In het boek In de spiegel vraagt journalist en presentator Frénk van der Linden aan collega’s naar hun allesbeslissende interview. Lex Cachet bespreekt het werk op platform O en constateert dat interviewen zowel een vak als een kunst is.
Interviewen is een vak; een vak dat je moet leren. Dat geldt net zo goed voor journalisten als voor wetenschappers die interviewen. Het geldt, in meer of mindere mate, ook voor velen in de praktijk van het openbaar bestuur. Als je goed wilt interviewen – echt iets (meer) te weten wilt komen over degene die je interviewt, diens achtergronden, ervaringen en drijfveren – dan moet je dat vak leren.
Ook door ervaring met interviewen word je wijzer en beter in het vak. Door ervaring kan je leren wat goed gaat in de praktijk van een gesprek en wat niet. Reflectie op eigen of andermans ervaring met interviewen is daarom noodzakelijk – of eigenlijk essentieel – om een goede professionele interviewer te kunnen worden.
Kunst
Interviewen (en daar over schrijven) is ook een vorm van kunst. Het is geen rocket science maar vergt juist creativiteit, flexibiliteit, aanpassing aan omstandigheden, improvisatievermogen. Ook als je daar in ruime mate over beschikt, kan het toch nog mis gaan. De tot op zekere hoogte noodzakelijke ‘klik’ tussen interviewer en geïnterviewde is er soms helemaal niet. De geïnterviewde laat, bijvoorbeeld, bij lange na niet het achterste van zijn of haar tong zien. Of, erger nog, indringende vragen leiden tot ruzie, tot een voortijdig einde aan een zo veelbelovend begonnen interview, zoals Joris van Casteren meer dan eens overkwam (pag. 325 ev.). Die ervaring leert je dan wel hoe verstandig het is de lastigste vragen zo laat mogelijk in een interview te stellen. Je weet maar nooit!
‘Een journalistieke doorbraak en het einde van een veelbelovende carrière in een’
Dat het allemaal gebeurt bij interviews en dat het zeker niet alleen beginners overkomt dat het mis gaat, blijkt in deze omvangrijke bundel van Frénk van der Linden. Van der Linden, zelf één van de meest professionele interviewers van dit moment, laat 78 collega’s en zichzelf aan het woord over hun mooiste, pijnlijkste, wonderlijkste en meest leerzame interview, aldus de titelpagina. Die collega’s zijn een caleidoscoop van bekende en minder bekende interviewers. Wat ze echter gemeen hebben – zo blijkt uit de op zich al amusante persoonlijke introducties, achter in het boek (p. 339 ev.) – is dat ze in de één of andere vorm de journalistiek beoefenen; meestal als hoofdbetrekking maar soms ook als nevenactiviteit.
Lastig
Het boek zelf laat zich op twee manieren lezen. Je kunt het natuurlijk lezen op een anekdotisch niveau. Leuke en leesbare verhalen over die interviews die de auteurs zijn bijgebleven. Soms omdat het interview een journalistieke doorbraak betekende en het einde van een veelbelovende carrière, zoals Nathalie Righton’s interview met Halbe Zijlstra over zijn “ontmoeting” met Poetin (pag. 85 e.v.). Andere keren omdat het interview juist niet bracht wat de bedoeling was: ‘(h)et interview met dominee Klok was precies het verhaal geworden dat hij wilde’ (Jelle Bakker, pag. 26). Of omdat het interview voor de interviewer een meer dan gebruikelijke emotionele lading krijgt, zoals de gesprekken van Noraly Beijer met nabestaanden van de slachtoffers van de Decembermoorden in Suriname (pag. 239 e.v.).
‘Voor een goed interview zijn weinig keiharde regels’
Maar het boek laat zich ook als het ware op meta-niveau lezen. Dan gaat het niet om de vaak amusante anekdotiek op zich maar om de lessen die te leren zijn uit de ervaringen van deze interviewers. Misschien niet de meest spannende of boeiende manier om het boek te lezen, maar wel verreweg de nuttigste. Want er valt – voor wie goed wil kunnen interviewen – veel te leren uit deze bundel. Al is het maar omdat al snel blijkt dat er weinig keiharde regels zijn voor een goed interview. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vraag hoeveel afstand je tot je interviewsubject moet houden.
Soms loont een formele afstandelijke houding, maar lang niet altijd. Dan weer loont een zekere mate van betrokkenheid, waarbij de interviewer ook (wat) meer van zichzelf laat zien. Eenduidigheid over de ideale positie op de dimensie distantie – betrokkenheid is er, blijkt in deze bundel, zeker niet. Het hangt er van af. Lastig dus.
Gevaren en risico’s
Tot de lessen uit dit boek behoort ook dat interviewen niet altijd zonder risico is. Soms loopt de interviewer fysiek gevaar, bijvoorbeeld in dictaturen of oorlogsgebieden. ‘Oorlogsjournalisten – en zeker fotografen – proberen zo dicht mogelijk op de rauwe werkelijkheid van de oorlog te werken’. (pag. 133). Veel vaker is het de geïnterviewde, die soms letterlijk zijn of haar leven waagt. De bijdrage van Koert Lindijer (pag. 182 e.v.) biedt daar een dramatisch voorbeeld van; in zijn eigen woorden: ‘een dure les over de verantwoordelijkheid die een verhaal met zich mee kan brengen voor een correspondent’ (pag. 187). Hoe zorgvuldig je als journalist in een risicovolle omgeving ook tewerk gaat, soms blijk je de gevaren toch verkeerd in te schatten. Met alle meer of minder vreselijke gevolgen van dien.
‘Volledig plannen, controleren of sturen is een illusie’
De meest bizarre bijdrage in deze bundel lijkt me die van Mark Koster – onder de titel Gesprek met een patiënt – over zijn mislukte poging tot een gesprek met Shula Rijxman, toen nog voorzitter van de NPO en inmiddels ook ex-wethouder van Amsterdam (pag. 39 e.v). ‘Een conversatie die niet op gang komt, geeft soms meer inzichten in de mentale toestand van de geïnterviewde dan een onderhoud met een bron die ongefilterd leegloopt’, constateert Koster met vooruitziende blik.
Interactie
Het is vrijwel onmogelijk om alle interessante inzichten uit de 79 bijdragen in een paar zinnen samen te vatten. Frénk van der Linden heeft zich daar, wijselijk, ook niet aan gewaagd. De bijdragen moeten maar voor zich spreken en meestal doen ze dat ook. Wat mij vooral bij blijft is dat elk interview altijd en onvermijdelijk een vorm van interactie tussen interviewer en geïnterviewde is.
Net als voor veel andere vormen van menselijke interactie geldt dus ook voor het interview dat volledig plannen, sturen of (zelfs) controleren een illusie is. Soms klikt het, soms niet. Soms begrijpen interviewer en geïnterviewde elkaar moeiteloos en soms juist verkeerd of helemaal niet. Soms is er (ook) iets van een persoonlijke band en soms ontbreekt die totaal. Het zijn stuk voor stuk kansen en bedreigingen waar de professionele interviewer een antwoord op moet zien te vinden. Liefst binnen het korte tijdsbestek dat een interview meestal is. Dat maakt het vak lastig maar beslist ook uitdagend, laat deze mooie bundel weer eens zien.
Bibliografie
Frénk van der Linden, In de spiegel.79 journalisten over hun mooiste, pijnlijkste, wonderlijkste en meest leerzame interview. Amsterdam: Luitingh-Sijthoff, 2022.
Beeld: Alex Green
Geef een reactie