Sinds 1946 zoekt de overheid naar een evenwicht tussen transparantie, professionele voorlichting en het vermijden van propaganda. Die ontwikkeling leidde van voorzichtige naoorlogse adviezen tot een volwassen communicatiediscipline. Nu, met digitale technologie en AI, dringt opnieuw de vraag zich op wat goede overheidscommunicatie vraagt in een democratische samenleving.
Beeld: Publiek Denken
‘Voorlichting vanwege de Overheid geniet in het algemeen niet een goede reputatie. Voor groote deelen van het publiek heeft zij den bijsmaak der “propaganda” en daarbij denkt elk volk dat, gelijk het onze, onder Duitsche bezetting geleden heeft, in het bijzonder aan de wijze waarop de bezettende macht – zoowel van eigen als van bezet gebied uit – poogde, haar levens- en wereldbeschouwing op te dringen aan de miljoenen, die onder haar feitelijke zeggenschap waren geraakt. Beter dan de gemiddelde burger kan de vakman beoordeelen, hoe dit soort propaganda bedreven werd.’ Was getekend de Adviescommissie Overheidsbeleid inzake Voorlichting onder voorzitterschap van G.J. van Heuven Goedhart in 1946.
Het betekende een start met een voorzichtige professionalisering wat toen overheidsvoorlichting werd genoemd. Het advies – met als opvallende bijlage een bijdrage over het tulpenfeest te Holland, Michigan in Amerika, als voorbeeld van een succesvolle marketingcampagne die ook nog eens het ‘stambewustzijn’ tussen ons land en de daar wonende immigranten zou bevorderen – bevatte de nodige grondslagen (deels afkomstig uit de ervaringen in Amerika) en gedetailleerde uitwerkingen in de vorm van begrotingen en wetteksten.
Streng
Het advies Overheidsvoorlichting – uitgegeven door de Algemeene Landsdrukkerij – had een nogal betuttelend en eenzijdig op de rijksoverheid gericht karakter maar bevatte zeker structurerende, toekomstgerichte adviezen. De commissie wijst erop dat het algemeen belang, en daarmee het regeringsbeleid, nog te vaak als drogreden wordt aangevoerd om geen inlichtingen te verstrekken. Hier worden ambtenaren maar ook bestuurders streng op aangesproken. ‘Men kan niet steeds de indruk krijgen, dat de plannen tot mededeelzaamheid op een of ander punt steeds voldoende door het Kabinet als geheel werden gedragen, noch dat de waarheid voldoende werd beseft, dat een Minister, hoe gaarne hij anders mocht willen zich, in het openbaar sprekende, van zijn ambtelijken status niet losmaken kan. Nu het parlement normaal functioneert zal weliswaar het ministerieele woord bovenal in de volksvertegenwoordiging gehoord worden, doch aan de wenschelijkheid van ministerieele voorlichting recht naar het publiek zal ook in de toekomst tegemoet gekomen moeten worden.’
De contouren van het ontstaan van de Rijksvoorlichtingsdienst en in een later stadium de Wet openbaarheid van bestuur en de opvolger de Wet open overheid zijn daarmee geschetst.
Academie voor Overheidscommunicatie
De recente geschiedenis van overheidscommunicatie laat zien dat het belang, de positie en omvang ervan sinds die naoorlogse jaren waarin op elk dubbeltje moest worden gelet zijn toegenomen. De professionalisering – via onderzoek, intervisie en opleidingen – kon toenemen met als bijzonder ijkpunt het advies van de commissie-Toekomst Overheidscommunicatie onder voorzitterschap van Jacques Wallage dat in 2001 verscheen met als kern dat de rol van (actieve) communicatie voor elke fase van de beleidscyclus zou moeten worden benoemd en uitgewerkt, waardoor beleid en communicatie in samenhang tot stand komt. Met als gevolg dat de samenleving bewust wordt geïnformeerd in een fase waarbij participatie en beïnvloeding kan plaatsvinden. Voor het toenmalige kabinet was dat het sein om de opmars van informatie- en communicatietechnologie in te zetten voor meer betrokkenheid en transparantie. Menings- en oordeelsvorming voor burgers en kiezers zouden daardoor worden bevorderd. In het kielzog werd de Academie voor Overheidscommunicatie, weer een volgende stap in de professionalisering.
Volwassen. veelzijdig en onmisbaar
Die ontwikkeling heeft ertoe geleid dat het vak en de uitoefening daarvan is uitgegroeid tot een volwassen, veelzijdige, en onmisbare professie. De noodzaak voor de overheid om te communiceren blijkt dagelijks en komt voort uit de bijzondere, staatsrechtelijke, publieke positie van de overheid. In de wetgeving is die positie geborgd waardoor iedereen kan weten waar de overheid mee bezig is en wat de overheid van je weet. Openbaarheid is een recht, meer dan zomaar openheid van zaken, en de uitzonderingen hierop zijn beperkt, iets dat in 1946 ook al voorzichtig werd geopperd. Meer en meer is duidelijk kunnen worden hoe het handelen van iedereen bij de overheid begint met begrip van het onvermijdelijke contract tussen burger en overheid, waarin teleurstelling is ingebakken. Dat bleek bijvoorbeeld tijdens de coronacrisis toen de overheid vanwege gebrekkige informatie niets anders kon doen dan zelf(s) de onbetrouwbaarheid delen. Soms kan de overheid niet anders doen maar dat is wel een risico.
Dat bleek bijvoorbeeld tijdens de coronacrisis toen de overheid vanwege gebrekkige informatie niets anders kon doen dan zelf(s) de onbetrouwbaarheid delen
Nu – alweer een kwart eeuw later – zou een nieuwe commissie toekomst overheidscommunicatie aan de slag kunnen gaan nu de ongrijpbare en vaak ook nog onbegrijpelijke invloed van kunstmatige intelligentie zich doet gevoelen. In hoeverre staat de democratie op de tocht dan wel op het spel? Maar ook kan AI als instrument de overheidscommunicatie helpen versterken? AI kan in ieder geval het bereik van informatie en bronnen sneller, consistenter en op maat realiseren, aldus het recent verschenen boek Overheidscommunicatie voor professionals. Corine Hoppenbrouwers en Guido Rijnja signaleren daarin het voordeel van chatbots die 24/7 beschikbaar zijn voor automatisch gegenereerde teksten op basis van publieksvragen, tools die sentimenten analyseren in grote hoeveelheden reacties en aan het opstellen van een corporate story of een redeneerlijn in een brief aan inwoners of volksvertegenwoordiging. ‘Communicatieprofessionals kunnen hiermee efficiënter werken, beter inzicht verwerven in wat leeft onder publieksgroepen en collega’s in de organisatie ondersteunen bij het leveren van relevante, toegankelijke en begrijpelijke gegevens.’
Maar ook wordt terecht gewezen op het risico van het ontstaan van een parallelle wereld. Misleiding ligt op de loer en kan het vertrouwen tussen overheid en burger (nog meer) beschadigen. ‘Wat garandeert dat burgers het recht op informatie toekomt en in hoeverre maakt de overheid de plicht daartoe waar?’ Principiële vragen die zeker vanuit de (rijks)overheid een antwoord verlangen.
Theorie en praktijk
Het aanbevolen boek – zeker niet alleen voor professionals – laat zien hoe overheidscommunicatie dagelijks naar manieren van contact en communicatie over ‘het onmogelijke, het ondankbare en het onmisbare’ zoekt. Het biedt een interessante combinatie van theorie en praktijk die ook toekomstgericht is. ‘Werken in een democratisch context vraagt onderhoud: tegenspraak tevoorschijn luisteren, ruimte creëren voor gesprek, betekenis geven en duidelijkheden bieden over wat wel kan,’ aldus de flaptekst.
Het boek vormt eigenlijk de opmaat voor – een stevige, inhoudelijke discussie over – nut en noodzaak van een tweede commissie-Wallage. Niet alleen vanwege de technologische, digitale ontwikkelingen maar vooral vanuit het besef hoe belangrijk overheidscommunicatie voor het functioneren van alle democratische bestuurslagen in ons land (en dus zeker ook die van Europa) is of zou moeten zijn.
Corine Hoppenbrouwers & Guido Rijnja (2025): Overheidscommunicatie voor professionals. Uitgeverij Boom, Amsterdam.


Geef een reactie