Wat hebben een Chinese wijsgeer, een Romeinse keizer en een Franse filosoof te zeggen over het melden van misstanden? Moeten we melders belonen voor hun getoonde moed? Benieuwd naar jullie reacties op mijn proefballonnetje.
De Chinese wijsgeer Confucius hield zijn leerlingen het volgende voor: Kijk niet naar, luister niet naar, spreek niet over en richt je niet op wat in strijd is met de welvoeglijkheid. Deze raad van Confucius wordt vaak verbeeld met de drie welbekende aapjes die hun ogen, oren en mond afdekken. In een enkel geval wordt een vierde aapje toegevoegd dat zijn poten gekruist houdt, als teken dat het zich niet met het kwaad in laat. De link met integriteit is in dit laatste geval snel gelegd. Maar ten aanzien van het omgaan met misstanden en andere typen integriteitsschendingen wordt doorgaans juist niet aanbevolen om je blind, doof en stom op te stellen.
Het melden van schendingen draagt er immers aan bij dat deze in een zo vroeg mogelijk stadium gedetecteerd, onderzocht en aangepakt kunnen worden. Dat is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Uit de praktijk blijkt immers dat men lang niet altijd zit te wachten op melders en hun meldingen. Dat is overigens geen nieuw, of typisch Nederlands, fenomeen.
Anoniem melden
Confucius raadde het kennelijk ronduit af om het hierover te hebben. En zo wordt aan Julius Caesar de volgende uitspraak toegeschreven: I love treason, but hate the traitor. Deze uitspraak vat de ambiguïteit goed samen die er leeft ten aanzien van het melden/klokkenluiden. Enerzijds willen we graag weten wat er mogelijk niet deugt, maar anderzijds vinden we het lastig omgaan met melders/klokkenluiders. Dat laatste is natuurlijk een understatement, gezien de ingrijpende represailles waar melders niet zelden mee te maken krijgen.
Daarom zijn er al vroeg systemen ontwikkeld om anoniem melden makkelijker en vooral ook veiliger te maken. Een van de eerste meldsystemen dateert uit Venetië van de veertiende eeuw. Het betreft een “’Leeuwenmuil’ die aan de gevel van het centrale bestuursgebouw was bevestigd en die fungeerde als een soort brievenbus waar burgers ongezien meldingen over ernstige misstanden (als fraude en corruptie) konden deponeren. Vandaag de dag zijn organisaties (op grond van de Wet bescherming klokkenluiders) verplicht om hiervoor een meldregeling of -procedure in te voeren. De wet beoogt tevens om melders te beschermen tegen de mogelijke negatieve consequenties van het doen van een melding. En toch gaat het nog geregeld mis en worden melders met de nek aangekeken, buitengesloten, gepest, geïntimideerd, overgeplaatst, teruggezet in functie, of zelfs ontslagen en vervolgd. Het vergt (helaas) dus nog steeds een flinke dosis moed om misstanden te melden.
Het vergt nog steeds een flinke dosis moed om misstanden te melden
De Franse filosoof Michel Foucault beschreef dit in zijn boek De moed tot waarheid. Daarvoor sloot hij aan bij het concept Parrhesia (een Oudgriekse term die vertaald kan worden als vrijmoedigheid). Volgens Foucault verwijst Parrhesia naar: (1) het open en eerlijk spreken van de waarheid; (2) vanuit een gevoel van morele verantwoordelijkheid; (3) met de erkenning en acceptatie van de mogelijke gevaren of gevolgen van het spreken van de waarheid. Foucault zag Parrhesia als een essentieel onderdeel van gezonde democratische structuren en instituties. Vrije en moedige meningsuiting is noodzakelijk om machthebbers en instituties te kunnen bekritiseren, tot verantwoording te roepen en te corrigeren.
Meldproblematiek
Wat kunnen we met deze beknopte historische en filosofische bespiegeling, tot welke inzichten leidt diet en vooral, hoe nu verder? Deze ingewikkelde vragen laten zich moeilijk vangen in het bescheiden bestek van een artikel. Toch wil ik een kleine voorzet doen. Niet bedoeld als uitgekristalliseerde opvatting, of als panklare oplossing, maar eerder als verkenning en proefballonnetje.
Het risico op benadeling is een van de meest centrale issues in het denken over de meldproblematiek. Adequate meldprocedures, het benadelingsverbod, alsmede de introductie van anonieme meldkanalen kunnen eraan bijdragen om deze risico’s verkleinen. Desondanks zullen we er ons bij neer moeten leggen dat melders waarschijnlijk altijd risico zullen blijven lopen. Melders worden zelden gelauwerd en met gejuich onthaald. De bestaande sentimenten jegens melders, die nog regelmatig als nestbevuilers worden gezien, zijn kennelijk diepgeworteld. Dit rechtvaardigt mijns inziens de vraag of we van medewerkers zonder meer mogen verwachten dat ze hun nek uitsteken door misstanden aan te kaarten.
Karig gebaar
Zou het niet fair zijn om melders die de euvele moed hebben opgebracht om ernstige kwesties aan te kaarten daarvoor te belonen? Zou deze positieve incentive een verstandige aanvulling kunnen zijn op het reeds bestaande verbod op benadeling (negatieve incentive)? Uiteraard zouden de beloningscondities goed doordacht moeten worden, onder meer om perverse prikkels te voorkomen. Amerikaanse toestanden, waar klokkenluiders multimiljonair kunnen worden, lijken mij evenmin wenselijk. Tegenwoordig kunnen melders (onder voorwaarden) rekenen op enige financiële en psychologische ondersteuning. Maar gezien het bijzondere belang van deze ‘parrhesiasten’ voor organisatie en samenleving en gezien de risico’s die zij lopen lijkt dit een wat karig gebaar.
Het proefballonnetje is opgelaten en ik ben benieuwd naar jullie reacties: Is het toekennen van een beloning het overwegen waard en zo ja, onder welke condities?
Geef een reactie