In het artikel De ambtenaar als professional van Davied van Berlo, Lotte Nijland en Maarten van Zaane werd geschetst hoe het beeld van ambtenaar zich aan het wijzigen is of beter gezegd aan het ontwikkelen is. Er werd een lans gebroken voor het benaderen van ‘het ambtenaar zijn’ als een heuse professie. Kort samengevat: de ambtenaar is zich onder invloed van de netwerksamenleving aan het ontwikkelen van regisseur en vertegenwoordiger van de rechtmatige en presterende overheid naar een participerende en netwerkende rol.
Dit alles is heel herkenbaar en we kunnen ons goed vinden in deze ontwikkeling van rollen. Wat we ook zeker onderschrijven is dat het een ontwikkeling is naar het kunnen vervullen van meer rollen en het schakelen tussen de rollen.
Ons pleidooi is dat wij als ambtenaren ons ontwikkelen in het kunnen spelen met twee benen. De moderne voetballer moet zowel met zijn linker- als zijn rechterbeen kunnen spelen. Deze tweebenigheid vergroot zijn handelingssnelheid, geeft hem meer mogelijkheden in het veld en stelt hem in staat om effectiever te zijn. Voor de moderne ambtenaar is dit niet anders.
Met het linkerbeen bedient hij de politiek, ondersteunt hij zijn minister of staatssecretaris en voert hij de politieke agenda uit. Met het rechterbeen staat hij midden in de maatschappij, voert gesprekken met stakeholders, zoekt naar draagvlak en werkt samen met partijen om de ambities te realiseren.
Spanning
De Omgevingswet die in ons Directoraat (DGMI Ministerie IenM) is geschreven is een goed voorbeeld van deze tweebenigheid. Het ene been: de rol van de wetgever, de regisseur die de regels heeft opgeschreven. Het andere been heeft geschakeld met wetenschappers, andere overheden, bedrijfsleven, ngo’s en zelfs burgers bij het maken en ontwerpen van de teksten. De opmerkingen zijn serieus genomen en als het een beter idee was zelfs overgenomen. Dan wel beargumenteerd afgewezen.
Het schakelen tussen deze twee rollen is nieuw voor de moderne ambtenaar. Het is zeker niet makkelijk en roept spanning op. Het vraagt om een voortdurend schakelen tussen binnen en buiten. Tussen goed aangesloten zijn op wat de binnenwereld en de politiek vraagt. En om weten wat de buitenwereld wil en niet wil. Waar de energie zit en ook waar de risico’s zitten. Want niet altijd wordt het spel zuiver gespeeld. Buiten spelen vraagt om behendigheid en beducht zijn voor spelers die koste wat kost hun doel willen bereiken. En daarbij in sommige gevallen vals spelen niet schuwen.
Al doende leren
Het aanleren van deze tweebenigheid gaat met vallen en opstaan. Het vraagt om creativiteit, kennis om het kaf van het koren te scheiden en lef om het gewoon te gaan proberen. Maar altijd met commitment van je management en de politiek. Goed aangesloten zijn tussen binnen en buiten. Dan is er ook ruimte om fouten te maken. Lastig is ook dat je gedurende het spel soms ook gedwongen wordt ineens met het ene of het andere been te spelen. Bij de start van een beleidsproces kan het zo maar zijn dat je meer hebt aan het rechterbeen. Maar als je een wetsvoorstel door de Kamer moet brengen, zal je toch echt je linkerbeen meer gebruiken. Dit begrijpt iedereen maar het is elke keer weer nodig om hier expliciet over te zijn.
Wij dragen graag bij aan de discussie over het vak van ambtenaar omdat we ervan overtuigd zijn dat dit ons verder brengt in ons werk. We kunnen onze beleidsdoelen niet meer alleen realiseren vanuit de vierkante kilometer in Den Haag. Hiervoor is onze samenleving te complex en te volwassen geworden. Binnen onze organisatie zijn we al enige tijd bezig met het ontwikkelen van dit vakmanschap. Via gesprekken en reflectie op ons werk. Uitwisseling van ervaringen binnen ons managementteam en op de werkvloer. In theorie maar vooral ook in de praktijk van het werk van alledag. Want uiteindelijk gaat het om doen en al doende leren. Kunnen en durven we dat? Een keuze hebben we eigenlijk niet!
Paul Weststeijn zegt
Pathos, ethos en logos: de ambtenaar als lobbyist
Als ambtenaar wordt er tweebenigheid van je verwacht. Wat dat is, is mooi beschreven in dit artikel. In het kort: je moet een interne ambtelijke wereld kennen en er je weg in weten en ook het Umfeld daarbuiten. Die werelden kennen is één, je weg kennen, vraagt om vaardigheden. Welke vaardigheden heb je nodig om invloed uit te oefenen op en in die werelden? Want dat is cruciaal, wil je een deuk in een pakje boter slaan. Zonder dat je mensen meekrijgt, kom je niet ver. Tenminste niet als je bevlogen probeert uit te voeren wat de bewindslieden van je vragen.
Een heel bekende manier van overtuigen stamt uit de Griekse school voor de retoriek. Er zijn drie manieren om een ander te overtuigen van je standpunt. Met een logisch, steekhoudend verhaal (logos). Op basis van eigen gezag (ethos). Of op basis van empathie en emotie, van je zelf of van de ander (pathos).
En nu we toch in de sferen zijn van de Griekse filosofen, sleep ik Plato erbij. Hij heeft een prachtig beeld. Logos, pathos en ethos hebben volgens hem niet gelijke waarden. In het beeld van de menner en de wagen. De menner op de wagen is logos is en de twee paarden die de wagen trekken pathos en ethos. Pathos en ethos staan dus onder leiding van logos.
In elk geval zijn deze drie manieren van overtuigen onderdeel van het handelingsrepertoire van de ambtenaar. Sommige strategieën passen in enkelvoud monomaan goed. Bij andere mensen of groepen is een combinatie nodig. Goed om daar steeds bewust in te kiezen. Goed om daar mee te oefenen en je in bekwamen. Het helpt je om je effectiviteit en professionaliteit te vergroten.