: daar kunnen politieke randjes aan zitten. Een behandeling die wordt gestaakt, bijvoorbeeld, gaat niet alleen met ethische overwegingen gepaard, maar ook met politieke, zeker als er onenigheid is over wat ‘het beste’ is om te doen. Of het aanhouden van een Nederlander met een niet blanke huidskleur, op grond van die huidskleur, kan leiden tot het vermoeden van etnisch profileren. Het politieke heeft tevens betrekking op het feit dat er meerdere zaken op een professional afkomen, en dat er keuzen moeten worden gemaakt. De eerdergenoemde prioritering, maar daarnaast ook de categorisering (‘wat voor geval is dit’?) leidt tot politieke afwegingen, in de zin van ‘gezaghebbende toedeling van waarden’ (cf. Easton). De behandeling van zaken levert ‘verliezers’ en ‘winnaars’ op.
Tot slot gaat het politieke over afwegingen over de grenzen van professionele velden heen, en over de verdeling van middelen binnen en over professionele velden. Dat heeft betrekking op de bovengenoemde schaarse capaciteit en schaarse middelen, maar tevens op de ‘gevoelde verdeling’ – welke professionals hebben voorrang als het om de verdeling gaat? Dat brengt ons bij de gevoelde ‘hiërarchie’ of stratificatie tussen sub-velden binnen een professie (een chirurg staat hoger aangeschreven dan een kinderarts) en tussen professies (de curatieve zorg staat hoger aangeschreven dan de ouderenzorg). Tijdens Covid-19 is dit alles scherp naar voren gekomen, maar ook in normale tijden is dit een ‘fact of life’. Publieke professionaliteit is geen kwestie van neutraliteit en objectiviteit maar impliceert voortdurend strijd.
Beeldvorming
Tot slot is de afgelopen weken extra duidelijk geworden dat de publieke zichtbaarheid van publieke professionals bijdraagt aan de legitimiteit van de beroepsuitoefening. Sterker, artsen, verpleegkundigen, politieagenten en leraren zijn de ‘helden’ van de crisis geworden. Het is extra duidelijk geworden van welk groot maatschappelijk belang hun dagelijkse handelingen zijn, welke rol kennis en expertise speelt, welke druk op de dienstverlening staat, wat werkvloeren eigenlijk zijn, en hoe betrokken de medewerkers op die werkvloeren zijn. Dat is kracht bij gezet aan tafels van praatprogramma’s en stukken in kranten, in combinatie met de ‘Frontberichten’ die standaard op de tv te zien waren. Dit is een precair proces, vooral als artsen en agenten, alsmede onderzoekers daarachter – zoals virologen en epidemiologen – sterker in (politieke) besluitvorming getrokken worden, en daarbij te ver gaan, of te veel onenigheid gaan vertonen. Dan politiseert wetenschap en professioneel handelen.
‘Het is duidelijk geworden dat wij de “helden” van deze crisis te weinig respect en salaris geven’
Los daarvan doet het zichtbare verbindingen maken met de buitenwereld, tonen wat er speelt en verantwoording afleggen het aanzien en het gezag van professionals goed. Het is daarbij tevens duidelijk geworden dat wij deze ‘helden’ eigenlijk te weinig respect en salaris hebben gegeven. Onder normale omstandigheden is beeldvorming evenzeer relevant voor het aanzien en gezag van publieke professionals. Dat kan een kwestie zijn van inspelen op incidenten en zorgwekkende gebeurtenissen – hoe verantwoorden professionals, of beter, professionele velden zich, als het verkeerd is gelopen, bijvoorbeeld als de politie te ver is gegaan? Het kan tevens een kwestie zijn van leren van ervaringen en werken aan innovaties – hoe spelen professionals in op nieuwe omstandigheden? Hoe artsen en fysiotherapeuten bijvoorbeeld inspelen op de nasleep van Covid-19 is nu actueel, maar dat soort netwerkrelaties en de zichtbaarheid daarvan, dat is van groot belang voor reguliere zorgverlening.
Meer realistisch perspectief
Individuele professionals behandelen nog steeds individuele patiënten en cliënten, maar het klassieke beeld van ‘professional + cliënt = goede behandeling’ is niet meer van deze tijd. Professionals werken samen, goed ondersteund en wel; professioneel werk is goed gecoördineerd; de voorzieningen, variërend van gebouwen via werkplekken tot materialen, zijn op orde; stromen aan zaken (patiënten, cliënten, etc.) worden logistiek in goede banen geleid; afwegingen en soms ‘oneigenlijke’ keuzen worden gemaakt; er wordt verantwoording afgelegd; de media en het publieke debat worden gevoed. Dat leidt tot een meer modern beeld van ‘zaken + professionals + ondersteuners + organisaties + coördinatie + voorzieningen + stakeholders = kwaliteit’.
‘Covid-19 toont de ware aard van publieke professionaliteit’
Meer academisch sluit dit aan op inzichten over wat de laatste jaren hybride, organiserende en verbindende professionaliteit wordt genoemd. Professionals werken niet solo en los, maar in georganiseerde contexten, met zaakstromen en capaciteitsvragen. Dat betekent dat van origine niet-professionele overwegingen aan het professionele handelen worden toegevoegd, zoals financieel-economische overwegingen. Dat levert hybride gevoelens op van veranderend werk.
Vervolgens kan het zo zijn dat professionals het werk zelf weten (mee) te organiseren, variërend van samenwerking via coördinatie tot verantwoording. Dan gaan we voorbij hybride gevoelens en wordt (mee)organiseren onderdeel van het werk. In het coördineren, programmeren, afstemmen, communiceren, daarin schuilt de kwaliteit van professioneel handelen.
Bovendien kunnen professionals beseffen dat de buitenwereld – cliënten, zaakwaarnemers, stakeholders, media – hun professionele kracht en gezag mede vormgeven, en dat ze daar iets mee moeten, dat ze zich moeten verbinden met stakeholders, verwachtingen, media. Dat betekent dat het je uitspreken, in de media optreden, je werk verwoorden, lobbyen, bij het werk gaan horen.
Tijdens Covid-19 zien we al deze dynamieken extra en extra krachtig optreden. Daar kunnen we voor ‘normale tijden’ veel van leren. Covid-19 is wat dat betreft niet extreem. Het toont slechts extra de ware aard van publieke professionaliteit.
Tot slot
Dit alles betekent dat we nog steeds ‘goede’ professionals moeten opleiden, maar dat ‘goed’ en professioneel werken niet enkel in deze professionals zit. Professionele kwaliteit en gezag zit vooral in de relaties die professionals aangaan en organiseren, met elkaar en met anderen, in reële contexten met veel zaken en schaarse middelen.
Meer zien en lezen?
- Noordegraaf’s online minicollege in de VB-reeks Special State of Science (S-SoS): https://lnkd.in/eNHy8bh
- Noordegraaf & Siderius over ‘Perspectieven op professionaliteit’, in M&O: https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/342238
- Noordegraaf over ‘(Hybrid) Professionalism and Beyond’ in het Journal of Professions and Organisation (JPO): https://www.researchgate.net/publication/281596897_Hybrid_professionalism_and_beyond_New_Forms_of_public_professionalism_in_changing_organizational_and_societal_contexts
- Noordegraaf over artsen op socialevraagstukken.nl: https://www.socialevraagstukken.nl/author/mirkonoordegraaf/
Herman Suichies
oud huisart zegt
De prikkelende titel van dit stuk suggereert dat de professional geen kwaliteit levert en dat de tijd van de professional die in alle rust en ruimte zijn of haar clienten bedient voorbij is. De professional als zodanig zou het verschil helemaal niet maken. (Een beetje sneu voor professionals als Diederik Gommers) Na lezing begrijp ik dat de schrijver bedoelt dat de “publieke professional ” heeft nagelaten. Die publieke professionaliteit, die hem zit in het regisseren, zorgen voor voldoende materialen, zorgen voor voldoende personeel, voor voldoende bedden etc. schoot in deze crisis tekort. Maar dan volgt ergens een onbegrijpelijke gedachten sprong dat die publieke professionaliteit belangrijker of minstens zo belangrijk zou zijn dan de noem het maar individuele professionaliteit van de “zorghelden”. Moderne professionaliteit is ingebed in logistiek, ondersteuning, coordinatie, voorzieningen, stakeholders etc. Publieke professionaliteit zou in mijn ogen maar één zaak moeten dienen, namelijk ervoor te zorgen dat de individuele professional zijn-haar werk optimaal, in alle rust en ruimte kan doen en kan zorgen dat de zorgrelatie optimaal is. Dat is de basis, de rest is dienend. En dat er in dat `dienende` veel mis is gegaan is duidelijk. Zoals de auteur al opmerkt is publieke professionaliteit in vele opzichten politiek. Het is soms letterlijk `de politiek` die te laat ingreep, zich verkeek op de situatie, totaal onvoorbereid was en misschien wel het belangrijkste, gezorgd heeft voor een zorgstelsel waarin de echte professional steeds meer gebukt is gegaan onder verantwoordings- en controle lasten, bij gebrek aan vertrouwen., slechte arbeidsvoorwaarden etc. De constatering dat ze te weinig respect en salaris hebben gekregen heeft dan ook geleid tot de afgewezen motie door het kabinet om dat te verbeteren. Deze crisis toont inderdaad de ware aard van de “politieke” publieke professionaliteit. Een absoluut onvoldoende. Het stuk verdiend een betere titel. De professional levert de ware kwaliteit. De hem of haar ten dienste staande met name politieke omgeving heeft gefaald.
René Roorda
Senior procesadviseur zegt
Neem als model van de samenleving het menselijk lichaam. Organen leveren elk een (verschillende) bijdrage aan de instandhouding daarvan. Maar om goed te kunnen functioneren moeten deze organen door het lichaam in stand gehouden worden. De professional zorgt voor een gekwalificeerde bijdrage aan de samenleving. Maar de samenleving moet er op haar beurt voor zorgen dat die professional zijn of haar bijdrage kan leveren. Ultimo houdt zij zich daarmee zelf in stand. In goede en slechte tijden. Zo was het, zo is het en zo zal het waarschijnlijk voorlopig wel zo blijven. Er lijkt wat dat betreft niets nieuws onder de zon, toch?