Door de rellen tijdens de coronacrisis is de belangstelling voor grootschalig politieoptreden in ME-verband weer opgeleefd, constateert Lex Cachet. Hij bespreekt hier een rapport van Bureau Beke en de Vrije Universiteit waarin de Mobiele Eenheid in het huidige tijdsgewricht wordt onderzocht.
COVID-19 heeft op veel maatschappelijke terreinen als een katalysator voor problemen gewerkt. Natuurlijk allereerst en direct voor gezondheid en economische activiteiten. Maar op den duur ook in de sfeer van geestelijke volksgezondheid en (breder) maatschappelijk onbehagen.
De drastische coronamaatregelen van de overheid leidden tot kritiek, wantrouwen en actief verzet van sommigen. Soms kreeg dat verzet de vorm van harde confrontaties met het overheidsgezag; concreet met de politie en in het bijzonder de ME. Soms ging het daarbij niet louter om ‘corona-bezwaarden’. Ook voetbalhooligans grepen de demonstraties gretig aan om weer eens ‘lekker’ te rellen (p.70). Culminatiepunt van de confrontaties waren de heftige botsingen in verschillende steden naar aanleiding van de avondklok. Vooral de bikkelharde confrontaties op de Coolsingel in Rotterdam (19 november 2021), waarbij door politiemensen uit lijfsbehoud gericht moest worden geschoten op relschoppers, veroorzaakten een grote schok. Niet verbazingwekkend dus dat de belangstelling voor grootschalig politieoptreden in ME-verband weer is opgeleefd. Het hier besproken rapport is daar een recent voorbeeld van.
Rellen in het voetbalstadion
Voetbalgeweld in de publieke ruimte en recenter geweld bij anti-coronademonstraties en boerenprotesten trekken zo veel aandacht en leiden tot zo veel onrust omdat we decennialang vrij weinig openbare ordeproblemen gewend waren. Na de krakersrellen in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw was voetbalvandalisme een van de weinige terreinen waar zich nog structureel grootschalige botsingen tussen politie en relschoppers voordeden; enkele incidentele uitzonderingen daargelaten.
‘Is het tijd voor nieuwe en meer effectieve bewapening van de ME?’
Wel was, ook voor corona, al zichtbaar dat overmatig drank- en drugsgebruik een steeds belangrijker rol gaat spelen. Dat is een groot probleem omdat het relschoppers in hoge mate ongevoelig maakt voor de pijnprikkels, op basis waarvan de traditionele bewapening van de ME zijn effect moet hebben; denk aan klappen met de lange wapenstok. ‘Politiemensen ervaren dat de intensiteit en gerichtheid van het tegen hen gebruikte geweld in korte tijd sterk verhevigd is’ (p.14; zie ook p.71/72). Hoogste tijd dus voor nieuwe, meer effectieve, bewapening van de ME? Dit genuanceerde rapport laat echter zien dat het niet zo simpel ligt.
Beheerst geweld
Kern van het Nederlandse ME-optreden is niet geweldsuitoefening sec (hoewel dat soms natuurlijk wel gebeurt). De kern van het Nederlandse ME-optreden is al sinds lang geweldsbeheersing. Die inzet is ook hard nodig als je ernstige schade – materieel en personeel – probeert te voorkomen. Dergelijke beheersing is immers niet te verwachten van een min of meer ongeorganiseerde groep demonstranten, actievoerders of relschoppers. Dus zal die beheersing van de wel georganiseerde groep, de politie, moeten komen. Daartoe moet die politie dan wel over middelen beschikken die de eigen veiligheid waarborgen en die de ‘tegenstander’ zo min mogelijk schade berokkenen. Niet alleen uit een oogpunt van rechtsstaat en humaniteit maar ook om verdere escalatie te voorkomen is dat belangrijk. De discussie over optimale uitrusting en bewapening is dan ook even oud als de ME zelf.
‘Burgemeesters roepen na een incident vaak luidkeels dat politie zwaarder bewapend moet worden’
Op het eerste gezicht lijkt er misschien veel te zeggen voor meer inzet van moderne ‘less than lethal weapons’, als onder meer rubberkogels, traangas, pepperspray, waterwerpers (al dan niet met markerende vloeistoffen) of zelfs hard geluid of warmte (zie par. 2.2). In de praktijk blijkt het verstandig gebruik van dergelijke middelen echter met vele mitsen en maren omgeven. Ze veroorzaken ‘bij juist gebruik onder de juiste omstandigheden in beginsel geen dodelijk letsel’ (p.12). Sommigen menen zelfs ‘dat ieder wapen tot de dood kan leiden wanneer het niet op de juiste manier wordt gebruikt’ (p.35). Alle reden dus om niet lichtzinnig te kiezen voor meer of andere ‘less than lethal’ wapens. Die zorgvuldige afweging wordt in dit rapport gemaakt en valt op goede gronden voorlopig niet in het voordeel van nieuwe wapens uit. Dat is een ander geluid dan dat van burgemeesters of bewindslieden, die telkens – meteen na een ernstig incident – luidkeels roepen dat de politie (de ME) zwaarder bewapend moet worden (p.51). Hoe oppervlakkig en opportunistisch dergelijke reacties zijn, blijkt op ontluisterende wijze ook uit de bijzonder geringe animo van bestuur en landelijke politiek om aan dit onderzoek mee te werken (p.100).
Tussen effectiviteit en zorgvuldigheid
In het rapport worden de voor- en nadelen van een breed scala aan niet-dodelijke wapens geanalyseerd op basis van (inter)nationaal wetenschappelijk onderzoek, mediaberichten, een uitgebreide survey onder ME-commandanten en ruim 40 interviews met uiteenlopende stakeholders. Sommige middelen zijn al (beperkt) in gebruik; andere nog niet of ze verkeren nog in een experimenteel stadium, al is er niet erg veel innovatie (p.79). Telkens weer blijkt vooral hoe lastig de verantwoorde inzet van dergelijke middelen is.
‘Een wapenwedloop met de tegenstander maakt de problemen alleen maar groter’
Ook de voorstanders van meer of andere middelen onderkennen wel degelijk dat de inzet ervan problematisch kan zijn. Bovendien gaat het niet alleen om de middelen op zich. Juist omdat het gebruik van (andere) niet dodelijke wapens met zo veel mitsen en maren is omgeven, stelt het ook hoge eisen aan de training met (p.81) en de besluitvorming over de inzet van dergelijk wapentuig. Alleen dan blijven de risico’s, die er altijd zijn, beheersbaar en misschien acceptabel (par. 2.2 en 2.4). De afweging die telkens weer gemaakt moet worden is die tussen effectiviteit van (nieuw) wapentuig en zorgvuldigheid. Over die effectiviteit bestaan vrijwel altijd twijfels. Zorgvuldigheid vergt het zo veel mogelijk voorkomen van persoonlijk letsel – om maatschappelijk draagvlak voor ME optreden te behouden – en het voorkomen van escalatie en een onzalige ‘wapenwedloop’ met de tegenstander, wat de problemen voor de ME alleen maar groter zou maken.
Betere bestuurlijke besluitvorming
Alles afwegend trekken de auteurs hun eigen conclusies. ‘Eenvoudigweg een wapen toevoegen aan een of meer individuele groepsleden (van de ME, red.) is niet alleen zinloos maar ook riskant voor zowel agenten als burgers’ (p. 98). In plaats daarvan pleiten de auteurs voor een breed scala aan andere maatregelen. Onder meer pleiten ze voor betere doordenking van bestuurlijke besluitvorming over ME-inzet, voor meer flexibele en creatieve ME-strategieën, voor betere persoonlijke beschermingsmiddelen en bovenal voor betere opleiding en training van ME’ers. Ook pleiten ze voor betere benutting van bestaand instrumentarium als waterwerpers en traangas. Dat vergt dan wel minder bestuurlijke terughoudendheid en drastische verkorting van de nu nog lange en complexe besluitvorming over dergelijke inzet.
‘Niet de waan van de dag, maar een zorgvuldige afweging staat voorop’
Zolang er nog zo veel te verbeteren valt op al deze andere terreinen zien de onderzoekers geen aanleiding om de ME te voorzien van nieuwe geweldsmiddelen.
Al met al is dit rapport – geschreven in opdracht van de Nationale Politie – een goed voorbeeld van hoe je onder druk toch verstandig beslissingen kunt nemen. Niet de waan van de dag maar een zorgvuldige afweging staat daarbij voorop. Omdat het hier zoiets essentieels betreft als de daadwerkelijke uitoefening van het geweldsmonopolie van de overheid is dat maar goed ook. Een nuttig rapport dus. Vooral ook voor onze beslissers.
Bibliografie
Jaap Timmer, Joey Wolsink, Juno van Esseveldt, Kenny Kathmann en Henk Ferwerda, Less Than Lethal Weapons Voor de Mobiele Eenheid Onderzocht. Een onderzoek naar vraag, (nieuw)aanbod en maatschappelijke acceptatie. Bureau Beke/Vrije Universiteit: 2022. 128 blz.
Geef een reactie