In dit essay reflecteren Myrthe van Delden, Paul Frissen, Jorgen Schram en Mark van Twist op de rol van de provincie bij de aanpak van ondermijning. De aanpak van georganiseerde criminaliteit was lange tijd een kwestie die met name de aandacht trok in grote steden en in enkele (grens)regio’s, bijvoorbeeld in Brabant. Dat is niet langer het geval. Ook in het landelijke gebied en in heel andere regio’s komt ondermijning nu aan het licht.
Ook voor provincies geldt dat zij de afgelopen tijd steeds indringender bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit betrokken raken. Dat is niet nieuw, maar krijgt wel steeds nadrukkelijker vorm. In de lijst met provinciale kerntaken komt ondermijning niet voor. Maar het vraagstuk van ‘ondermijning’ raakt aan verschillende provinciale kerntaken, zoals vitaal platteland, kwaliteit openbaar bestuur en regionale economie. Bovendien heeft de Commissaris van de Koning, in zijn rol als Rijksheer, een verantwoordelijkheid wat betreft het bevorderen van de door hem noodzakelijk geachte samenwerking tussen verschillende bestuurslagen en heeft de Commissaris een bijzondere rol als het gaat om de kwaliteit en integriteit van het openbaar bestuur in de provincie.
In dit essay reflecteren de auteurs eveneens op het fenomeen ondermijning. Het is een inmiddels genormaliseerde term, maar er blijken veel uiteenlopende beelden te bestaan over wat het precies is. Aan de ene kant bestaat het beeld van Nederland als narcostaat (ondermijning wordt onderschat) tot de andere kant van het spectrum waar ondermijning vooral als opgeklopte paniek wordt gezien, een hype die weer voorbij gaat.
Dit essay besluit met een agenda voor debat. Debat dat in de provincie, maar ook in breder verband tussen provincies en met andere actoren moet worden gevoerd en dat moet leiden tot aanscherping van de positie en de strategische oriëntatie. Daarbij gaat het om de aanpak van ondermijning, de kansen en risico’s van de mogelijke provinciale rolinvulling en de dilemma’s waarmee steeds rekening te houden is.
*Lees hier het volledige essay, dat oorspronkelijk verscheen bij de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB)
Geef een reactie