De ervaring leert dat het slaan van bruggen tussen wetenschap en praktijk lang niet altijd gemakkelijk gaat. Het vergt forse investeringen, over en weer, om de juiste interfaces tussen theorie/wetenschap en praktijk/beleid te ontwikkelen. Ook in Rotterdam hebben stad en (Erasmus) Universiteit lang moeite gehad om zulke passende interfaces te ontwikkelen. Maar met de zogenaamde Kenniswerkplaatsen is daar verandering in gekomen.
Wetenschap balanceert altijd tussen distantie en betrokkenheid. Voor de sociale- en gedragswetenschappen geldt dat heel sterk. Distantie – afstand nemen tot je onderzoeksobject en tot de belangen en emoties die daar spelen – is essentieel. Wetenschap moet zich immers in vrijheid kunnen ontwikkelen.
Maar, wetenschap moet ook meer zijn dan vrijblijvende l’art pour l’art. De individuele wetenschapper moet ‘iets hebben’ met zijn onderzoeksobject: interesse, mededogen, fascinatie, verbazing. Wetenschappelijke disciplines moeten niet alleen gericht zijn op het genereren van zo betrouwbaar mogelijke kennis. Ze moeten ook zelf actief bezig zijn met de maatschappelijke bruikbaarheid van hun kennis: benutting, toepassing, valorisatie. In Rotterdam lijkt dat inmiddels redelijk goed gelukt, in de vorm van zogenaamde Kenniswerkplaatsen. Op een groot aantal terreinen – van arbeidsmarkt tot zorg – wordt zo tussen de stad en de faculteit Sociale en Gedragswetenschappen (ESSB) samengewerkt en kennisgedeeld.
Tegendraads
Maasstad aan de monitor[1] is een van de producten van de Kenniswerkplaats Leefbare Wijken. Het is een compact boekje, waarin nadere analyses worden uitgevoerd op de schat aan data die inmiddels over de stad Rotterdam beschikbaar is. De data zijn ontleend aan de tweejaarlijks verschijnende Wijkprofielen. Die Wijkprofielen zijn de meer integrale opvolger van de al lang beschikbare Veiligheidsindex en de recentere (2008) Sociale Index. De wijkprofielen zijn gebaseerd op een tweejaarlijkse enquête onder ongeveer 30.000 Rotterdammers en leveren een schat aan informatie op.
De thema’s in Maasstad aan de monitor zijn divers; van ongelijkheid en verscheidenheid tot sociale veiligheid en burgerparticipatie. De uitkomsten zijn altijd leerzaam en soms verrassend en tegendraads. Juist die tegendraadse conclusies laten zien hoe nuttig en nodig de bijdrage van de sociale wetenschappen aan de stedelijke kennisontwikkeling kan zijn.
‘De bijdragen van sociale wetenschappen aan stedelijke kennisontwikkeling zijn nuttig en nodig’
Dat er verschillen tussen maatschappelijke lagen zijn qua participatie is bijvoorbeeld allerminst verrassend. ‘Hoger’ participeert in de regel meer dan ‘lager’. Verrassend is echter wel de conclusie: ‘(d)e actieven onder de lagere groepen zetten zich met hogere regelmaat in dan de andere groepen’ (p. 71). Verrassend is evenmin de constatering dat de veiligheidsbeleving achterblijft bij de (sterk) dalende onveiligheid in Rotterdam. Opvallend is wel dat dit vooral een methodologische verklaring lijkt te hebben; een andere vorm van onderzoeken, die tot minder sociaal-wenselijke antwoorden blijkt te leiden (p. 59). Van dit kaliber constateringen – klein maar fijn én beleidsmatig relevant – zijn er in het boekje vele te vinden.
De auteurs doen ook hun best om wat ze constateren te vertalen naar lessen voor het stedelijke beleid. Bijna elk hoofdstuk wordt op die manier afgerond. Maar ook op andere manieren slaan de wetenschappelijke auteurs de brug naar hun praktisch georiënteerde publiek. Het boekje is compact, buitengewoon fraai verzorgd en leesbaar geschreven. Natuurlijk wordt in een boekje met ‘monitor’ in de titel ook gebruik gemaakt van cijfers. Maar dat leidt nergens tot overdaad. De presentatie van het cijfermateriaal is overzichtelijk. Ingewikkelde statistische hoogstandjes en vakjargon worden de lezer bespaard. Kortom: met die brug tussen wetenschap en praktijk zit het in dit boekje wel goed.
Klassieke migrantengroepen
Reden voor optimisme over de gemonitorde Maasstad is er ook. Ooit was burgemeester Opstelten zo onverstandig te melden dat Rotterdam alle verkeerde lijstjes aanvoerde. Dat lijkt nu veel minder het geval. Zelfs op een in Rotterdam dominant aanwezig thema als immigratie blijkt er reden voor optimisme. ‘Een belangrijke trend is de positieverbetering van de nakomelingen van klassieke migrantengroepen,’ (Turken en Marokkanen, LC) concluderen de auteurs (p. 48). En: ‘Steden zijn emancipatiemachines.’
Dat blijkt ook voor Rotterdam te gelden, zij het dat dat nog lang niet voor iedereen geldt. En dus blijft er voorlopig nog behoefte aan ‘een klassieke beleidsagenda gericht op het versterken van de arbeidsdeelname van bepaalde migrantengroepen.’ Maasstad aan de monitor laat zien hoe de wetenschap in dat opzicht kan helpen.
Literatuur
- [1] Godfried Engbersen, Gijs Custers, Iris Glas en Erik Snel, Maasstad aan de monitor; de andere lijstjes van Rotterdam. Kenniswerkplaats Leefbare Wijken. Erasmus Universiteit Rotterdam. Juni 2019. ISBN 978-90-75289-34-3. 76 pagina’s.
Geef een reactie