Effectief toezicht op de politie is een belangrijk goed in onze rechtsstaat, maar het is zowel in Nederland als in België onsamenhangend en ineffectief geregeld. Dat blijkt uit het meest recente nummer van Cahiers Politiestudies, hier besproken door Lex Cachet.
Cahiers Politiestudies is en blijft het enige echte wetenschappelijke tijdschrift over de politie in het Vlaams-Nederlandse taalgebied. Niets ten nadele van andere tijdschriften op dit terrein – zoals het immer interessante Tijdschrift voor de Politie – maar Cahiers is het enige ‘refereed journal’ over politievraagstukken dat we kennen. Incidentele bijdragen over politie in het Tijdschrift voor Veiligheid daargelaten. Overigens komen in Cahiers niet uitsluitend wetenschappers aan het woord. Ook mensen uit de praktijk wordt regelmatig gevraagd een bijdrage te leveren.
Actueel en relevant
De bakermat van Cahiers ligt in België – in het bijzonder in Gent – maar de bijdragen komen bijna even vaak uit Nederland als uit België. Ook de redacties van de afzonderlijke themanummers, die vier keer per jaar verschijnen, bestaan bijna altijd uit zowel Belgen als Nederlanders. Deze bescheiden internationaal vergelijkende dimensie geeft het tijdschrift extra waarde. Het is en blijft interessant om te zien hoe onze buren – die soms heel veel op ons lijken maar soms ook sterk van ons verschillen – problemen waar we ook in Nederland mee worstelen oplossen. Omgekeerd zal hetzelfde gelden. Juist de (vaak aanzienlijke) verschillen dwingen ons om na te denken over de zin van onze eigen routines en vanzelfsprekendheden.
‘In een democratische rechtsstaat hoort er effectief toezicht te zijn op de politie’
De redactie van Cahiers heeft immer een fijne neus voor wat actueel en relevant is op het terrein van politie, politiebestel en de maatschappelijke rol en inbedding van de politie. Dat dat zo is, blijkt ook nu weer. Het 2e nummer van de jaargang 2020 heeft als thema ‘Toezicht op de Politie’.[1] Toezicht is niet alleen een breed thema, het is ook een thema waar politieorganisaties, gezagsdragers, politici en velen in de samenleving voortdurend mee worstelen. De ideale oplossing voor het zo belangrijke toezichtvraagstuk bestaat kennelijk niet. Toezicht op de politie is zo belangrijk omdat we de politie, in laatste instantie, vergaande bevoegdheden en middelen geven; zelfs het legitieme gebruik van geweld, als het niet anders kan. In een democratische rechtsstaat hoort daar effectief toezicht tegenover te staan.
In de praktijk blijkt het allesbehalve gemakkelijk vorm aan te geven aan dat toezicht. Bovendien zijn de eisen die goed toezicht stelt allesbehalve statisch. Nieuwe ontwikkelingen (technologie, bestuurlijke handhaving en sanctionering) en nieuwe eisen (bescherming persoonsgegevens, toezicht op sturing van politiewerk door algoritmen in geval van ‘predictive policing’) leiden ertoe dat effectief toezicht zichzelf voortdurend weer moet uitvinden. Hoe dat dan moet? Het komt allemaal aan de orde in dit themanummer.
Onoverzichtelijk toezicht
Noch in Nederland noch in België is het toezicht op de politie erg overzichtelijk. De term lappendeken valt voor België, maar is even zo goed toepasbaar op Nederland. Maar het zijn wel verschillende lappendekens. De Rijksrecherche die in Nederland een belangrijke rol speelt bij het onderzoeken van geweldsgebruik door de politie ontbreekt in België. Daar lijkt het Comité P. die rol te vervullen. Het Comité P – het Comité van Toezicht op de Politiediensten – is een parlementair orgaan, los van de politie en de uitvoerende macht (p. 15, 79 ev., 149 ev.)
Het Comité en haar apparaat zorgen voor een belangrijk deel van het 1e- en 2elijns toezicht. Een dergelijke vorm van direct parlementair toezicht op de politie kennen we in Nederland dan weer niet.
‘Toezicht blijkt zowel in Nederland als in België een behoorlijk onoverzichtelijke lappendeken’
Dit nummer van Cahiers blijft niet strikt beperkt tot de reguliere politie. Interessant in dat verband is de bijdrage over het bestuurlijk toezicht (in Mechelen) op de toepassing van gemeentelijke administratieve sancties, bestuursrechtelijke sancties zoals we die in Nederland ook kennen, bij ons vooral uitgedeeld door BOA’s en in coronatijd dus meer dan relevant. Het lijkt erop dat het toezicht op dit soort quasi-politie in België wel wat beter en strakker geregeld is dan in Nederland (Cools, 161 ev.). Indirect wordt dat bevestigd door een bijdrage van Block over het toezicht op particuliere recherchebureaus in Nederland. Net als in het geval van de BOA’s ligt de operationele verantwoordelijkheid daarvoor primair bij de politie. Maar de conclusie van de auteur is dat “de politie haar toezichthoudende taak eigenlijk al meer dan twee decennia verzaakt” (p.243).
Black box
Het is onvermijdelijk maar toch mis ik thema’s. Ik zou graag meer gelezen hebben over de Rijksrecherche in Nederland. Voor mij en – ik denk – vele anderen blijft dat een beetje een black box. Ook meer aandacht voor de (niet echt) onafhankelijke rol van de Inspecties Openbare Orde en Veiligheid en Justitie en Veiligheid zou welkom geweest zijn. Nu wordt er alleen terloops aan gerefereerd. Bij de behandeling van de Politiewet 2012 was die onafhankelijkheid in de Eerste Kamer – terecht – een zwaarwegend punt. Een motie om de Inspectie echt onafhankelijk te maken, haalde het toen helaas niet.
Het ligt zeker niet aan Cahiers dat ik toch wat somber gestemd ben na het lezen van dit nummer. Toezicht blijkt in beide landen een behoorlijk onoverzichtelijke lappendeken. De kloof tussen papier (wet en regelgeving) en werkelijkheid (toezicht in de praktijk) lijkt vaak aanzienlijk. En soms ontbreekt effectief toezicht helemaal. Dat geldt in Nederland in het bijzonder voor het lokale democratische toezicht op de politie. Ongeacht het bestel, zo concludeert Wiegant, staat de gemeenteraad met lege handen. Blij word je daar niet van. Ik althans niet.
Noten
[1] Elke Devroe, Joery Matthys, Tom van den Broeck & Lodewijk Gunther Moor (eds), Toezicht op de politie. Cahiers Politiestudies no. 55. Gompel & Scavina, april-mei-juni 2020.
Geef een reactie