Om een netwerksamenwerking tot een succes te maken moet aan verschillende factoren, zoals vertrouwen en doelconsensus, aandacht worden besteed. Eén factor wordt echter structureel vergeten: tijd. En tijd blijkt wel degelijk invloed te hebben op het succes van een netwerksamenwerking. Hannah van Delden duikt in de samenhang tussen tijd en een netwerksamenwerking aan de hand van de Regionale Energiestrategie (RES).
Platform jOng is hét nieuwe medium dat, als verlengstuk van platform O, een brug slaat tussen de frisse blik van jongeren en de praktijk van het openbaar bestuur en de wetenschap. In samenwerking met verschillende Nederlandse onderwijsinstellingen willen we afgestudeerden, (master)studenten en young professionals (tot ongeveer 30 jaar) enthousiasmeren op het gebied van publiek management en bestuurskunde. Op platform jOng bieden we jonge auteurs een podium om te schrijven over hun vakgebied en onderzoek.
Samenwerken in netwerken. Er is geen (Nederlandse) overheid meer denkbaar zonder deze grensoverschrijdende vorm van samenwerken.[1] De laatste jaren is binnen de wetenschap[2] de aandacht gegroeid voor het succesvol functioneren van een netwerksamenwerking. Meerdere factoren zijn bepalend voor dat succes. Zo zijn onder andere de aanwezigheid van vertrouwen, doelconsensus en onderlinge contacten van groot belang. Een andere factor wordt in de literatuur[3] genoemd om haar potentiële invloed, maar wordt niet tot nauwelijks uitgediept: tijd. Hoewel het goed voorstelbaar is dat een samenwerking bijvoorbeeld onder hoge tijdsdruk anders verloopt dan een samenwerking waar tijd in overvloed is, wordt het thema in relatie tot netwerksamenwerken weinig onderzocht.
Ervaren tijd
Maar wat is tijd eigenlijk? Bij tijd denken we al snel aan een voort tikkende klok, deadlines en aan uren die verstrijken. Deze vorm van tijd beschouw ik als de absolute grootheid ‘tijd’[4]. Maar tijd is meer. Tijd kan voorbijvliegen, kent haast en wachten, of uit zich in tijdsdruk. Het gaat dan om de tijd als ervaring. Op deze vorm van tijd ga ik dieper in. Ik onderscheid drie dimensies: tempo, tijdshorizon en gelijktijdigheid[5]. Het zijn subjectieve concepten, waarbij het gaat om hoe een betrokkene de dimensie ervaart. Tempo gaat om snelheid of traagheid, maar ook om versnellen en vertragen. Tijdshorizon gaat om het richtpunt in de tijd van de samenwerking. Gelijktijdigheid gaat over het parallel (of juist niet) verlopen van tijdspaden. Zo kan er synchronisatie van tijd ontstaan. Per dimensie bespreek ik of ze effect hebben op factoren die het succes van een netwerksamenwerking beïnvloeden. Drie factoren die invloed hebben op dat succes licht ik uit: vertrouwen, doel en contacten/betrokkenheid. Deze drie factoren in samenhang met de dimensies van tijd leveren een aantal interessante inzichten op.
‘Wanneer het onderlinge vertrouwen groot is, kan er op een hoog tempo worden gewerkt’
Tempo
Om vertrouwen op te kunnen bouwen, wat belangrijk is voor een goede samenwerking, is een laag werktempo zeer wenselijk. Binnen de RES (zie kader) bleek dit essentieel in de beginfase van de samenwerking. Een betrokkene, werkzaam bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK), zegt hierover: ‘Om te verbinden en te vertrouwen moet je soms ook wel stilstaan. Je moet er de tijd voor nemen. Tijd nemen om elkaar regelmatig te zien, tijd nemen om het proces goed in te richten, om er helemaal in te komen’.
Wanneer het onderlinge vertrouwen vervolgens groot is, zorgt dat ervoor dat er op een hoog tempo gewerkt kan worden. De tijd die eerst geïnvesteerd is in het opbouwen van de vertrouwensband, kan later weer worden teruggewonnen doordat er dan snel, zonder veel onderling gedoe kan worden gewerkt. Binnen de RES wordt het tempo over het algemeen als hoog ervaren; soms als te hoog. Concessies op de kwaliteit van de samenwerking liggen op de loer door het hoge tempo.
‘Als we in 2030 de doelstelling willen halen, moeten we nu in beweging komen’
Een laag tempo is wenselijk in de beginfase van een samenwerking om doelen goed af te kunnen stemmen. Er moet tijd worden genomen om verschillende perspectieven samen te brengen om zo tot doelconsensus te kunnen komen. Maar om de doelen te kunnen behalen is binnen de RES juist bewustzijn dat het tempo nu hoog moet zijn en moet blijven: ‘Iedereen voelt ook wel dat op het moment dat je te veel tijd neemt, je aan het eind van de rit in de knoei komt. Als we in 2030 de doelstelling willen halen, moeten we nu in beweging moeten komen. Elke stap die je nu te langzaam loopt, moet je bekopen doordat je straks 3 stappen harder moet gaan lopen’; aldus de voorzitter van een van de uitvoeringstafels van het Klimaatakkoord.
Een laatste inzicht dat samenhangt met het tempo gaat over de betrokkenheid van actoren in het netwerk. Wanneer het tempo hoog is, blijkt binnen de RES het contact en de betrokkenheid tussen actoren te intensiveren (en andersom: een laag tempo zorgt voor minder contact). Een betrokkene, werkzaam bij het Nationaal Programma RES, beschrijft dit treffend: ‘Als de tijdsdruk er wat vanaf gaat, gaat iedereen het toch iets rustiger aandoen en dan zit je meer in je eigen wereldje en in je eigen bubbel’. De intensivering van het contact en de betrokkenheid blijkt binnen de RES vooral wanneer deadlines in aantocht zijn en het tempo omhooggaat.
Tijdshorizon
Wanneer actoren in een netwerk verschillende richtpunten hebben, ofwel verschillende tijdshorizonnen ervaren, zorgt dat ervoor dat het doel van de samenwerking niet eenduidig wordt geïnterpreteerd. Voor een goede samenwerking is het juist van groot belang dat doelen helder zijn, maar ook dat het moment van het bereiken van die doelen helder is. Alleen dan kan er consensus over ontstaan. Binnen de RES-samenwerking lijkt het doel helder: in 2030 moet (o.a.) 35 TWh aan duurzame energie worden opgewekt. Helderheid in formele doelen blijkt echter nog geen zekerheid te geven voor de praktijk. Betrokkenen ervaren binnen de RES namelijk heel verschillende momenten als tijdshorizon, uiteenlopend van 2021, 2025 tot 2030 en 2050. Een van de betrokkenen, werkzaam bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), beargumenteert waarom hij graag verder kijkt dan 2030: ‘We moeten die grens van 2030 niet zo hard stellen, want daarna gaat het natuurlijk ook door; de klimaatopgave gaat tot 2050. Dat besef moet nog wat breder landen merk ik’.
Gelijktijdigheid
Door het hoge tempo wordt er binnen de RES weinig tijd genomen om verschillende tijdspaden die actoren doorlopen te bespreken en samen te brengen. De korte deadlines in het RES-proces zorgen ervoor dat tijdspaden momenteel toch redelijk synchroon lopen. Ondanks dat schuren tijdspaden soms, doordat actoren op andere momenten een bepaalde actie verlangen. ‘Tijdens de kabinetsperiode konden wij nog geen besluiten nemen omdat het kabinet er niet klaar voor was. Later wilden wij wel besluiten wilden nemen, maar kwam het de gemeenteraden niet uit’, aldus een betrokkene van het ministerie van BZK.
‘Intensief contact tussen betrokkenen is nodig om processen goed op elkaar af te kunnen stemmen’
Om ervoor te zorgen dat parallelle processen wel goed samenvallen met het eigen proces, is het van groot belang deze processen goed te verbinden met het eigen proces. Gebeurt dit niet, dan is het risico dat ze de samenwerking belemmeren. Daarnaast is het koppelen van parallelle processen met het eigen proces ook een kans om het eigen proces nog beter te laten verlopen. Tot slot blijkt intensief contact tussen betrokkenen nodig om processen en tijdspaden goed af te kunnen stemmen.
Tijd als beïnvloedbare variabele
Al langer is bekend dat er met een aantal factoren rekening moet worden gehouden om een netwerksamenwerking succesvol te laten verlopen: onder andere vertrouwen, doel en contacten/betrokkenheid. Deze factoren blijken binnen de RES een (sterke) samenhang te kennen met verschillende dimensies van tijd. Deze factoren nemen een andere vorm aan of moeten anders worden geïnterpreteerd onder invloed van de dimensies van tijd. Om een netwerksamenwerking echt succesvol te laten verlopen, moeten de dimensies van tijd dus worden meegenomen. Mijn oproep: speel bewust met de verschillende dimensies van tijd. Het zijn geen absoluutheden; ze kunnen worden beïnvloed, worden bewerkt en bewust worden ingezet. Dit vraagt om keuzes: hoeveel vertrouwen willen we opbouwen, hoeveel doelconsensus willen we bereiken en welk tempo past daar dan bij? Dus: bespreek en analyseer de rol van tempo, tijdshorizon en gelijktijdigheid binnen een samenwerking. Het is de hoogste tijd om de invloed van tijd te onderkennen, niet enkel als gegeven maar als beïnvloedbare variabele.
Context van het onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd binnen de Regionale Energiestrategie (RES). De RES’en zijn gecreëerd om een deel van het Nederlandse Klimaatakkoord uit te voeren. In Nederland zijn er 30 RES-regio’s, gezamenlijk o.a. verantwoordelijk voor het opwekken van 35TWh aan duurzame energie op land in 2030. In dit onderzoek is gekeken naar het landelijke RES-netwerk, bestaande uit de koepels van de bestuurslagen: VNG, IPO, UvW, het Rijk (EZK en BZK), de netbeheerders en het Nationaal Programma RES. De RES is een complexe netwerksamenwerking en tijd speelt er een belangrijke rol, onder andere omdat de tijdsdruk hoog is. Er is een kwalitatieve casestudy uitgevoerd aan de hand van semigestructureerde interviews. Er zijn 16 gesprekken gevoerd met (zeer) relevante actoren binnen het netwerk. Vanuit alle betrokken partijen zijn personen gesproken. Daarnaast zijn er interviews gehouden met een aantal centrale personen binnen het netwerk. Alle respondenten hebben een invloedrijke positie in het netwerk. Er is gesproken met zeven programmamanagers, drie directeuren, een directeur-generaal, een wethouder, twee gedeputeerde en twee voorzitters. De data uit de gesprekken is aangevuld met documentanalyses en een observatie.
Noten
[1] Belang van netwerksamenwerken binnen de overheid wordt o.a. beschreven in het rapport: ‘Als één overheid. Slagvaardig de toekomst tegemoet!’ (Ter Haar, studiegroep IFV, 2020)
[2] O.a. besproken door Ansell & Gash (2007), Amerson & Nabatchi (2015), Newig (2017), Geuijen (2018), Sullivan et al. (2019) en Schulz et al. (2019)
[3] O.a. door Ansell en Gash (2007), Johnston et al. (2011), Provan en Lemaire (2012), Head & Alford (2013) en Klijn & Koppejan (2016)
[4] Gebaseerd op o.a. Pollitt (2008), Hermsen (2009) en Eshuis & Van Buuren (2014)
[5] Gebaseerd op o.a. Pollitt (2008), Eshuis & Van Buuren (2014) en Scherpenisse (2019)
Geef een reactie