De Nederlandse politie werkte gedurende de Tweede Wereldoorlog – als organisatie, als collectief – gedwee mee aan de opsporing, aanhouding en deportatie van 102.000 landgenoten. Dat er ook ‘goede’ politiemensen waren, doet daar niets aan af. Dat de politie zeker niet de enige overheidsorganisatie was die braaf meewerkte nog minder. Om die reden is Op eigen gezag van Hinke Piersma een boek waar ik me aan heb geërgerd [1]. Het lijkt namelijk de zoveelste poging om een inktzwarte periode uit de recente Nederlandse geschiedenis, de bezetting, toch een beetje grijs in te kleuren.
Dat relativeren past in een slechte traditie, ooit begonnen door Chris van der Heijden, die daarmee zijn foute familie recht wilde doen[2]. Maar daarmee wordt het nog geen goede traditie. Natuurlijk waren er ook binnen de Nederlandse politie grote en kleine helden. Zeker driehonderd politiemensen moesten hun heldendom gedurende de oorlogsjaren zelfs met hun leven bekopen. Dat geeft meteen aan dat het allerminst gemakkelijk was en zeker niet risicoloos om ‘goed’ te zijn in oorlogstijd. Ik onderschat allerminst de moeilijke afwegingen die velen hebben moeten maken. Hulde voor hen die wel de goede keuzen maakten, al was het veelal maar kleinschalig, zoals Piersma in haar nawoord ook zelf constateert.
‘Hulde voor hen die wel de goede keuzen maakten, als was het veelal maar kleinschalig’
Maar als organisatie, institutioneel, heeft de toenmalige Nederlandse politie dramatisch gefaald. Dat is geen beeldvorming, zoals Piersma herhaaldelijk suggereert (o.a. 188). Het is de keiharde realiteit, die er voor zorgde dat de treinen naar Westerbork op tijd gevuld werden. Het resterende Nederlandse bestuur ten tijde van de oorlog – de politie, de spoorwegen en (niet te vergeten) de Joodse Raad – hebben de Duitse bezetter gediend. Soms tandenknarsend en (misschien) een beetje tegenstribbelend. Soms ronduit enthousiast. Onderschat wat dat betreft het voor- en naoorlogse antisemitisme niet. Maar meestal omdat ze, stap voor stap, deel uit gingen maken van een perfide moordmachine. Een fuik waar ze vaak weinig bewust in terecht kwamen maar die eindigde met dood en verderf. Een fuik die ook werd opgezet door volstrekt falend leiderschap. Falend leiderschap op het niveau van het landsbestuur, de gemeenten en ook de politie. Terecht heet dit boek Op eigen gezag; van de leiding (‘volkomen waardeloos’ volgens een politieman; p. 169) had je weinig te verwachten bij het omgaan met vreselijke morele dilemma’s .
Onbespreekbaar
Waar het boek een enkele keer wel raakt aan een meer institutioneel perspectief, pakt de auteur helaas niet door. Goede politiemensen moesten ook ‘omstreden opdrachten’ uitvoeren, constateert Piersma (p.178). En ze vervolgt: ‘Ongewilde medeplichtigheid is een belangrijk thema wanneer het gaat om de verzetsactiviteiten van de politie. Het is tot op heden onvoldoende begrepen…’ (pp. 178 / 179). Helaas blijft dat ook zo in dit boek.
Toch is het goed dat dit boek – geschreven in opdracht van de huidige politie – er is. Het vult weer een stukje in van de lang onbespreekbaar gebleven geschiedenis van de Nederlandse politie tussen 1940 en 1945. De individuele geschiedenissen van politiemensen zijn bovendien vaak fascinerend, schrijnend en beangstigend tegelijk. Vaak zijn het, ook nu nog, verhalen met veel leemten en open einden. Na de Tweede Wereldoorlog was er immers weinig aandacht voor de wederwaardigheden van de beperkte groep ‘goede’ politiemensen. Het contrast met de overgrote meerderheid was kennelijk te pijnlijk. Het boek laat zich ook lezen als een klein monumentje voor die politiemensen die wel de goede kant kozen en daar vaak hele grote offers voor zouden brengen.
Grijstinten
Maar uiteindelijk overheersen voor mij toch twee grote problemen met dit boek. Enerzijds het feit dat ‘goede’ politiemensen, die er gelukkig ook waren, niets afdoen aan de oorlog als een gitzwarte bladzijde in de Nederlandse politiegeschiedenis. Daar passen geen grijstinten bij. En, anderzijds, de gekozen methodiek. De anekdotische, niet representatieve, presentatie van levensgeschiedenissen van een aantal ‘goede’ politiemensen. Mooi dat er voor hen nu een geschreven monumentje is ontstaan. Voor vele anderen overigens niet. Maar deze individualiserende benadering gaat helaas voorbij aan het beangstigende probleem van collectief en institutioneel falen van politie (en openbaar bestuur). Falen dat ertoe leidde dat de meesten ‘gewoon hun werk bleven doen’. Ook als dat werk ten dienste stond van de moordmachinerie van de nazi’s. Dat keurige gezagsgetrouwe burgers dat deden – en, het zij nogmaals gezegd, zeker niet alleen politiemensen – is en blijft een beangstigende conclusie.
Literatuur
Geef een reactie