Graag wil ik toosten op het nieuwe jaar. Dit of woorden van gelijke strekking vormen de afsluitende woorden van de traditionele nieuwjaarstoespraken van commissarissen van de Koning of burgemeesters. In hun toespraken wensen zij inwoners het beste voor het nieuwe jaar toe, maar dat is zeker niet het enige. Nieuwjaarstoespraken dienen ook uitdrukkelijk als instrument voor politiek-bestuurlijke agendering. Dat doen bestuurders door terug te kijken (wat is er het afgelopen jaar allemaal gebeurd?), door vooruit te kijken (wat gaat er het komend jaar allemaal gebeuren?) en dit te plaatsen in de huidige maatschappelijke context (wat gebeurt er allemaal in de wereld om ons heen?). Nieuwjaarstoespraken bieden commissarissen en burgemeesters de mogelijkheid om bepaalde thema’s te agenderen, stippen aan de horizon te plaatsen en nieuwe plannen aan te kondigen. Vaak halen deze boodschappen ook het lokale, regionale of zelfs het landelijke nieuws. Dit maakt een analyse van deze toespraken interessant: zij geven aan wat de huidige stand van het denken is binnen bestuurlijk Nederland. In deze analyse geef ik een overzicht van de thema’s die dit jaar op het netvlies van commissarissen en burgemeesters stonden.
Net als andere jaren analyseert Boudewijn Steur de nieuwjaarstoespraken van burgemeesters en commissarissen van de Koning. Dit is het eerste deel van deze analyse. Lees hier het tweede deel.
Verantwoording
Voor deze analyse heb ik 143 nieuwjaarstoespraken van bestuurders gebruikt. De belangrijkste criteria voor de selectie van toespraken waren gemeentegrootte, geografie en – uiteraard – beschikbaarheid. De meeste toespraken had ik als tekst, maar sommige waren uitsluitend beschikbaar als video. Dat is sowieso al een relevante constatering, want steeds vaker wordt een nieuwjaarstoespraak ook beschikbaar gemaakt via YouTube. De analyse heeft een kwalitatief en kwantitatief aspect. Op basis van deze kwantitatieve analyse is inzichtelijk hoe vaak een specifiek woord in de tekst voorkomt. Zo vormt het woordje ‘de’ 5 procent van de totale tekst, terwijl het woordje ‘regen’ maar 0,0004 procent in de toespraken voorkomt. Een woord komt (erg) vaak voor als het ongeveer 0,1 procent terugkomt in de teksten. Voor het bepalen welke onderwerpen dominant zijn, heb ik het gebruik van bepaalde woorden bij elkaar opgeteld, zoals ‘maatschappelijke democratie,’ ‘participatieve democratie’ en ‘meedoe-democratie.’ Ik heb de nieuwjaarstoespraken uit 2016 en 2017 daartegen afgezet. Dat geeft een beeld van de nadruk die burgemeesters en commissarissen leggen op bepaalde thema’s.
- Maatschappelijk optimisme
Een groot verschil met toespraken van de afgelopen jaren was het optimisme van bestuurders over de staat van het land. In verleden jaren werd regelmatig gewezen op het maatschappelijk onbehagen in de samenleving, de zorgen van mensen en de tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen. In veel toespraken wordt er juist op gewezen dat – ondanks de vele berichten – mensen in Nederland heel tevreden zijn, ook in vergelijking met het buitenland. ‘Nederland staat hoog op tal van lijstjes. En dat zijn niet de lijstjes van ellende en zorg,’ zo stelt burgemeester Nieuwenhuis van Waddinxveen, ‘maar juist de lijstjes van voorspoed, welvaart en welbevinden.’ Regelmatig wordt ook door commissarissen of burgemeester gewezen op het SCP-rapport Sociale staat van Nederland 2017, dat in december was verschenen. ‘In tegenstelling tot wat je vaak hoort en leest, blijkt de Nederlander de afgelopen 25 jaar níet ontevredener te zijn geworden, is hij niet cynischer jegens de politiek, is er in zijn opvattingen geen ‘ruk naar rechts’ en is zijn oordeel over immigratie een stuk positiever geworden, zo zegt burgemeester Hessels van Echt-Susteren. ‘Het blijkt dat slechts één op de vijf Nederlanders denkt dat het niet de goede kant opgaat met onze maatschappij.’ Of zoals burgemeester Veenstra van De Fryske Marren het verwoordt: ‘De boze burger heerst minder dan gedacht.’
Het maatschappelijk optimisme blijkt ook uit een toename van woorden met een positieve connotatie, zoals toekomst, trots of kansen. Het optimisme blijkt niet alleen uit de toename van positieve woorden, maar ook in de afname van negatieve woorden, zoals zorgen, tegenstellingen of angst.
Hoewel de toespraken over de gehele linie positiever van toon zijn, hebben commissarissen en burgemeesters wel degelijk oog voor het bestaan van onbehagen. Misschien niet zozeer heel breed gedragen, maar in ieder geval bij groepen mensen – en dat dat gevoel een reële basis heeft. ‘We mogen onze ogen niet sluiten,’ volgens burgemeester Cox van Sittard-Geleen, ‘dat ook in onze stad een grote groep mensen niet in gelijke mate profiteert van de groeiende welvaart.’ Het mag echter niet zo zijn, volgens veel bestuurders, dat een kleine groep mensen het beeld neerzet dat alle Nederlanders ontevreden zouden zijn. Deze beelden worden uitvergroot, omdat alles direct op sociale media wordt geplaatst.
Burgemeester Hillenaar van Cuijk zet in dat kader ook een mooi beeld neer: ‘In deze tijd waarin meningen er meer toe lijken te doen dan feiten, waarin we nog zo gewend zijn om in zwart of wit te denken, waarin tegenstellingen soms wel erg scherp worden aangezet en standpunten als onwrikbaar worden verwoord, is het goed om te bedenken dat wij allemaal een vat vol tegenstrijdigheden zijn. U bent een vat vol tegenstrijdigheden. Ik ook. Elk mens heeft tegenstrijdige verlangens. De oerbron van tegenstrijdigheid is het verlangen naar geborgenheid versus de roep om autonomie. We kennen dat in onze relaties. Van een opgroeiende puber. Onze gedachten zijn ook tegenstrijdig. Niemand is helemaal zwart of wit. Soms willen we het één, soms het ander.’ Zo willen we enerzijds vrijheid om alles te zeggen, maar anderzijds niet beledigd worden. Of we vinden dat er hard tegen overtreders moet worden opgetreden, totdat we zelf eens over de schreef gaan.
- Democratie
Het is opvallend dat bestuurders minder – dan vorig jaar – in principiële zin over de democratie en haar waarden spreken. Een verklaring kan zijn dat zij in voorgaande jaren hun zorgen over de democratie koppelen aan gebeurtenissen buiten Nederland. Zo werd in voorgaande jaren vaak gerefereerd aan de terroristische aanslagen in omringende landen of de oorlog in Syrië. In de toespraken van 2017 werd bovendien regelmatig verwezen naar Brexit of de verkiezing van Trump. Illustratief is dat het woord populisme in de toespraken van 2017 vaak werd gebruikt, maar het woord dit jaar nagenoeg niet in de toespraken voorkomt.
De bestuurders die het thema democratie aansnijden in hun toespraak, benadrukken dat democratie niet vanzelfsprekend is en onderhoud vergt. Veel bestuurders benadrukken daarbij het belang van de versterking van de representatieve democratie. ‘De volksvertegenwoordigende rol heeft impulsen nodig,’ stelt burgemeester Luteijn van Cromstreijen. ‘Het gaat er om dat er moedige mensen zijn die namens de gemeenschap keuzes maken,’ zo stelt burgemeester Bos van Boekel, ‘door samen de gemeenschap te dienen, keuzes te maken op basis van argumenten die het algemeen belang dienen en door de saamhorigheid te versterken, veel aandacht te geven aan correcte omgangsvormen en respect op te brengen voor andere opvattingen.’ Dat kan een volksvertegenwoordiging echter niet meer blind voor de noden uit de samenleving doen. ‘Onze democratie werkt pas écht goed,’ volgens burgemeester Verheijen van Wijchen, ‘als wij als politici en bestuurders in staat zijn ook de niet-mondigen mondig te maken. Door keer op keer te vragen én te luisteren. En door uiteindelijk te blijven staan voor de besluiten die zij in het algemeen belang in de gemeenteraad genomen hebben
Uitsluitend een versterking van de representatieve democratie volstaat echter niet, volgens veel bestuurders. ‘Aan de ene kant neemt de animo af om een stem uit te brengen en steeds minder mensen voelen zich geroepen om zich voor democratische organen als bijvoorbeeld een gemeenteraad beschikbaar te stellen,’ zo verwoordt burgemeester Hellegers van Uden het, ‘maar tegelijkertijd geven steeds meer mensen in onze samenleving de samenleving vorm dankzij burgerparticipatie.’ Sommigen lijken hierin een transitie naar een andere vorm van democratie te zien. ‘De tendens dat met name de lokale overheid – als gekozen volksvertegenwoordiging – steeds meer faciliterend wordt in plaats van directief, zal zich de komende jaren voortzetten,’ zo stelt burgemeester Breunis van de Weerd van Nunspeet. ‘Een goede ontwikkeling. Zo is de democratie bedoeld. Er is in de samenleving veel energie, creativiteit en burgerkracht aanwezig. Dat moeten we benutten.’ Deze transitie vergt echter nog wel veranderingen, vooral misschien van de overheid zelf. ‘Zijn de woorden niet te veel blijven hangen in de systeemwereld van de overheid en ziet u als inwoner die nieuwe werkwijze al terug in dagelijks handelen. Onvoldoende is mijn antwoord,’ zo stelt burgemeester Naterop van Aalburg, ‘Er is nog veel te leren door ons als overheid. Ik stel wel vast dat wij als overheid nog niet in staat zijn om de passie en bevlogenheid van 250 inwoners tot wasdom te laten komen. Dat vind ik toch schrijnend.’ De verkiezingen, waarover hieronder meer, bieden kansen om vanuit de lokale overheid meer ruimte te geven aan de samenleving. ‘Zou het niet mooi zijn als het nieuwe college of de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen naar de inwoners toe gaat om gezamenlijk aan een akkoord te werken,’ zo suggereert burgemeester De Groot van De Wolden.
Waar de participatieve democratie relatief veel aandacht krijgt van bestuurders valt het op hoe weinig aandacht er is voor directe democratie, zoals het referendum of de gekozen burgemeester. Het Continu Onderzoek Burgerparticipatie wijst nog op een relatief grote steun voor vormen van directe democratie, maar – zo stellen enkele bestuurders – het politieke draagvlak is verbrokkeld. In de directe democratie vindt een onverantwoorde versimpeling plaats, zo stelt commissaris Van Beek van Utrecht. ‘Want het is nooit dat je helemaal vóór of tegen een standpunt bent. Het venijn schuilt altijd in de mitsen en de maren. De kosten, de kleine lettertjes, de scope in ruimte en tijd.’
Ten slotte wil ik hier wijzen op de prominente rol van democratische legitimiteit van regionale samenwerking in de nieuwjaarstoespraken. Dit jaar speelt dit aspect van regionale samenwerking een grotere rol dan voorgaande jaren. Waar de nadruk de afgelopen jaren lag op de effectiviteit van samenwerkingswerkingsverbanden, lijkt nu de democratische grip hierop van groter gewicht te moeten worden. Burgemeester Jorritsma van Eindhoven vroeg: ‘Hebben we het bijvoorbeeld in de gemeenteraad ooit integraal gehad over de Brainport actie-agenda, hoe deze vervolgens positief geland is in het regeerakkoord, waarmee we het voorzieningenniveau in deze stad vorm willen geven en wat dat dan is?’
- Verkiezingen
‘Wie de democratie liefheeft, laat zijn stem nooit verloren gaan,’ is dé kernboodschap voor het komende jaar. In vrijwel alle toespraken wordt gerefereerd aan de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart, waarbij het opvallend is dat vrijwel geen enkele bestuurder ook wijst op het naderende referendum. De belangrijkste boodschap is dat mensen van hun stemrecht voor hun volksvertegenwoordiging gebruik moeten maken. Vaak wordt daarbij ook verwezen naar het honderdjarig bestaan van het algemeen kiesrecht. ‘Hoe meer mensen gaan stemmen, hoe groter de zeggingskracht van de gemeenteraad en hoe sterker het signaal dat onze lokale democratie wel tegen een stootje kan,’ zo stelt burgemeester Raven van Hellendoorn, ‘En dat komt iedereen ten goede. De gemeenteraad is geen eliteclubje dat in beslotenheid besluiten neemt; nee, de gemeenteraad is een groep mannen en vrouwen uit uw midden, die zich medeverantwoordelijk voelen voor het reilen en zeilen in onze gemeente. Ze doen dit werk niet voor zichzelf: dat doen ze voor u.’
Toch hebben commissarissen en burgemeester ook zorgen over de naderende verkiezingen. Daarbij gaat het vooral om de (dreigende) politieke versplintering in relatie tot de bestuurbaarheid van de gemeente. ‘Elke verkiezing laat weer een méér versplinterd politiek landschap zien, zo stelt burgemeester Jorritsma van Eindhoven. ‘Lokaal, landelijk, maar ook internationaal. Kiezers herkennen zich steeds minder in de gevestigde politiek en voelen zich blijkbaar niet meer thuis bij de bestaande partijen, met de versplintering tot gevolg. Is dat erg? Je kunt immers zeggen dat het ook een democratisering is van ons bestel: ieder met zijn eigen mening, een eigen partij: alle stemmen worden immers gehoord! Maar het vinden van een compromis, het formeren van een coalitie, wordt daardoor ook steeds moeilijker.’ Waarnemend commissaris Staal van Overijssel sluit zich daarbij aan: ‘Het lijkt heel democratisch, maar bedreigt wel de bestuurbaarheid van gemeenten en land.’
Ook de manier van stemmen doet bij sommige bestuurders de wenkbrauwen optrekken. Zo werd meerdere keren in de toespraken gerefereerd aan het gebruik van het rode potlood bij de verkiezingen. ‘Helaas,’ zo stelde burgemeester Ravestein van Pijnacker-Nootdorp, ‘moeten we ook deze keer weer met het rode potlood stemmen, wat natuurlijk veel extra tijd kost. Het blijft onbegrijpelijk dat het in deze tijd nog altijd niet mogelijk is om met stemmachines een eerlijke uitslag te garanderen.’
Ten slotte wijst een groot aantal bestuurders op de collegebesprekingen, die na de verkiezingen zullen volgen. Vaak wordt met een kwinkslag verwezen naar de lange formatieperiode van het huidige kabinet. Zo zegt burgemeester Nieuwenhuis van Waddinxveen: ‘De formatie in Den Haag is wat mij betreft niet persé een voorbeeld dat u na moet volgen. Korter formeren mag ook.’ Veel bestuurders geven aan dat succesvolle collegebesprekingen afhankelijk zullen zijn van de welwillende houding van de deelnemende partijen. Daarbij wordt gewezen op de noodzaak over de eigen schaduw te stappen en de maatschappelijke problemen voorop te zetten in plaats van de ideologische paradepaardjes. Interessant is dat een aantal burgemeester ook wijzen op andere manieren van collegevorming, waarbij ik hierboven al refereerde aan de vorming van een maatschappelijk akkoord.
- Openbaar bestuur
Ook dit jaar speelt openbaar bestuur een aanzienlijke rol in de toespraken van de bestuurders. ‘Goed bestuur,’ zo zegt burgemeester Bijl van Purmerend, ‘lijkt op het eerste gezicht misschien een beetje saai, maar is wezenlijk voor een democratische samenleving. Goed bestuur gaat over recht en rechtmatigheid, over ordentelijke dienstverlening en bedrijfsvoering en over een open houding naar de inwoners.’ Het thema heeft echter een minder prominente plaats dan in voorgaande jaren. Bestuurders staan er minder en minder lang bij stil. Toch is er wel een aantal interessante onderwerpen te onderscheiden.
In de eerste plaats betreft dat de vraag naar de aanpak van maatschappelijke vraagstukken. Bestuurders wijzen erop dat het noodzakelijk is de maatschappelijke opgave als uitgangspunt voor het handelen te nemen. Wie daarbij bepaalt wat deze opgave is, wil nog weleens verschillen. Vervolgens constateren bestuurders, mede in het verlengde van de Studiegroep Openbaar Bestuur, dat deze vraagstukken zich niet aan bestuurlijke grenzen houden. Daardoor is het uitsluitend om gezamenlijk deze vraagstukken op te lossen. Dat betekent samenwerking tussen overheden. Maar die samenwerking beperkt zich niet tot de overheid. ‘Al die opgaven lossen wij niet alleen op,’ zo stelt burgemeester Lonink van Terneuzen. ‘Samen kan dat wel. Als we de krachten bundelen. Tussen overheden, onderwijsinstellingen en ondernemers. In dorpen, steden en wijken. En met inwoners, kern- en wijkraden en de politiek’
Een samenwerkende overheid vergt echter een andere houding van die overheid. Commissaris van de Koning Polman van Zeeland zegt daarover: ‘Bij ons thuis vonden mijn ouders dat de twee belangrijkste cijfers op het schoolrapport van de lagere school: de beoordeling voor houding en gedrag of gedrag en vlijt. We waren thuis niet allemaal even intelligent en scoorden niet allemaal hoog voor taal en rekenen (mijn broer en zus veel beter) maar voor houding en gedrag moesten we toch allemaal wel minimaal een 7 hebben. Ik denk dat we bij de opgaven waarvoor we ons gesteld zien vaker bij onze houding en gedrag moeten stilstaan: waarom doen we de dingen zoals we ze doen, passen we hoor en wederhoor toe, geven we ruimte voor diagnose voordat we een oplossing poneren; spelen we niet op de persoon maar op de inhoud; is er echt dialoog en zorgvuldige belangenafweging en is er respect voor de verschillende verantwoordelijkheden en meningen die we hebben?’
In de tweede plaats wijzen ook in de nieuwjaarstoespraken van dit jaar bestuurders op de noodzaak op schaalvergroting. Burgemeester Jorritsma van Eindhoven – die vorig jaar ook al in het nieuws was naar aanleiding van zijn nieuwjaarstoespraak waarin hij opriep tot schaalvergroting in de Eindhovense regio – maakt een vergelijking met een eeuw geleden: ‘Onze stad bestond toen nog uit de zes dorpen die pas later samensmolten tot het bestuurlijke Eindhoven van vandaag. Vóór 1920 –
het jaar van de samensmelting – had iedereen al in de gaten dat de bestuurlijke schaal van die zes dorpen, de economische ontwikkeling niet kon bijbenen. En men bereidde zich daarop voor. Nu zijn we weer booming, als stad én als regio. Ik zag in dit deel van die tentoonstelling een analogie met Vandaag. Het gaat me niet om landjepik, maar om de kracht van de regio te bundelen om de bestuurlijke opgaven aan te kunnen voor onszelf, onze kinderen en kleinkinderen. Laten wij voor 2020 nét zo visionair zijn als onze voorgangers 100 jaar geleden’
Ten slotte wordt diverse bestuurders gewezen op het belang om rekening te houden met verschillen binnen Nederland. En die verschillen hoeven niet eens op het niveau van regio’s te zijn. Zo wijst waarnemend burgemeester Berndsen van Súdwest-Fryslân op verschillen binnen haar gemeente: ‘Een gemeente in balans. Met de helft van de inwoners in de twee grote kernen Sneek en Bolsward. De andere helft op het platteland en de andere kernen. Allemaal met hun eigen karakter en identiteit. Stavoren is geen Arum, Wommels heeft andere ideeën dan Heeg, in Sneek ligt de focus op andere zaken dan in Bolsward.’
Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.
Geef een reactie