Onlangs nam ik deel aan het jubileum van het dertigjarig bestaan van de Nederlandse Vereniging voor Wetgeving. Dat werd gevierd met een drukbezocht symposium in de Gotische zaal van de Raad van State, de zaal waar deze vereniging is opgericht. Key-note speakers waren Ernst Hirsch Ballin, tegenwoordig universiteitshoogleraar maar voorheen als wetgevingsjurist, adviseur, minister en Kamerlid intensief betrokken bij wetgeving. En Mariette Lokin, juridisch adviseur bij de Belastingdienst en in het verleden onder meer werkzaam als wetgevingsjurist en coördinerend raadadviseur bij het ministerie van Justitie. Ook bij haar zit de wetgeving als het ware in de genen.
Bij de buitenwacht leeft nogal eens de gedachte dat wetgevingsjuristen niet veel meer doen dan in het ambtelijk vooronder een wettelijke ‘vertaling’ geven van datgene wat het beleid heeft bedacht. Wetgevingsambtenaren zijn zo beschouwd niet meer dan de klerk van het beleid. Hoewel dat zeker ook een rol kan zijn die wetgevingsambtenaren vervullen, laat het echter een veel te beperkt beeld zien van het vak van wetgevingsjurist. Het symposium bracht dat overduidelijk voor het voetlicht.
Niettemin is er het levensgrote gevaar dat niet alleen de ambtenaren die wetgeving voorbereiden maar ook de wetgever zelf – de regering en Staten-Generaal gezamenlijk – in de rol van klerk van het beleid terecht komen. Zo is er de vrees dat het parlement door de vele politiek-maatschappelijke akkoorden die nu gesloten worden – denk aan het Pensioenakkoord en het Klimaatakkoord – verwordt tot een stempelmachine van wat elders al is besloten. In haar rol van voorzitter van de Eerste Kamer is daar met name door Ankie Broekers-Knol tegen gewaarschuwd en ook de Raad van State trekt hiertegen in zijn jaarverslag stevig van leer.
Ook Ernst Hirsch Ballin waarschuwt hiertegen, maar zijn betoog voor de Nederlandse Vereniging voor Wetgeving gaat wezenlijk dieper. Hij wijst er terecht op dat het geen zin heeft nostalgisch terug te verlangen naar vroeger tijden, waarin het primaat van de wetgever hoogtij vierde. Nieuwe politieke en maatschappelijke verhoudingen laten zich niet met oude concepten besturen. Hirsch Ballin legt voor de wetgever een ambitieuze agenda op tafel. Hij betoogt dat de rol en de functie van de wetgever opnieuw en fundamenteel moeten worden doordacht. Daarbij moet zijns inziens worden aanvaard dat de nationale politiek zijn aandacht heeft verplaatst naar de kwaliteit van de uitvoering en de rol van de uitvoeringsorganisaties.
‘Nostalgisch terugverlangen naar tijden waarin het primaat van de wetgever hoogtij vierde heeft geen zin’
Dat wetgeving niet alleen in nauw verband staat met politiek en beleid maar ook met de uitvoering, is ook het betoog van Mariette Lokin. Lokin promoveerde afgelopen najaar bij mij aan de VU op een prachtig proefschrift over wetgeving en digitalisering, onder de titel Wendbaar wetgeven. De wetgever als systeembeheerder. Bij de totstandkoming van wetgeving moet van begin af aan rekening worden gehouden met de digitale toepassing van die wetgeving door grote uitvoeringsorganisaties van de rijksoverheid. Dat is veel gemakkelijker gezegd dan gedaan en op dit moment helaas bepaald nog niet de standaardpraktijk. Wetgevers en ‘techneuten’ spreken elkaars taal niet en treffen elkaar nog veel te weinig bij hun werkzaamheden.
Lokins ambitie is om wetgevers en techneuten die betrokken zijn bij de totstandkoming van wetgeving, bij elkaar te brengen. Zij heeft daarvoor een aanpak ontwikkeld, genaamd LegOps, die zich richt op de gehele keten van beleid, wetgeving en uitvoering. LegOps vraagt om multidisciplinaire teams van beleidsmakers, wetgevers én uitvoerders, die een iteratieve werkwijze volgen en ruimte krijgen om wetgeving en digitale uitvoering in lijn te brengen. Wanneer haar aanpak tot succes leidt – bij het ministerie van Financiën gaat voorzichtig gestart worden – dan zal dat een wezenlijke wijziging in de rol van de wetgever en de bij de voorbereiding van wetgeving betrokken ambtenaren teweegbrengen. Ook Lokin schetst de noodzaak om in het verlengde hiervan het primaat van de wetgever opnieuw te doordenken.
We staan nog maar aan het begin van deze grootse en noodzakelijke ontwikkelingen. Volgend jaar zal de Raad voor het Openbaar Bestuur een advies uitbrengen over de betekenis van de waarden van de rechtsstaat voor politiek, openbaar bestuur en burger. Vanzelfsprekend zal de prangende vraag naar de rol van de wetgever in onze samenleving daarin een prominente plaats innemen. De preadviezen van de jubilerende Nederlandse Vereniging voor Wetgeving zijn daarvoor een mooie bron van inspiratie.
Deze column is teven gepubliceerd op de website van de Raad voor het Openbaar Bestuur.
Geef een reactie