De renovatie van het Binnenhof is volgens velen een droom én een nachtmerrie. Dat beeld klopt helaas aardig. De noodzakelijke renovatie en restauratie van dit historische gebouwencomplex zou moeten leiden tot een duurzaam, functioneel nieuw bestuurscentrum – de droom – maar blijkt intussen door allerlei oorzaken een kostbaar hoofdpijndossier – nachtmerrie – te zijn geworden. Dat alles is geen nieuws. En toch ook weer wel. Want waarom kon een professionele organisatie als die van het Rijksvastgoedbedrijf en de vele adviseurs die voor dit project inmiddels zijn ingeschakeld er zo voortdurend fors naast zitten? Zijn er sinds 2015 dan geen stapels bouwkundige opnames gedaan van alle goten, kozijnen, dakkapellen en muurwerk? Er waren (en zijn) tenslotte veel signalen die erop wezen dat de oorspronkelijke planningen in tijd, geld en organisatie op drijfzand – of liever gezegd op veen – zijn gebouwd. Toen al hield het verantwoordelijke Ministerie van Binnenlandse Zaken rekening met bouwkosten van 700 miljoen euro, maar dat budget werd niet bekend gemaakt. En er waren (en zijn) de nodige criticasters – de beste stuurlui – die op risico’s en alternatieven hebben gewezen. Het is een raadsel waarom daar door de rijksoverheid zo weinig mee gedaan is. Kwestie van tunnelvisie?
Gebreken in voorbereiding en visie
Het project Binnenhof is in 2015 officieel gestart, maar kende natuurlijk al een lange aanloop. Iedereen kon zien dat de huisvesting niet veilig, duurzaam en praktisch was geworden na zo’n acht eeuwen achterstallig onderhoud. Maar wat toen is nagelaten, breekt het project nu op. Er is namelijk – voor zover bekend – niet uitgegaan van een mogelijk fundamenteel nieuwe rol van het kabinet, de Eerste en Tweede Kamer. Wat betekent bijvoorbeeld de toenemende rol van het Europese Parlement, de Europese Raad en de Europese Commissie voor de omvang van de vaderlandse equivalenten? En stelt dit niet andere eisen aan het regeringscentrum? Of, wat betekent de digitalisering voor het functioneren van kamer en kabinet? Hoe zit het met die afstand tussen rijksoverheid en volksvertegenwoordiging? Kan er niet veel meer (en beter) online worden vergaderd en gestemd – ja, dan zal de Grondwet aangepast moeten worden – en opnieuw, wat betekent dat voor het herstel van het Binnenhof? Maar ook: hoe komt het dat pas naderhand een zwaarbeveiligde publieksentree is ingevoegd in het ontwerp? Dat voor dit ondergrondse bouwwerk eerst uitputtend archeologisch onderzoek in de 12e-eeuwse ondergrond gedaan moet worden, mag toch niet een verrassing zijn.
Alternatieve scenario’s en gemiste kansen
Zo zijn er allerlei – gedeeltelijk nieuwe – overwegingen en procedures die bij zo’n kostbaar en prestigieus publiek project voortdurend aan de orde zouden moeten zijn. Daar is kennelijk geen of nauwelijks sprake van (geweest); enige vorm van scenario-denken had de problemen van nu tenminste gedeeltelijk kunnen voorkomen. Zoals al eens eerder gesuggereerd: waarom geen scenario waarbij nieuwbouw – dat aan alle huidige en toekomstige eisen van duurzaamheid, functionaliteit, toegankelijkheid, flexibiliteit en veiligheid zou moeten voldoen – aan de orde is. Nogmaals, het is een scenario: het regeringscentrum in Flevoland – of nog meer geografisch in het midden rondom en in kasteel Soestdijk. Voor het Binnenhof resteert dan een levendig, cultureel en representatief centrum met een jaarlijkse Troonrede in de Ridderzaal en misschien (vergader)ruimte voor de Eerste Kamer. Gekke gedachte? Wellicht, maar wel een die ongetwijfeld minder kostbaar is dan de begrote twee miljard euro en die recht doet aan enerzijds de oorspronkelijke functies van het complex en anderzijds aan een betere geografische spreiding van de bestuurlijke macht. Vlak voor zijn vertrek als (demissionair) minister liet Hugo de Jonge als proefballon nog eens het concept van de spreiding van rijksdiensten op. Het zou uitstekend passen in de doelstellingen van een nieuw ruimtelijk ordeningsbeleid dat door het kabinet-Schoof verder zal moeten worden gebracht dan een papieren nota. En waarom daar niet alsnog delen van het regeringscentrum in betrekken?
Reflectie op het proces en toekomst
Dergelijke (denk)exercities in een vroegtijdig stadium hadden ongetwijfeld een beter verantwoord, doordacht en meer op uitvoering gericht innovatieproces voor het Binnenhof opgeleverd. Het is nu nauwelijks uit te leggen waarom de nu met de natte vinger begrote twee miljard euro aan wordt besteed. Tijdens een recent pr-offensief wezen de verantwoordelijke projectleiders op een gescheurde kademuur en daarmee op het gevaar van instorten van het gebouw van de Eerste Kamer. Maar daarmee is de urgentie van renovatie in deze omvang niet aangetoond. Uit de plannen blijkt bijvoorbeeld wel dat de Spuipoort niet zal worden herbouwd, de bestrating minder mooi wordt dan wat er lag en de brug met al die hekjes oogt ook nogal armoedig. En dat allemaal voor een bedrag van (minimaal) twee miljard euro.
Het lijkt erop dat de opdrachtgevers – en dat is zeker niet alleen het Rijksvastgoedbedrijf, maar dat zijn ook vertegenwoordigers van het kabinet en parlement – zich vooral hebben beziggehouden met complicerende procedures, eigenbelang en weinig relevante (maar vaak wel kostbare) wensen op het gebied van voorzieningen. En met weinig besef dat hiermee publiek geld is gemoeid. Kritiek op het bouwproces wordt nauwelijks gehonoreerd, terwijl over de geringe participatie en communicatie wordt geklaagd. Allemaal de schuld van die tunnelvisie? Dat zal ongetwijfeld bij latere evaluaties duidelijk worden.
Geef een reactie