De kop van dit artikel is het antwoord van een gemeentesecretaris op de vraag: wat heb je nodig om meer aandacht te besteden aan je eigen duurzame inzetbaarheid? Duurzame inzetbaarheid is al zo’n 20 jaar een terugkerend onderwerp in gemeenten. Een beetje uitgekauwd lijkt wel, want er zijn urgentere politieke en maatschappelijke kwesties, die altijd voorgaan. Je hoort maar weinig leidinggevenden zeggen: ‘Heerlijk, ik mag weer aan de slag met duurzame inzetbaarheid’. Het is bovendien geen klus in de categorie grote stappen, snel klaar. Eerder een taai en stroperig vraagstuk. Een stevige verandering is nodig, want de veranderende maatschappelijke en organisatorische context vraagt hier om.
Duurzame inzetbaarheid
Definitie: Duurzame inzetbaarheid is het vermogen om nu en in de toekomst op een gezonde, productieve, betekenisgevende, veerkrachtige manier deel te nemen aan het arbeidsproces in een werkcontext die daar de optimale mogelijkheden voor biedt.
In mijn praktijk als gemeentecoach bij KING (Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten) voer ik regelmatig gesprekken in directieteams over hun bedrijfsvoering, dienstverlening en organisatieontwikkeling. Wat komt daaruit naar voren? Te veel mensen staan stil in hun werk, zijn verandermoe of worden juist te weinig uitgedaagd. Een verzuchting die ik vaak hoor: maar ik moet het wel doen met de mensen die ik in huis heb en mijn speelruimte is niet zo groot als velen denken. Daar zit dus een zorg. Of in hedendaags taalgebruik: een opgave.
Jonge mensen stromen bijna even hard uit als in, maar de reden blijft duister. Een groeiende groep mensen kan ontwikkelingen als digitalisering en flexibilisering van werk en de opschuivende AOW-leeftijd niet bijbenen. En dat terwijl van gemeenten een groot absorptievermogen, een stevige veranderkracht en mensgerichte dienstverlening wordt verwacht. Hoe gaan gemeentesecretarissen hiermee om?
‘De waan van de dag is slopend in een gemiddelde gemeente anno 2017’
Maar ja, de waan van de dag is slopend in een gemiddelde gemeente anno 2017, dat geluid resoneert in mijn onderzoek naar duurzame inzetbaarheid in gemeenten door de ogen van gemeentesecretarissen. Het is ook niet mis als je beschouwt wat er op gemeenten is afgekomen de laatste jaren en wat er nog in de pijplijn zit. Het scharnierpunt tussen de ambtelijke organisatie en het politieke bestuur, de gemeentesecretaris, ervaart dat als geen ander. Besteed in die omstandigheden maar eens tijd en energie aan je eigen ontwikkeling en gezondheid. Tegelijkertijd blijkt ook: de gemeentesecretaris is niet van het klagen en ziet niet snel belemmeringen. Maar de hoe-vraag is daarmee nog niet beantwoord, laat staan uitgevoerd. Genoeg reden voor mij om in de zomer van 2017 de houding van gemeentesecretarissen ten opzichte van duurzame inzetbaarheid te onderzoeken. Een vragenlijst met 3 perspectieven: werkgeverschap, leiderschap en vakmanschap. En ook nog eens van abstract via concreet, naar dicht op de huid (zie ook kader).
Onderzoek
In een onderzoek naar de houding ten opzichte van het thema duurzame inzetbaarheid werden 220 gemeentesecretarissen uitgenodigd om vragen te beantwoorden vanuit 3 perspectieven: werkgeverschap, leiderschap en vakmanschap. Van de 50 respondenten is
33 procent vrouw en 67 procent man. Leeftijden zijn verdeeld in 3 categorieën: 40-50 (35 procent), 50-60 (35 procent), 60+ (25 procent), onbekend (5 procent). Zij werken in gemeenten van diverse grootte: 8 procent in 100.000+, 14 procent in middelgrote gemeenten van 50.000-100.000, 50 procent in de categorie 20.000-50.000 en 20 procent in gemeenten kleiner dan 20.000 inwoners. Het onderzoek is uitgevoerd in de maanden juni en augustus 2017.
Opgave en aanpak
Gevraagd naar de opgave op het vlak van duurzame inzetbaarheid zijn gemeentesecretarissen behoorlijk eensgezind. Drie issues: wendbaarheid van organisatie en personen vergroten, een evenwichtiger leeftijdsopbouw (meer jongeren) en de ‘vastgeroestheid’ in procedures en handelwijzen doorbreken komen telkens terug.
Ondanks deze eensgezindheid zijn de verschillen in beleid en aanpak groot. Een klein aantal gemeentesecretarissen beschrijft uitgebreid en met enige nadruk dat zij duurzame inzetbaarheid erg belangrijk vindt. Deze groep beschrijft een omvangrijk pakket aan maatregelen, op strategisch en individueel niveau en benadrukt dat zij zichzelf als aanjager ziet. Zo is er een gemeentesecretaris die schrijft: ‘Volledige inzet op aantrekken jonge medewerkers. Veel aandacht voor gezondheid en aanbrengen balans werk-privé. Daarnaast stages, wisselwerk en we steken veel energie in talentmanagement’. Maar het gros noemt een of hooguit twee maatregelen, zoals een strategische personeelsplanning of een generatiepact. Een beetje plichtmatig en standaard. Grote verschillen dus in de aanpak gericht op duurzame inzetbaarheid in gemeenten. Zowel in intensiteit als in diversiteit.
Verschil maken
Als hiërarchisch hoogste in rang, kan de gemeentesecretaris duurzame inzetbaarheid agenderen, een visie uitdragen en zelf voorbeeldgedrag tonen. Dat doen ze ook, blijkt uit het onderzoek; 32 respondenten geven aan dat ze zichzelf een goed voorbeeld vinden van het in de praktijk brengen van duurzame inzetbaarheid. Er zit een interessante twist aan de antwoorden in de categorie voorbeeldgedrag: 32 respondenten vinden dat ze zelf een voorbeeld van duurzame inzetbaarheid zijn, maar een grotere groep (41 personen) stimuleert andere leidinggevenden een voorbeeld zijn. Dit roept de vraag op hoe ze anderen kunnen stimuleren voorbeeldgedrag te vertonen als ze van zichzelf vinden dat ze geen voorbeeld zijn? Voer voor gesprekken in VGS-kringen.
Hoewel van groot belang, er is meer dan voorbeeldgedrag. Interessant is in dit verband het recente onderzoek van BDO en Binnenlands Bestuur naar verandervermogen in gemeenten. De conclusie in dat onderzoek is dat het droevig gesteld is met de verandercapaciteit in gemeenten, door gebrek aan leiderschap en heldere veranderdoelen. Op platform O reageren Franke e.a. op 13 juli 2017 met een betoog dat alleen inzoomen op de rol van leiderschap onvoldoende is. In mijn eigen woorden: kijk ook naar het systeem of de cultuur en richt dat anders in, herontwerp het. Good old Peter Senge (The Fifth Discipline) komt hier van pas. We kennen natuurlijk de voorbeelden in gemeenteland van fundamenteel herontwerp (bijvoorbeeld Hollands Kroon, Berkelland, Molenwaard). Maar zijn deze voorbeelden in een eigen couleur locale te reproduceren? En wat doen we met die lessen?
‘De oplossing zoeken de meeste gemeentesecretarissen bij zichzelf’
Een andere interessante bevinding: welke belemmeringen ervaren gemeentesecretarissen bij de uitoefening van hun leiderschap in relatie tot duurzame inzetbaarheid? Een grote groep zegt: geen. Deze onderzoeksgroep heeft kennelijk een sterke interne locus of control: ze hebben de levensovertuiging dat je zelf aan het stuur zit en door eigen gedrag je omstandigheden kunt beïnvloeden. Ze zijn niet zo van belemmeringen en als ze er al zijn, werk je ze weg of je creëert een work around. Overigens is er een ander deel van de onderzoeksgroep die de waan van de dag en de nadruk op productie wel als een belemmering ervaart.
Ditzelfde patroon zien we bij het investeren in de eigen inzetbaarheid. Een minderheid is resoluut en expliciet: door nevenfuncties, een actief netwerk, door trainingen, door gesprekken met collega’s uit andere gemeenten. Maar ongeveer de helft laat dit veld leeg of geeft aan ‘te weinig’. Terwijl ook hier uit de vervolgvraag het beeld oprijst dat er voor de grootste groep geen belemmeringen zijn. De resterende groep noemt te weinig tijd, de naar binnenzuigende kracht van de gemeentelijke organisatie. En de oplossing daarvoor? Die zoeken de meeste gemeentesecretarissen ook bij zichzelf: andere keuzes maken, tijd voor nemen, prioriteit aan geven.
En nu?
Gemeentesecretarissen vinden duurzame inzetbaarheid in hun organisatie belangrijk, en zijn ervan overtuigd dat ze daar een voorbeeldrol in hebben, maar vinden het doorbreken van patronen lastig en komen lang niet allemaal toe aan investeren in hun eigen duurzame inzetbaarheid… hoewel het gros daar wel behoefte aan heeft en ze eigenlijk ook geen noemenswaardige belemmeringen zien. Begin maar eens met tijd nemen om te overdenken en te reflecteren. O ja, en wie geeft ze die schop onder hun kont?
Meer weten? Het complete onderzoeksverslag is op te vragen bij Mari-An Gerits, Kwaliteitsinstituut Nederlandse gemeenten, mari-an.gerits@kinggemeenten.nl.
Geef een reactie