Sinds de toeslagenaffaire ligt er meer dan ooit nadruk op ‘ambtelijk vakmanschap’. Deze twee woorden worden door heel de overheid heen gebruikt: er worden sessies ‘vakmanschap’ georganiseerd, er zijn modellen en instrumenten geïntroduceerd, en er worden boeken over geschreven. Door de politiek is het discours van ambtelijk vakmanschap overgenomen. De echte ‘helden’ werken in de uitvoering, en voor de rest moeten alle overige ambtenaren aan hun ‘vakmanschap’ werken, vooral in relatie tot ‘de uitvoering’ en ‘de burger’.
Het regeerprogramma van het nieuwe kabinet Schoof maakt dat in meerdere opzichten extra duidelijk. In het hoofdstuk ‘Goed bestuur en sterke rechtstaat’ (hoofdstuk 7) wordt benadrukt dat de rechtstatelijke kennis en het vakmanschap van ambtenaren versterkt moeten worden, vooral door een nieuwe opleiding vakmanschap te introduceren. Het kabinet schrijft (paragraaf 7.2.): ‘Er wordt een stevige impuls gegeven aan ambtelijk vakmanschap, onder meer door te investeren in verplichte opleiding voor elke ambtenaar. Rechtsstatelijk besef, waarden gedreven werken, publiek leiderschap en (digitaal) vakmanschap maken daar onderdeel van uit.’ Als het gaat om de ambtelijke top, dan geldt hetzelfde voor de Algemene Bestuursdienst (ABD), die moet het vakmanschap, de kennis en expertise van topambtenaren vergroten, met nadruk op ‘burgerperspectief en uitvoering’ (paragraaf 7.2.).
Het kabinet schrijft verder in dit verband: ‘Iedere topambtenaar maakt een persoonlijk en toetsbaar plan.’ Dit discours met deze toonzetting is geen vakkundige benadering van ambtelijk handelen. Het is te ‘gebiased’, veel te simpel, en te individualistisch. Ik loop elk van deze tekortkomingen langs. Daarna geef ik aan hoe het wel kan.
Bias
Ten eerste is de invulling van ambtelijk vakmanschap onderhevig aan allerlei riskante biases. Voor alles is de terminologie te masculien, alsof alle ambtenaren met vakmanschap dus vakmannenzijn. Laten we vooral over ‘vakwerk’, ‘vakmatigheid’ en/of ‘vakkundigheid’ spreken. Dan omvatten we al het ambtelijk handelen, zonder aanziens des persoons.
Wat verder opvalt is dat de versterking van vakwerk vooral over beleidsambtenaren, topambtenaren en ambtelijke managers gaat. De echte helden in de uitvoering – op straat, aan bed, in de klas –, die doen het ‘goed’, de rest schiet tekort. Zulke beeldvorming is niet productief. Over beeldvorming gesproken, het lijkt erop dat sinds de toeslagenaffaire alle ambtelijke diensten en hun ambtenaren disfunctioneren, terwijl dat aantoonbaar onjuist is. En het lijkt erop alsof alle ambtenaren zonder kennis en deskundigheid werken, en vooral ook niet juist opgeleid zijn. Ook dat is aantoonbaar onjuist. Ambtelijk vakmanschap is een politiek symbool geworden, dat onterecht gebruikt wordt om de ambtelijke dienst te bestraffend toe te spreken en aan te pakken.
Simpel
Ten tweede is de nadruk op ambtelijk vakmanschap te simpel. In het discours over ambtelijk vakmanschap (lees: vakwerk) worden enkele kernprincipes gehanteerd, die duidelijk maken waar het qua vakwerk zogezegd echt om draait. Dat is dat ambtenaren ‘de burger’ centraal moeten stellen en ‘maatwerk’ moeten leveren. Het is verder dat ze zich ‘uitspreken’ en ‘tegenspraak’ leveren. Tot slot is het dat ze ‘loyaal’ en ‘integer’ moeten werken.
Ambtelijk vakmanschap is een politiek symbool geworden, dat onterecht gebruikt wordt om de ambtelijke dienst te bestraffend toe te spreken en aan te pakken
Deze principes zijn te simpel. Ze zijn bijvoorbeeld tegengesteld; je moet dus zowel loyaal zijn als tegenspreken. Maar de principes zijn vooral te eenzijdig en onwerkbaar. ‘De’ burger bestaat niet; burgers kunnen niet zomaar ‘hun zin’ krijgen; belangen van burgers kunnen onderling strijdig zijn. We moeten oppassen voor willekeur, met name als er maatwerk wordt geleverd; er zijn meer belangen dan burgerbelangen, denk aan ecologische of veiligheidsbelangen. Tegenspraak wordt politiek-bestuurlijk niet echt gewaardeerd; ambtenaren hebben bovendien meerdere loyaliteiten, zowel aan politiek als publieke zaak. Integriteit is niet vastomlijnd, zeker niet als er indringende dilemma’s leven, en het kan voorzichtigheid in de hand werken.
Individualistisch.
Ten derde is het discours rond vakmanschap te individualistisch. ‘De’ ambtenaar moet als individu meer vakman worden, hij/zij moet meer kennis hebben, en hij/zij moet beter opgeleid worden. Topambtenaren moeten zelfs een ‘persoonlijk plan’ hebben. Los van het reeds benoemde feit dat ambtenaren veel kennis hebben en al heel lang op allerlei manieren (goed) opgeleid worden, legt deze aanpak van vakmanschap al het gewicht bij de individuele ambtenaar. Terwijl ambtelijk handelen nooit individueel is, maar een kwestie van samenspel – van samenspel tussen ambtenaren onderling, tussen ambtenaren en politiek/bestuur, tussen beleid en uitvoering, met burgers en bedrijven, in krachtenvelden (zoals de woningmarkt, energiesector, of zorg) met vele betrokkenen. Vakkundig handelen komt in dat samenspel tot stand, en zal in dat samenspel versterkt moeten worden. Dat geldt ook voor het samenspel met politici en politieke bestuurders. Als politici opleidingen willen, dan moeten zij op zijn minst ook onderdeel van opleidingen worden, waarbij ook hun (rechtstatelijke) kennis, expertise en vaardigheden aangaande de aanpak van issues op peil gehouden worden.
Hoe wel?
Hoe kan het dan wel? Naast spreken over vakwerk en vakkundigheid, en het vermijden van onnodige negatieve beeldvorming, is het van belang de principes van vakkundig handelen realistischer te maken. In plaats van nadruk op ‘de’ burger, tegenspraak en loyaliteit, is het zinvoller om ambtelijk vakwerk te benaderen vanuit de noodzaak om voortdurend met strijdige belangen, perspectieven en loyaliteiten om te gaan. Dat is de kern van ambtelijk handelen, in zowel beleid als uitvoering als toezicht. Het gesprek daarover consequent organiseren, het versterken van vak-gemeenschappen, het gemeenschappelijk werken aan meer professionaliteit in beleid en uitvoering, het werken met professionele standaarden, dat is dan cruciaal. Dat kan nog steeds in combinatie met opleidingen – die er zoals gezegd al lang zijn – maar vraagt om al werkende weg met elkaar aan het ambtelijk werk te werken.
Meer professioneel samenspel dus, inclusief relaties met politiek en bestuur. Het voortdurend benadrukken dat het aan ambtelijk vakmanschap ontbreekt en dat ambtenaren in alle opzichten tekortschieten, helpt de publieke zaak niet, en ook de politici niet, die de ambtelijke dienst hard nodig hebben. Ambtelijk vakwerk staat of valt met politieke vakkundigheid. Daar rept het regeerprogramma helaas niet over.
Geef een reactie