Vervelen of vervuilen? Dat is de vraag. De menselijke geest spoort mensen aan om allerlei activiteiten te ondernemen. Dieren worden alleen actief wanneer het gaat om basisbehoeften, maar in overeenstemming met de piramide van Maslow kennen mensen allerlei ‘hogere’ behoeften die te maken hebben met het vermijden van een onprettig gevoel dat ontstaat bij verveling of ledigheid. Ledigheid wordt zelfs als een bron van slecht gedrag beschouwd, tenminste als je gelooft in een ‘duivels oorkussen’. Aangezien er ongeveer 8 miljard mensen op aarde leven, leidt dit tot een ongebreidelde hoeveelheid menselijke activiteit, waarbij heel wat mensen ook nog eens op zoek zijn naar extreme avonturen.
Ondanks een enorme diversiteit in culturen wordt allerlei menselijke activiteit in alle regio’s in de wereld positief gewaardeerd, terwijl inactiviteit negatief wordt bejegend. Wie niet werkt, staat in minder aanzien. Wie hard werkt krijgt, meer waardering. Wie niet met vakantie gaat, staat te boek als suf of saai. Een gemeentebestuur dat niet aan de weg timmert, deugt niet. Een manager die niet uit is op verandering zal worden vervangen. Iemand die lang in zijn bed blijft liggen (type Oblomov), krijgt een negatieve waardering. Een uitkeringstrekker die moedeloos is geworden na een frustrerende zoektocht op de arbeidsmarkt, wordt gestraft met een korting. Iemand die zijn huis niet opruimt, wordt als een probleemgeval gezien.
Geen wonder dat we moeten leven in een nogal jachtige wereld, want je kunt je er nauwelijks aan onttrekken. Daar komt nog bij dat ongeveer al het overheidsbeleid gericht is op het bevorderen van menselijke activiteit. Economische groei is het ultieme criterium bij het treffen van beleidsmaatregelen, op welk gebied dan ook. Er zijn weinig politici te vinden die er anders over denken en die weinige politici zijn alleen te vinden bij een paar kleine partijen. Je zou kunnen zeggen dat politici in hun rol zijn gekomen juist doordat ze tot het actiefste deel van de bevolking horen. Dan ligt het voor de hand dat zij allerlei economische activiteit als dusdanig belangrijk beschouwen, dat de nadelen ervan op de koop toe worden genomen.
De keerzijde hiervan is dat onze leefomgeving harde klappen krijgt die nauwelijks meer op te vangen zijn. Niet alleen economische activiteiten belasten het milieu in toenemende mate (terwijl er eigenlijk een afname zou moeten zijn) maar ook oorlogshandelingen dragen daaraan bij. Oorlogen maken enorm veel kapot zoals bijvoorbeeld de puinhopen in Gaza en Oekraïne laten zien, en het menselijke leed ten gevolge van allerlei conflicten is niet meer te overzien.
Ook die oorlogen lijken iets te maken te hebben met verveling. In regio’s waar moeilijk werk te vinden is kan een aanbod om een rol te spelen op het strijdtoneel sommige jonge mannen verleiden om daarop in te gaan, al was het maar om zich niet meer te hoeven vervelen (enigszins vergelijkbaar met jonge mannen die zich laten verleiden tot crimineel gedrag). Leiders van agressieve landen behoren ongetwijfeld tot de meest actieve of liever gezegd onrustige soort mensen, en die schrikken bepaald niet terug voor het voeren van oorlogen.
De vraag is natuurlijk hoe je dit allemaal krijgt teruggedraaid. Recente ontwikkelingen wijzen er eerder op dat niks wordt teruggedraaid. De forse economische crisis in de periode 2008-2015 heeft hoogstens een lichte hapering veroorzaakt in de allengs toenemende milieuproblemen, terwijl regeringen er alles voor over hebben om de economie weer op het oude groeitempo te brengen. Een aanvankelijk veelbelovende Arabische lente heeft geleid tot een grote chaos in diverse Arabische landen, met een groeiend aantal slachtoffers. Rusland en China lijken eerder agressiever dan minder agressief te worden.’
Terugdraaien is alleen mogelijk als je verveling op andere manieren kunt oplossen
Terugdraaien is alleen mogelijk als je verveling op andere manieren kunt oplossen. Er zijn wel ontwikkelingen waar te nemen die op dit punt enige hoop bieden. Zo zijn er heel wat mensen die in toenemende mate tijd besteden aan relatief weinig milieubelastende activiteiten, zoals: computerspelletjes, contacten via het internet, wandelen, joggen, fietsen, lezen en schrijven, tv-kijken of tuinieren. Verder hebben veel mensen tijdens de coronacrisis geleerd wat soberder te leven, waarbij ze hebben ontdekt dat daar ook plezierige kanten aan zitten. Heel wat mensen zijn gaan ‘consuminderen’, gaan minder op reis en hebben oog gekregen voor duurzame consumptie. Daarnaast zijn er ook mensen die bewust kiezen voor een rustige, prikkelarme omgeving.
Bovendien kiest een toenemend aantal mensen voor een minder ambitieuze loopbaan door minder intensief te gaan werken, een ander beroep te kiezen, selectiever te worden in het aannemen van opdrachten en dergelijke. Door automatisering kan er heel wat welvaart worden geschapen die weliswaar banen kost maar die ook bijdraagt aan een hogere kwaliteit van leven (die niet makkelijk is te meten in economische termen). En er is een toenemend aantal mensen en organisaties die streven naar een wat kalmere wereld, waarbij zij aangetekend dat ze nog niet al te veel invloed blijken uit te oefenen.
In ontwikkelde landen valt overigens op, dat er – ondanks allerlei stimuleringsmaatregelen – nauwelijks meer economische groei wordt gerealiseerd. Tegelijkertijd zijn dit landen waar de meeste mensen een goed leven kunnen leiden en zijn ze niet of nauwelijks betrokken geraakt bij grote conflicten. Door de meeste economen wordt daar gek genoeg schamper over gedaan. Europa wordt door hen vergeleken met een vermoeide oude man. Er wordt gewaarschuwd dat Europa zal worden voorbijgestreefd door landen als China, India en Brazilië.
Het is de vraag of dat ook echt zal gebeuren. Voordat die landen de kwaliteit van leven van West-Europa hebben bereikt moet er nog ongelooflijk veel gebeuren. En tegen die tijd mag je veronderstellen dat ook die landen in een min of meer stationaire economische situatie belanden (en daardoor wellicht ook vreedzamer worden). Het Japanse voorbeeld laat zien dat dit geen onwaarschijnlijk scenario is. Die landen kunnen overigens heel wat leren van westerse landen in die zin, dat ze hun economische groei beter niet kunnen realiseren ten koste van het milieu of via uitbuiting van arbeiders en dat kwalitatieve groei minstens zo belangrijk is als kwantitatieve groei.
Europa lijkt voor de meeste mensen die in minder ontwikkelde regio’s verblijven een soort paradijs. Een vergelijkbaar paradijs is ook in die regio’s mogelijk, al moet daar een lange weg voor worden afgelegd. Het afleggen van die lange weg is trouwens een probaat middel tegen verveling. Ontwikkelingshulp zou zich vooral moeten richten op landen die heil zien in het afleggen van die lange weg en die daarbij graag een zetje in de rug krijgen. Nog beter zou zijn als er een zodanige economische samenwerking komt met ontwikkelingslanden, dat er voldoende toekomstperspectief ontstaat voor hun bevolking. Daarmee kan ook worden voorkomen dat er steeds meer vluchtelingen proberen naar Europa te komen.
Ondertussen kunnen we ons in Europa gaan richten op het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving. Het begrip brede welvaart is in Europa inmiddels wel gemeengoed geworden. Kwaliteit van leven bestaat uit heel wat meer dan koopkracht. De omgeving, cultuur, aansprekend werk, natuur, omgangsvormen zijn minstens zo belangrijk. Activiteiten die de kwaliteit van de samenleving verbeteren zijn misschien wel bij uitstek het soort activiteiten waarmee verveling kan worden bestreden. Het zou goed zijn als politici hierbij het voortouw gaan nemen.
Beeld Tasayu Tasnaphun
Geef een reactie