Wie de Concept-Macro-Economische Verkenning 2023 van het Centraal Planbureau (CPB) van augustus 2022 leest, constateert de vreemde tegenstelling tussen een economische groei in 2022 van 4,6 procent en een gedaalde koopkracht van minus 6,8 procent. Wat heeft de gewone burger dan aan die toenemende welvaart? En welk probaat instrument kunnen we inzetten om de gewone burger mee te laten profiteren van de toegenomen welvaart?
Koopkracht en economische groei zijn twee grootheden die weinig met elkaar te maken hebben. De economische groei toont de toename in de waarde van alle producten en diensten die in Nederland gemaakt en geleverd worden, ook wel het Bruto Nationaal Product (BNP) genoemd. De tegenhanger aan de inkomstenkant hiervan is het Bruto Nationaal Inkomen (BNI).
De dalende koopkracht wordt veroorzaakt doordat de inflatie groter is dan de loonstijging. En op dat inflatiepercentage hebben we als land slechts een zeer geringe invloed. Het wordt thans in hoofdzaak veroorzaakt door externe factoren. De oorlog in Oekraïne en de energiecrisis als gevolg daarvan zijn hier in hoofdzaak debet aan.
We kunnen dus zeggen dat we met z’n allen rijker zijn geworden, want de hoogte van het BNI of BNP geeft, afgezet tegen het inwoneraantal, de stand van de welvaart in een land aan. Maar wat heeft de gewone burger daaraan als hij in de supermarkt en aan de pomp staat of zijn energienota niet meer kan betalen?
Onderkoelde reactie op armoede
Uit een gezamenlijke studie onder de titel Kansrijk Armoedebeleid van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en het CPB uit 2020 blijkt dat in 2017 zo’n 939.000 mensen onder de armoedegrens leefden. Een grens de het SCP definieert als ‘niet-veel-maar-toereikend’.
Het CPB verwacht op basis van de laatste cijfers dat dit aantal in 2022 zal toenemen tot ruim 1,2 miljoen en in 2023 verder zal stijgen tot ruim 1,3 miljoen medeburgers.
Met deze alarmerende cijfers zou je mogen veronderstellen dat de beleidsmakers in opperste staat van paraatheid verkeren. Maar de onderkoelde reacties van politici, na verschijnen van het CPB -rapport, wijzen daar niet op. De minister van Financiën reageerde dat er weinig tot niets meer mogelijk is, omdat inmiddels aan alle knoppen gedraaid is die tot haar beschikking staan. En hier wringt de schoen. Out-of-the- box-denken is niet slechts weggelegd voor wetenschappers en theoretici maar ook voor beleidmakers!
‘De armoede zal in Nederland stijgen tot ongekende hoogten’
Onze collectieve welvaart, uitgedrukt in het BNI, is bijzonder groot. Maar binnen het BNI heeft er sinds de tachtiger jaren van de vorige eeuw een aanzienlijke verschuiving plaatsgevonden. De factoren arbeid en kapitaal vormen samen het BNI.
In zijn studie Een halve eeuw arbeidsmarkt (2018) toont professor Paul de Beer aan dat de factor kapitaal zich tussen 1979 en 2016 10 procent meer van het BNI ten koste van de factor arbeid heeft toegeëigend. Bij een verwacht BNI over 933 miljard gaat het daarbij dus om ruim 90 miljard euro.
Voor 2022 voorspelt het CPB een stijging van de CAO-lonen in 2022 en 2023 van 2,9 respectievelijk 3,4 procent, terwijl de inflatie op basis van de nationale consumentenprijsindex naar verwachting in 2022 en 2023 respectievelijk 9,9 en 4,3 procent zullen bedragen. Een logisch gevolg hiervan is dat de armoede in Nederland naar ongekende hoogten zal stijgen.
Gefaald marktdenken
De structurele verlaging van de arbeidsinkomensquote, de armoede-explosie, de ongekende inflatie en koopdrachtdaling als gevolg van de energiecrisis vragen dringend om structurele oplossingen. Het sociaaleconomisch systeem moet op de helling. Te veel en te lang zijn de ondernemers en vermogenden vanuit het neoliberale denken gespaard gebleven.
Het overheersende marktdenken legde de nadruk op het vrije ondernemerschap, waarvan alle heil verwacht werd. Derhalve werd het vermogende deel van ons land ontzien. Dat dit marktdenken gefaald heeft, behoeft geen betoog meer. De welvaart is oneerlijk verdeeld, maar nog erger is dat het welzijn van grote groepen mensen zwaar onder druk staat. De slechte inkomenssituatie voor grote groepen wreekt zich op vrijwel alle terreinen in de samenleving, waarbij vooral de geestelijke weerstand en gezondheid, vanwege de toegenomen inkomensstress, alle alarmbellen zou moeten doen rinkelen.
De bestaanszekerheid van een groot deel van onze medeburgers staat immers onder druk. Het is thans de hoogste tijd dat de overheid met structurele maatregelen ingrijpt. En de legitimatie voor zo’n ingrijpen is te ontlenen aan artikel 20 van de Grondwet. In het eerste lid staat: ‘De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid.’ Als het ooit tijd was om deze grondwettelijke bepaling eens serieus onder de loep te nemen, dan is het nú.
Basisinkomen
Een oplossing zou zijn om voor alle Nederlanders een fundament onder hun bestaan te leggen met een universeel en onvoorwaardelijk welvaartsdividend. De rechtvaardiging daarvoor ligt vooral in de structurele achterstelling gedurende de laatste vier decennia van de lonen ten faveure van vermogenden en ondernemers. Een achterstelling die opgelopen is tot ruim 90 miljard euro. Het sociale vangnet aan uitkeringen, toeslagen en fiscale aftrekposten en kortingen, bedoeld om de bestaanszekerheid van de alle burgers te waarborgen, vergde in 2020 ruim 150 miljard euro (NIBUD: Inkomenseffecten van het basisinkomen 2.0 – 2020) en zal over 2022 nog veel meer gaan bedragen. Desondanks blijft de reële vrees bestaan dat een grote massa mensen in de armoede blijven of weldra terecht zullen komen.
‘De overheid heeft haar grondwettelijke taak om te zorgen voor bestaanszekerheid verzaakt’
Met een budget van tussen meer dan 240 miljard euro is het financieel verantwoord om iedere alleenstaande volwassene maandelijks een welvaartsdividend van 1.500 euro, ieder stel een bedrag van 2.500 en voor ieder kind een welvaartsdividend van 250 euro per maand uit te keren. Met 14 miljoen volwassenen en 3,4 miljoen kinderen onder de 18 jaar, waarbij ik het aantal samenwonenden op 50 procent veronderstel, vergt dit welvaartsdividend een uitgave van circa 230 miljard euro per jaar.
Beschaafd land?
Bij het bestaan van zo’n welvaartsdividend ga ik ervan uit dat álle inkomensondersteunende voorzieningen aan uitkeringen, toeslagen, belastingkortingen en aftrekposten vervallen. Ook ga ik ervan uit dat alle belastingtarieven voor de inkomstenbelasting vervangen worden door een vlaktaks van 50 procent van de eerste tot de laatste verdiende euro. Dat levert nog eens 30 miljard extra inkomstenbelasting op. Per saldo zal het erop neerkomen dat de factor kapitaal en de vermogenden tezamen het ontbrekende deel (230 – 150 – 30) van 50 miljard euro opbrengen. Dat is maar een deel van de 90 miljard euro waarmee ondernemers en vermogenden zich dankzij bewust overheidsbeleid hebben kunnen verrijken. Door die scheefgroei te tolereren heeft de overheid verzaakt haar grondwettelijke plicht om de ‘bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart’ inhoud te geven. En dat zou je niet mogen verwachten van een land als Nederland, dat zich laat voorstaan op z’n beschaving!
Geef een reactie