Met Toffe jongens. 100 zestigplussers over hun jeugd schreef Emile Bode een kleurrijk, amusant werk over babyboomers. Lex Cachet bespreekt het op platform O. In de mooie anekdotes uit een schijnbaar ver verleden ontwaart Cachet een diepere betekenis.
‘Boomers’ (kort voor babyboomers), mensen geboren tussen 1945 en circa 1955/1960, hebben de laatste jaren niet echt een goede pers. Het stereotype wil dat zij te welvarend zijn – goed pensioen, een hypotheekvrij koophuis dat steeds meer waard wordt – maar vooral ook dat zij die welvaart min of meer cadeau hebben gekregen. Slapend rijk zijn geworden.
Krachtige beelden
Stereotypen zijn krachtige beelden, ook al hebben ze vaak weinig met de werkelijkheid te maken. Dat dat laatste ook voor het boomer-stereotype geldt, blijkt overduidelijk in Toffe Jongens.[1] Voormalig Telegraaf-journalist Emile Bode (1954) laat in dat boek 100 zestigplussers aan het woord over hun jeugd en dus ook over de zijne. Overigens mijdt Bode daarbij het B-woord zorgvuldig.
‘Het leven was vroeger simpel en overzichtelijk’
Als er iets is dat Bodes boek duidelijk maakt dan is het wel dat zijn generatiegenoten – een enkele uitzondering daargelaten – bepaald niet slapend rijk zijn geworden. Integendeel. De meeste geïnterviewden hebben een jeugd doorgemaakt die we nu als saai, schraal en soms ronduit armoedig zouden typeren (o.a. p. 252). Bodes boek geeft een mooi beeld hoe simpel en overzichtelijk het leven nog was toen deze zestigplussers kind waren. Dat men weinig had – bijvoorbeeld nauwelijks speelgoed – en dat er nauwelijks iets kon – geen luxe, eenvoudig eten, geen vakanties – werd overigens toen nauwelijks als een probleem ervaren. Men wist niet beter omdat vrijwel alle leeftijdgenoten die men kende in dezelfde situatie verkeerden. Relatieve deprivatie – later en tot op de dag van vandaag een belangrijke drijfveer – was daardoor niet aan de orde. Overigens was van extreme armoede, bijvoorbeeld van honger lijden, ook toen zelden of nooit sprake. De meeste gezinnen konden rondkomen, zij het met grote moeite. Die gezinnen waren vaak groot terwijl hun woonruimte in de tijd van naoorlogse woningnood vaak juist uiterst krap was.
Liefde en weemoed
Wat vooral opvalt is dat die ‘verwende boomers’ toch, bijna zonder uitzondering, met veel liefde en weemoed spreken over de simpele geneugten uit hun jeugd: buiten kunnen spelen, spelletjes of speelgoed zelf maken met simpele hulpmiddelen, kinderboeken of de Donald Duck lezen in plaats van naar een schermpje te turen en – niet te vergeten – vriendschappen sluiten die vaak een leven lang mee zijn gegaan.
‘Deze generatie maakte een enorme welvaartsgroei mee’
Bode behandelt in 20 hoofdstukken en een eindbalans zo’n beetje alle aspecten van het dagelijks leven uit die tijd. Van ‘het dagelijks brood’ tot de opkomst van de TV, de popcultuur en de pil. Van buiten spelen, speldjes verzamelen tot de ontkerkelijking. Maar ook nozems, brommers en stappen. In weerwil van het gangbare beeld – alweer! – was het bepaald geen Sodom en Gomorra.
Opvallend in dat alles zijn de enorme welvaartsgroei die deze generatie meemaakte en de enorme verandering in leefgewoonten: veel minder roken, aanzienlijk meer drinken en veel meer uit eten bijvoorbeeld (tabel p.67 en hoofdstuk 4).
Drastische veranderingen
In het relatief korte bestek van één mensenleven is onze samenleving drastisch veranderd. Die verandering is (mede) door mensen tot stand gebracht en heeft omgekeerd weer zijn effect gehad op hun levens. In die zin schuilt er wel een kern van waarheid in het boomer-stereotype. Ze hebben weliswaar veel op eigen kracht bereikt maar ze hebben ook het maatschappelijk tij van economische groei, individualisering, veranderende morele opvattingen en secularisering mee gehad. Of de maatschappelijke ontwikkelingen volgende generaties even grote kansen zullen bieden is maar zeer de vraag.[2] Overigens bleef ook de ‘boomers’ tegenslag lang niet altijd bespaard (bijv. p. 202).
‘De verschillen tussen toen en nu zijn enorm’
Bodes boek is leuk om te lezen. Een feest der herkenning voor wie, zoals ik, die tijd bewust heeft meegemaakt. Mooie anekdotes, uit wat een ver verleden lijkt te zijn. Maar daarin ligt juist de diepere betekenis van dit boek. Dat ‘verre’ verleden is inderdaad wel een tijdje geleden, maar lang niet zo ver terug als velen zouden kunnen denken bij het lezen van dit boek. Anders gezegd: dit boek is een uitstekende staalkaart van de enorme veranderingen die zich in een decennium of zes – een relatief korte periode – in Nederland hebben voltrokken.
Revolutionair of evolutionair?
De samenleving anno 2023 lijkt eigenlijk in geen enkel opzicht meer op de samenleving uit de jaren vijftig of zestig van de vorige eeuw. Het uiteindelijke resultaat van al die veranderingen zou je revolutionair kunnen noemen. Maar de veranderingen hebben zich geleidelijk, evolutionair – zij het in behoorlijk hoog tempo – voltrokken. Omdat de verandering zo geleidelijk verloopt, besef je eigenlijk pas als je terugkijkt hoe groot de verschillen tussen toen en nu zijn (zie de tabel op p. 269).
‘Van hun linkse idealen is weinig over’
Zeggen dat onze samenleving snel en ingrijpend verandert, lijkt een cliché. Een open deur. Dit boek laat echter zien dat er wel degelijk een harde kern van waarheid schuilt achter wat misschien een cliché lijkt. Het is ook een waarschuwing. Een waarschuwing dat ‘vroeger niet alles beter’ was, zoals sommigen lijken te denken. En ook een waarschuwing dat ‘terug naar toen’ – terug naar dat veronderstelde walhalla van vroeger – ondenkbaar en onmogelijk is. De geïnterviewde zestigplussers bewegen, op hun beurt, weer mee met de tijdgeest. Van hun min of meer linkse oriëntatie uit de jaren zestig en zeventig is nu weinig meer over.
Emile Bode heeft een boek geschreven dat en amusant en leerzaam is. En ook nog eens geïllustreerd met talrijke foto’s die een prachtig tijdsbeeld bieden. Wat kan je nog meer wensen?
Voetnoten
[1] Emile Bode. Toffe Jongens. 100 zestigplussers over hun jeugd. Just Publishers: 2023.
[2] Zie Robert Putnams prachtige boek Our Kids over de geringere kansen voor huidige generaties. Zie ook p. 247 in dit boek.
Geef een reactie