De democratie staat wereldwijd voor grote uitdagingen en kan zich in verschillende richtingen ontwikkelen. Versterken we de parlementaire democratie of willen we juist richting presidentialisering? Van groot belang is in ieder geval dat de burger meer invloed krijgt en dat de democratie gemoderniseerd wordt, aldus de Franse historicus en filosoof Pierre Rosanvallon. Dave van Ooijen bespreekt De democratie denken. Werk in uitvoering, de onlangs vertaalde essays van Rosanvallon.
We kunnen tal van landen dan wel democratisch noemen, maar dat wil nog niet zeggen dat burgers in die landen ook democratisch bestuurd worden. De essentie van democratie is niet enkel een kwestie van getallen, waarbij de wil van de meerderheid bepalend is, maar dat de meerderheid ook rekening houdt met minderheden en met burgers die niet zo snel mee kunnen. En waarbij daarnaast sprake is van vrije verkiezingen, onafhankelijke rechtspraak en vrije media. Wordt aan deze voorwaarden niet voldaan dan kunnen burgers steeds vaker het gevoel krijgen onvoldoende gehoord en vertegenwoordigd te worden. In het uiterste geval, wanneer publieke uitvoeringsinstituten niet meer doen wat ze moeten doen en parlementariërs, rechters en journalisten vijanden van het volk worden genoemd, kan dit ertoe leiden dat een deel van de bevolking afhaakt en de democratie de rug toekeert.
Het is deze tweesprong die de Franse historicus en filosoof Pierre Rosanvallon scherp onder woorden brengt in zijn onlangs vertaalde essays (‘De democratie denken. Werk in uitvoering’). Maar Rosanvallon is niet pessimistisch. Zijn onderzoek naar de geschiedenis van de democratie laat juist ook zien dat sprake is van veerkracht en dynamiek. Zo signaleert Rosanvallon ook een trend naar nieuwe vormen van invloed van burgers. De basis van die invloed ligt in de geschiedenis van de democratie.
De ontsocialisering van de politiek
Volgens Rosanvallon werkt de vertegenwoordigende functie van de samenleving tegenwoordig om twee redenen minder goed. Ten eerste bestaat de samenleving niet langer uit duidelijk gescheiden groepen, zoals arbeiders, ambtenaren, kleine middenstanders, ondernemers en vrije beroepen. Ten tweede wordt de samenleving niet langer simpelweg gedefinieerd door de sociale omstandigheden, waarin individuen vroeger gevangen zaten alsof het een wereld apart betrof. Wanneer je in de jaren 1930 en voor een groot deel nog in de jaren 1950 en 1960 de arbeiders vertegenwoordigde, was je spreekbuis van een relatief stabiele groep, met zijn eigen cultuur en taal en relatief gelijkwaardige levensstandaard.
‘De burger dient niet langer als stemmachine, maar heeft ook inspraak in de aard van de kandidaten’
Tegenwoordig is volgens Rosanvallon sprake van zoiets als ‘ontsocialisering’ van de politiek. Politieke partijen vertegenwoordigen weliswaar nog steeds sociale groepen, maar op een minder stabiele en minder overtuigende manier dan vroeger. Partijen fungeren nog steeds als bemiddelaar tussen de samenleving en instituties, maar de structuur van het politieke leven is aan het veranderen. Omdat politieke partijen en haar vertegenwoordigers niet langer representatief zijn voor een bepaalde sociale groep, wordt het steeds belangrijker dat de ‘oude’ politieke partijen veranderen en burgers zich meer met hun politieke vertegenwoordigers kunnen identificeren.
Electorale perfectionering
De geschiedenis van de democratie is volgens Rosanvallon een geschiedenis van electorale perfectionering. Daarbij heeft de politieke subjectiviteit van de vorst plaatsgemaakt voor de subjectiviteit van de burger. De burger is bovendien een steeds grotere rol gaan opeisen. In de eerste plaats heeft de burger, in plaats van het ‘winner takes all’-principe, vormen van evenredige vertegenwoordiging geëist, waardoor geen enkele stem verloren gaat. Maar ook de beperking van de duur van mandaten is een belangrijke ontwikkeling.
Na het debat over evenredige vertegenwoordiging en de duur van mandaten kwam de stapeling van mandaten en de grote rol van geld in de politiek centraal te staan. Een paar jaar geleden is dit gevolgd door het debat over de idee van gelijkberechtiging van man en vrouw. Daarnaast werd eerst in de Verenigde Staten, in de negentiende eeuw, en intussen ook in Frankrijk en in andere landen, het idee geïntroduceerd van voorverkiezingen. Hierdoor dient de burger niet langer als stemmachine, maar heeft hij ook inspraak in de aard van de kandidaten. Voorbeelden van de grotere rol van de burger in Nederland zijn de verkiezing binnen politieke partijen de lijsttrekker en de debatten over de invloed van sociale media tijdens verkiezingen.
Democratie en globalisering
Onlosmakelijk verbonden met perfectionering van het democratisch regime is de geschiedenis van de verzorgingsstaat, aldus Rosanvallon. Aan het einde van de negentiende eeuw, toen overal in Europa maatschappelijke krachten in opkomst waren die identiteit en homogeniteit predikten, luidde het socialistische en republikeinse antwoord dat globalisering om herziening van het sociale vraagstuk en de inrichting van een sociale staat vroeg. Na de Tweede Wereldoorlog bleek dat het antwoord op de crisis ook daadwerkelijk bestond uit de ontwikkeling van een democratie die zich meer richt op het algemeen belang. Dat blijkt uit de organisatie van politieke partijen waarin iedereen werd opgenomen en ook uit de ontwikkeling van de verzorgingsstaat.
‘Zijn we voor een autoritaire democratie of voor conceptuele verandering in het denken over democratisch burgerschap?’
Tegenwoordig, in het tijdperk van de tweede globalisering, bevinden we ons volgens Rosanvallon in precies dezelfde situatie. Ook de tweede globalisering heeft geleid tot verliezers. We zijn nu op een ogenblik aanbeland waarop de noodzaak aan sociale protectie is toegenomen en zowel het maatschappelijk verdrag als de functie van de democratie opnieuw moeten worden gedefinieerd.
Modernisering van de democratie
Volgens Rosanvallon zullen we daarom de democratie moeten moderniseren. Democratie moet niet alleen gebaseerd zijn op verkiezingen, ook het democratisch gehalte van de macht moet kritisch bekeken worden. Rosanvallon betoogt dat er sprake is van een duidelijke wens om over te stappen van een periodieke democratie op vormen van permanente democratie. Deze bestaat nog niet, maar moet met vallen en opstaan worden uitgevonden. Daarvoor moet verspreid over de samenleving een geheel aan democratische functies in het leven worden geroepen.
Deze functies moeten ervoor zorgen dat machthebbers verantwoording afleggen en geëvalueerd worden. Bovendien dient het functioneren van bestuurlijke machten transparant en leesbaar te zijn en zich niet achter de rug van burgers af te spelen. Kortom, dat de machten ook vormen van controle, toezicht en aansprakelijkheid accepteren. Alleen op die manier, via een complexere democratie, is het volgens Rosanvallon mogelijk de kwaliteit van democratie en bestuur te verbeteren. En dat is precies waar het in de huidige strijd om de democratie in tal van landen om gaat.
Willen we richting presidentialisering van de democratie (Frankrijk, Verenigde Staten) en pathologische uitwassen daarvan (Hongarije, Polen)? Of willen we, zoals we in een aantal andere gevallen zien, richting versterking van de parlementaire democratie, zoals bijvoorbeeld de versterkte rol van het Europees Parlement? Zijn we met andere woorden voor een ‘autoritaire democratie’ of voor conceptuele verandering in het denken over democratisch burgerschap? Waarbij in het laatste geval ook door middel van referenda, burgerconsultaties en andere nieuwe vormen de invloed van burgers op beleid en uitvoering worden vergroot? Voor Rosanvallon is het antwoord duidelijk: versterk de parlementaire democratie, maar versterk ook de permanente democratie waarbij burgers ook op tal van andere terreinen meer directe invloed krijgen.
Geef een reactie