De elite beschikt over krachtige mechanismen om haar posities intact te houden, waardoor hoognodige maatschappelijke veranderingen maar moeizaam of helemaal niet tot stand komen, stellen Rob van Engelenburg en Peter van Hoesel. Zij identificeren acht van deze mechanismen om vervolgens de vraag te stellen hoe de gevestigde orde progressiever kan worden.
Angst voor verlies van verworvenheden maakt een samenleving tamelijk behoudzuchtig en wantrouwend. Liever geen vreemdelingen binnenlaten, want dat kan onze samenleving niet aan. Geen belastingverhogingen die de bestedingsruimte inperken. Maar ook geen bezuinigingen op vele zaken die voor diverse groepen mensen voordelig uitpakken. Behoud van vaste banen. Geen inbreuken op onze achtertuinen. Werklozen vasthouden in de huidige regelgevangenis.
Daar komt bij dat de top van de gevestigde orde ofwel ‘de elite’ (zoals bestuurders van grote ondernemingen, politieke kopstukken, hoge ambtenaren en toplobbyisten) over krachtige mechanismen beschikt om haar posities intact te houden. Mensen die tot de elite behoren beschikken bovendien over het soort vaardigheden dat nodig is om optimaal gebruik te maken van deze mechanismen.
Communicatie en lobby
Een belangrijk mechanisme is het goed functionerende communicatienetwerk waar de elite over beschikt. Iedere burger beschikt over een eigen netwerk, maar netwerken van gewone burgers zijn niet of nauwelijks aangesloten op dat netwerk van de elite. Je komt als gewone burger daar niet binnen. En mocht het een keer lukken, word je hooguit beleefd aangehoord, maar meestal word je gewoon doodgezwegen. Dat gebeurt niet met opzet, maar een gewone burger beschikt nu eenmaal niet over de vaardigheden om op dit niveau herkend te worden als iemand die erbij hoort.
‘Parlementariërs die openstaan voor veranderingen krijgen te maken met een tsunami van contra-informatie van lobbyisten’
Een tweede mechanisme is het lobbycircuit. Dit circuit blijkt een en andermaal in staat om mogelijk op handen zijnde (ongewenste) veranderingen liefst al in de kiem te smoren. Parlementariërs die in lijken te zijn voor bepaalde veranderingen krijgen te maken met een tsunami van contra-informatie van lobbyisten. De grote kennis van lobbyisten overspoelt datgene wat zij meenden te weten. Bovendien weten lobbyisten hun verhaal zo te vertellen dat politici eruit opmaken dat dit over het algemene belang gaat.
Complexiteit als excuus
Mechanisme nummer drie betreft een beroep op kennis over de werkelijkheid die voor gewone mensen moeilijk te doorgronden is. Als iemand met een vernieuwend voorstel durft te komen, is een voor de hand liggende reactie dat zijn of haar voorstel geen recht doet aan de (complexe) werkelijkheid. Het voorstel wordt vervolgens neergezet als gevaarlijk voor het kwetsbare evenwicht in het maatschappelijk systeem.
‘Je kunt betekenisvolle vernieuwingen in de publieke sector alleen voor elkaar krijgen door drastisch te snoeien in bestaande regels’
Een vierde mechanisme is de Haagse kaasstolp of Haagse bubbel. In die Haagse wereld van insiders heerst een eigen cultuur die geen goede afspiegeling kan zijn van de samenleving (zie alleen al het verschil in opleidingsniveau). Soms stapt een politicus eventjes uit die bubbel om aan te horen wat burgers ergens van vinden, vooral uit angst voor kiezersverlies. Vervolgens rept die politicus zich zo snel mogelijk weer terug naar de vertrouwde Haagse omgeving. Pers, media en lobbyisten maken deel uit van deze Haagse bubbel, wat de verbinding met de samenleving lastig maakt.
Niets aan te doen?
De stevige verankering van het vigerende beleid in een woud van bestaande regels is een vijfde mechanisme. Vraag een jurist wat je daaraan zou kunnen doen en die zal je zeggen dat er weinig aan te doen valt. Zelfs beperkte maatschappelijke experimenten lopen hierop dood, bijvoorbeeld experimenten die gemeenten zouden willen doen met bijstandsuitkeringen. Je kunt betekenisvolle vernieuwingen in de publieke sector alleen voor elkaar krijgen door drastisch te snoeien in bestaande regels. Maar zodra je een eerste stap wil nemen, krijg je te maken met juridische tegenstand, aangedreven door politieke onwil.
Een zesde mechanisme betreft ideologische hardnekkigheid die bepaalde veranderingen bij voorbaat de nek omdraait. Bijvoorbeeld de overtuiging dat mensen moeten werken voor hun geld slaat een debat over een basisinkomen meteen dood. Op die manier worden veel meer mogelijke veranderingen tegengehouden, zoals legalisering van drugs of een Europees leger. De elite hoeft als het ware alleen maar op de juiste ideologische knop te drukken om een dergelijke verandering tegen te houden.
Van uitstel komt afstel
De verwijzing naar internationale verhoudingen is een zevende mechanisme. Aanpakken van multinationals is onmogelijk want dan gaan ze naar andere landen. Geen strengere milieuregels dan elders, want dat schaadt de economie. Uitkeringen laag houden, want anders trek je vluchtelingen aan. Je hebt op zijn minst de schaal van Europa nodig om iets te kunnen bereiken, maar Europa is intern nogal verdeeld. Al dit soort argumenten blijken bijzonder effectief om wenselijke veranderingen te blokkeren.
‘Laat zien dat een verandering in het belang van de elite kan zijn’
Een achtste mechanisme is traagheid van procedures. Alle bestuurlijke procedures zijn ingewikkeld en de complexe regelgeving is lastig te doorgronden. Dat biedt veel mogelijkheden om het proces van beleidsvoorbereiding en besluitvorming te vertragen. Zo kan het gebeuren dat van uitstel afstel komt of dat er uiteindelijk een (sterk) afgezwakte versie van de gewenste verandering tot stand komt.
Durf burgers te betrekken
Er zijn vast nog meer van dergelijke mechanismen, maar de vraag is vooral, wat valt hieraan te doen? Hoe zou je de gevestigde orde progressiever kunnen krijgen?
Een voor de hand liggende ingang is om in te spelen op toekomstige belangen van de gevestigde orde. Laat zien dat een bepaalde verandering juist in hun belang zal zijn, dan wel dat ze anders de boot dreigen te missen. Op die manier is er bijvoorbeeld enige beweging gekomen op het gebied van verduurzaming. Wellicht kan er langs deze weg ook beweging komen op het gebied van bijvoorbeeld het arbeidsmarktbeleid of het veiligheidsbeleid. Een misschien veelbelovender ingang is die van burgerparticipatie. Als je aan burgers durft te vragen hoe het beleid kan worden verbeterd zal dat een verfrissende kijk opleveren op alternatieve mogelijkheden om maatschappelijke problemen aan te pakken.
‘Langs de weg van burgerparticipatie komen ook grote beleidswijzigingen in zicht’
Tot nu toe stelt burgerparticipatie zeker op rijksniveau nog weinig voor. Zowel overheden als burgers moeten nog leren hier het beste van te maken. Een belangrijke voorwaarde is dat burgers beter gefaciliteerd moeten worden om burgerparticipatie goed te kunnen aanpakken (bijvoorbeeld toegang tot relevante informatie), maar nog belangrijker is dat de overheid moet leren hiervoor open te staan.
Er zijn hier en daar goede resultaten bereikt met burgerparticipatie en in zulke gevallen blijken alle betrokken partijen behoorlijk tevreden te zijn met die resultaten. Dat kan overheden aansporen hier meer ruimte voor te scheppen. Wie weet ontstaat dan geleidelijk een bestuurlijke bottom-up cultuur in plaats van de huidige top-down cultuur.
Langs deze weg komen uiteindelijk wellicht ook grote beleidswijzigingen in zicht, zoals een drastische vereenvoudiging van het belastingstelsel, weghalen van het onderscheid tussen vaste en flexibele werknemers, dichten van de financiële kloof tussen huurders en kopers van huizen en het bieden van veel meer herkansingen in het onderwijssysteem.
Geef een reactie